28 november 1940 (donderdag)

28 Nov. ’t Gymnasium is voor Duitse inkwartiering in beslag genomen; zelfs de conciërge Schoenman moest zijn huis uit. Bert Kruithof is weer naar de gevangenis getransporteerd. Johan, de bediende van Amicitia, heeft zijn huis moeten ontruimen. ’t Is te hopen voor hem, dat wij met Amicitia weer ergens een eigen onderdak krijgen.

De opbrengst der 1e winterhulpcollecte is voor Amersfoort vrij schraal f 3500,–. Roos heeft Zaterdag, 30 Nov. aan de huizen gecollecteerd. Zij had de wijk Langestraat-Zevenhuizen–Hof, dus een behoorlijke winkel- en cafébuurt. Overal netjes ontvangen en nagenoeg ieder gaf wat ... maar ... dubbeltjes en kwartjes, een enkele gulden en maar twee belangrijke giften: één van f 10,– (Kraal) en één van f 2o,– (de leerwinkel Hoek Varkensmarkt); beide N.S.B-ers. Dat tekent! Haar bus bevatte f 63,– en werd „een prachtbus” genoemd door het telcomité. Utrecht f 7000,– (zegt Mevr v D). ’t Is om te huilen. Alles tengevolge van de verdachtmakingen. ’t Hele land ruim één millioen. En daar zijn dan de reuzengiften der grote instellingen bij. Dat kan niet goed blijven gaan.

27 november 1940 (woensdag)

Sinds 27 November leven wij onder ’t Dept. v. Onderwijs, Wetenschappen en Cultuur (Secr. Gen. Prof Van Dam, een Germanist). Afgesplitst van ’t vroegere O.K. en W. is ’t Dept. van Kunsten en Voorlichting (secr. Gen. Dr. T. Goedewaagen pr. doc. gesch. Utrecht) De laatste wordt dus onze Göbbels. Zijn eerste bestuursdaad is: het particularisme uit den ether verwijderen! Er komt dus één ongescheiden uitzending. Zou Van Dam op zijn beurt het particularisme uit het onderwijs verwijderen? Dat zou consequent zijn, zij het niet in overeenstemming met de door S - Inq. herhaaldelijk gegeven belofte aan ons volkskarakter niet te willen raken. Wij zullen zien.

Maandag 24 en Zaterdag 22 zijn de voljoden uit ambtenarij en onderwijs ontslagen; in de verordening werd gezegd, dat voljoden en half of kwartjoden niet nieuwbenoemd of bevorderd mochten worden. Men is dus verder gegaan. De ontslagenen kregen, vertelt de L., hun ontslagbrief uit handen van den rector, en kregen zelfs geen gelegenheid meer in de klas terug te keren: blijkbaar heeft men manifestaties willen verhinderen. Men vertelt, dat de voorz. van den Hogen Raad zijn ontslag uit handen van S. - Inq. in ontvangst moest komen nemen. Een collega -, niet-jood, vergezelde hem, die daarna S. Inq. het ontslag en bloc van den Hogen Raad ter hand stelde. S.- Inq. schijnt ’t ontslag van den Voorzitter voorlopig te hebben teruggenomen in afwachting van ’t oordeel van Berlijn . . . .

Bij al ’t anti-semitisme van den laatsten tijd is de verontwaardiging groot: men spreekt van rechtsschennis en zegt, dat heel Nederland moest doen als de H.R. en unaniem den boel er bij neergooien. In Utrecht heeft de Prof in de Biologie, Koningsberger een vlammende protest- rede voorgelezen aan zijn studenten; daarna ’t geschrift op tafel leggend, zei hij: hier ligt ’t . Wie behoefte gevoelt de Bezetting er van kennis te geven, kan ’t meenemen. Een ovatie volgde. Toch bewandelde een ouder student den veiligen weg door Koningsb. voor te stellen ’t samen te verbranden: wat geschiedde. De hogeschool te Delft en de Universiteit te Leiden zijn door de Bezetting gesloten wegens de proteststaking der studenten. In Utrecht heeft de Senaat geen staking willen proclameren, daar men de studie der minder bemiddelde studenten niet in gevaar wilden brengen; persoonlijk zouden zij c.q. meedoen. In Utrecht zijn o.a. Ornstein en Wolf ontslagen.

