26 augustus 1940 (maandag)

Wij waren in Soesterberg: langs de fietspaden is dit alleen via Den Dolder te bereiken; de meeste wegen zijn afgesloten. Aan ’t einde van den Postweg, vlak bij ’t pavilioen zagen wij een groep toeschouwers. Wij erheen. Tot onze verbazing was er niemand, die ’t ons belette.

Er stonden een 50 voetgangers en fietsers vlak bij de startbaan in aanleg. Over de baan reden ook burgers en een paar meisjes. Wij wilden er ook met de fiets op, maar een Hollandse opzichter ontried ons dit toch, zeggende dat die meisjes tot ’t personeel van ’t vliegveld behoorden. Wij dus weer braaf aan den kant. Plotseling komt een Duits onderofficier op ons toegereden: „Ja, is das denn hier ein Zuschauerraum? Zivilisten haben hier nichts zu tun. Alle fort”. Wij gingen gehoorzaam heen.

Vlakbij echter, op nog geen 50 M afstand, was een boerderijtje, waar men melk per glas verkocht. Wij gingen er zitten en wilden nu eens ter plaatse informeren naar de echtheid van alle in Amersfoort circulerende verhalen van de geregelde bomaanvallen der Engelsen op Soesterberg. De vrouw zei: „Wij zitten hier zeer rustig en hebben nog niets beleefd, behalve dat eenmaal, aan ’t andere eind van ’t veld, een bom op een officiers - cantine gevallen is en 11 slachtoffers heeft gemaakt. Wij begrijpen alleen niet, hoe ’t zo rustig blijft”. Op onze vraag, wat er waar was van de verhalen over overvliegende Hollandse vliegers uit Engeland, die per loud-speaker mededelingen deden over hun plannen, begon zij hartelijk te lachen. Alles was bare onzin! Dat zijn nu de verhalen van Lezer en consorten.