Het leven wordt meer en meer vergiftigd: Kruith. vernam van Doornebal uit Leiden ’t volgende: Een student gaf een examenfuif aan huis (’t was een Leidenaar) en vroeg een Duits officier, die bij hen ingekwartierd was op den borrel. Deze nam dat aan, maar bleef ook ongenood bij het diner. Toen de laatste gast vertrokken was verklaarde hij zijn onheus gedrag: hij had onder de Hollandse gasten een Gestapo - lid herkend en was gebleven om door zijn bijzijn ’t spreken over politiek te voorkomen, waarvan de gevolgen noodlottig zouden geweest zijn. Zo moest een weldenkend Duitser de Hollanders tegen een landgenoot - verrader beschermen.

Ook vertelt Kr: de dochter van een Prof Westra in Utrecht is lid van de Gestapo. Ze eist in de tram, dat een naast haar zittende dame den inhoud van haar tasje zal tonen. Een aanwezig Hollander geeft ’t canaille een geweldigen vuistslag: zij ligt nog met een kaakfractuur in ’t gasthuis.

Men verwacht alom spoedige ineenstorting van ’t regime. In Amsterdam zou geen vlaggedoek meer te krijgen zijn: men bereidt zich voor op de bevrijdingsfeesten. Volgens hen, die een Russischen zender beluisteren moeten wij de vlaggen gereedhouden. Dat zullen zeker rode met sikkel en hamer moeten zijn ....

25 november 1940 (maandag)

Zaterdag 23 vertelde Peper, en Zondag 24 Van Loon ons, dat Bert Kruithof gevangen zat wegens aandeel in het ombrengen van Kolonel Musschert, den broer van den leider der N.S.B. tijdens de 5 oorlogsdagen.

Roos en ik stonden perplex, maar begrepen nu de karakterverandering van Kruithof de afgelopen maanden, die prikkelbaar en agressief was geworden; ook de vage en ontwijkende antwoorden van Mevr. Kruithof, als Roos naar zijn welstand informeerde. Ik vertelde Kr. Maandag, 25, dat ik alles omtrent Bert had vernomen en dat ik overtuigd was, dat hij uit plichtsgevoel had gehandeld. Hij heeft mij toen alles in details meegedeeld.

Bert behoorde tot de divisie van Kol. M. Er waren „een kruiwagen” domheden begaan. Kol. M. scheen de situatie niet meer te beheersen (hij was trouwens een labiele geest, gevolg van een hersen - tumoroperatie). Om verder onheil te voorkomen en hem tegen zichzelf en tegen de uitingen der gistende verontwaardiging te beschermen, was besloten hem in bewaring te nemen in Dord. De eerste Luit. Bert en zijn kapitein waren daarmee belast.

De kapitein ging in de kamer, waar M. zich bevond en eiste, dat hij zich ter beschikking zou stellen. M. weigerde, liep den kap. voorbij en de kamer uit, maar bevond zich voor Kr., die met getrokken revolver den aftocht belette. M. had geroepen: „Als je schieten durft, schiet dan”, tegelijk de hand aan zijn eigen revolver slaand. Bert had dit gezien als een onmiddellijke bedreiging en - - schoot hem neer.

Reeds 25 Mei begon een beweging om deze zaak op te helderen. Op 22 juni had de befaamde N.S.B.-landdag te Lunteren plaats, waarop Musschert bestraffing eiste van hen, die zich tijdens den oorlog aan N.S.B.–ers hadden vergrepen, met name van de „moordenaars” van zijn broer. Den dag daarna kreeg Bert Kr. te Best bericht zich naar Den Haag te begeven. „Daar hij echter nog even thuis moest zijn”, zei Kruithof, „was hij naar Amersfoort gekomen en daar is hij ’s avonds met een auto afgehaald”.

Bert had 6 weken in de gevangenis doorgebracht en was thans geïnterneerd in een Haags pension, samen met zijn kapitein, evenwel streng bewaakt. (Kruithof schreide toen hij mij dit alles vertelde. Men kan zich zijn gemoedstoestand indenken, en dat al zoveel maanden. Geen wonder, dat wij hem veranderd vonden)
Hij ging voort: de zaak zou reeds lang geëindigd zijn als niet juist vóór de rechtszitting de krijgsraden waren opgeheven en de zaak naar den burgerlijken rechter was verwezen, die zo met werk overladen is, dat het nog wel een poos kan duren.

De opheffing van den krijgsraad wordt in zoverre een voordeel geacht, dat men nu den auditeur–militair niet meer behoeft te vrezen, een Jood, dien men er van verdacht bij de N.S.B. in ’t gevlij te komen. Merkwaardig en geruststellend is, dat de kapitein-commissaris, die de instructie heeft geleid, geheel aan Berts zijde staat, ofschoon hij N.S.B-er is.

Kruith. deelde mij (zeer in vertrouwen) mee, dat naast ′t officiële dossier nog een tweede dossier bestaat, waarin zoveel bewijzen van onbekwaamheid en verraad opgehoopt zijn, dat ’t zeer wel mogelijk is, dat de zaak uit vrees voor ruchtbaarheid in den doofpot gestopt wordt. Voor de betrokkenen is ’t een afschuwelijke tijd van wachten.

Bert ontvangt van alle zijden bewijzen van sympathie; men voelt, dat hij zijn daad niet uit boosheid of militaire ruwheid heeft gepleegd; dat hij gemeend heeft slechts zijn plicht te doen. Hij is zelf vrij rustig en werkt aan een wetenschappelijk artikel. Toch hangt zijn leven aan een zijden draad en men vraagt zich af of Kr. wel hopen mag op een plotselinge keer door ineenstorting der D. weermacht. Dan gaat de N.S.B. er aan, maar niet, voordat zij zich bloedig zal gewroken hebben.

Kr. verzocht mij niemand over de zaak te spreken. (Hij meende, dat ik het van Ronhaar had, dien hij had moeten inlichten, omdat hij zijn hulp in Berts zaak nodig had. Ik heb hem gezegd, dat dit niet zo was. De arme kerel zet alle hefbomen aan om Bert te helpen!). Hij (Kr.) vreest, dat als ’t overal in Amersfoort doordringt, „men Bert er later op zal aankijken”. Ja, ik zal zwijgen als ’t graf; maar wie kan dat nu nog keren, nu twee belangrijke mensen mij dit in 2 opeenvolgende dagen, onafhankelijk van elkaar, vertelden?

Zondag 24 Nov: Ik heb, voor de 2e maal in 3 weken, surveillance voor den Luchtbeschermingsdienst en moet van 7 - 9 toezien op de verduistering der woningen. Wij (een jonge timmerman en ik) moesten 3 maal waarschuwen.

In de Van Campenstraat liet een open deurruitje vol licht doorstralen. In de gang kwam een man zonder vest in wit overhemd op mijn kloppen toelopen en zei, dat de zaak in orde was: hij was alleen maar even op de W.C. geweest; dat scheen daar dus een noodzakelijke maatregel!

Een winkelier aan de Leusderweg, hoek Sumatrastraat, vond bij nader inzien toch ook, dat ’t bij hem met de illuminatie wel wat minder kon en zou subiet ingrijpen.

Onze 3e maatregel gold de villa van Ramselaar, waar volgens hardnekkige geruchten Christiansen de hoogste officier van ’t Nederl. bezettingsleger zou huizen. In ieder geval woont er een Duits generaal. Daar blaakte in vollen gloed een groot halfrond bovenlicht van een tuindeur, een geval van 3 à 4 m². Toen begon ons Hollands bloed te koken. Konden die kerels zich nu alles permitteren! „Dat nooit! zei Van Speyck” en wij er op af.

Op mijn schellen verscheen een jong, nogal mondain vrouwspersoon in witte blouse en blauwe pantalon en verder – met pregnante make-up. Ik vertelde haar, in ’t Hollands, dat zij voor afdoende verduistering te zorgen had. Zij zei „Bitte!” Toen zei ik haar in krachtig Duits, dat haar achterste op onbehoorlijke wijze licht uitstraalde en dat zo iets niet te pas kwam: wij hadden al Hollanders voor heel wat minder beboet. Op haar roepen kwam een soldaat van de Flak, een oppasser vermoedelijk, toelopen. Zij zouden mee gaan kijken. Ik toonde hun ’t geval en wees hun op ’t onbehoorlijke. De soldaat beweerde, dat de Hollandse Arbeidsdienst die Schlamperei had aangericht. Ik ken dien dienst niet, maar zei, dat ’t mij volmaakt om ’t even was, wie ’t onvoldoende werk had geleverd, als zij er nu maar voor zorgden, dat ’t in orde kwam. ’t Zou gebeuren.

Zo ver zijn we al gekomen, dat we er trots op zijn ook eens een Duitse dienstmeid en een soldaat te kunnen aanblaffen, en dat ’t je voldoening geeft te merken, dat je den juisten toon te pakken hebt. We leren bij. Met wellust waadde ik door den goed aangelegden rozentuin en deed de struiken kraken. Jammer, dat ’t toch ook Hollandse rozenstruiken waren, al waren zij dan in Duitsen dienst overgegaan.

Zo gaat ′t : wonderlijk is ’t hart des mensen. Je verstand zegt, dat je berusten moet, omdat ’t niet anders kan en omdat D. zo moet handelen, maar je hartstocht doet je met genot hun tuin ruïneren. Dan voel je je op 57 jaar een kwajongen en geniet dat je ’t even mag zijn.

23 november 1940 (zaterdag)

23 Nov. Mevr. Van Doorn-Stienstra vertelt mij van een massa-ontslag der Joden bij post en giro. Ik geloofde haar niet, maar ditmaal was ’t geen canard. Ook professoren als Ornstein en Wolff .... Ik moet nu helaas toegeven, dat men de verordening te buiten gaat: die sprak slechts van stopzetting der promoties en verbod van aanstelling.

Omtrent den persoon van Van Rossum verluidt, dat hij leraar is aan een Chr. gymnasium te Zwolle; er wordt bijgevoegd, dat hij twee collega’s wegens anti-Duitse gevoelens in hechtenis heeft gebracht: dezen zouden hun afkeuring (door heengaan) hebben getoond van een toespraak van den (Directeur) rector tot de leerlingen naar aanleiding van klachten door ’t bezettingsleger over Duitsch- unfreundliche houding der leerlingen! Werk is er wel voor hem: men zegt, dat in Maastricht een Lyceum gesloten is; in Zeist is de gymn. leraar van het Chr. Lyceum gearresteerd, omdat hij protesteerde toen Duitse militairen tijdens zijn les het sportterrein betraden om dit voor legergebruik op te eisen.
Werk is er wel voor hem: men zegt, dat in Maastricht een Lyceum gesloten is; in Zeist is de gymn. leraar van het Chr. Lyceum gearresteerd, omdat hij protesteerde toen Duitse militairen tijdens zijn les het sportterrein betraden om dit voor legergebruik op te eisen.

22 november 1940 (vrijdag)

22 November. Vanmorgen ’t bericht, dat Mr P. v Rossum is benoemd om orde en tucht in de scholen te verbeteren en ’t onderwijs te sturen in voor Nederland gewenste richting. Aan school ontvangen met ... hoopvolle gevoelens. Men ziet er een begin in van aanpakken. Mocht ’t zo wezen. Zeker is ’t dat den Heer Van Rossum spoedig zal blijken, dat hij er met halve maatregelen niet komt. Er zal geweldig gebroken en gebouwd moeten worden. De geest onder de jeugd is oproerig en wraakzuchtig. Zij zijn met louter negatieve gevoelens tot barstens vol.

Ik waarschuwde vanavond op de Unie-Vergadering toch voorzichtig te zijn, ook al met ’t oog op een feestje, dat men 30 November aan de colporteurs denkt aan te bieden. Ik las ’t volgende vers voor, dat den geest typeert:

Grote schoonmaak in Nederland

A . . A . . . A .
Nu gaat het naar de da –
De dagen der revanche;
Nu krijgen wij ons kansje
A . A - A

De schoonmaak komt, hoera!

C - C - C
Jij rotte N.S.B.,
Jij wordt in een paar dagen
Compleet knock - out geslagen
C. - C. - C

Wij knokken allen mee!

I . I - I.
Wij snijden je aan rie –
Aan riemen en aan moten,
Die Judas - soortgenoten
I - I. . I.

Verraders - compagnie

O. - O. - O.
Hier helpt geen Va of Vo.
De Mof gaat weg en boontje
Die komt nu om zijn loontje.
O. - O - O.

En jij krijgt niks cadeau.

U. - U - U.
Nu zal ′t niet lang meer du-
Meer duren, dat de lijken
Aan de lantarens prijken.
U. U - U.

Wij wachten ’t seintje : „Nu”!

Oei - Oei - Oei
Weg met dien stinkboel foei!
Naar den verbrandingsoven
Met luid - „Oranje Boven!”
Oei - Oei - Oei

En wij zijn uit de knoei!

Er waren er die afschrift vroegen, wat ik geweigerd heb: mijn doel was alleen weer te geven welke gevoelens onder de jeugd leefden en de Unie - mensen tot voorzichtigheid aan te manen. De staaltjes, die ik er dien avond over hoorde, waren trouwens bar genoeg.

’t Is overigens onbegrijpelijk met hoeveel kalmte of - liever met hoeveel verzekerd enthousiasme men spreekt over den ommekeer, die onvermijdelijk komen moet, en wel zeer binnenkort en over wraakoefening.

Men weet van grote hoeveelheden verborgen wapens; men spreekt over straatgevechten of ’t een pleiziertje was. ’t Is krankzinnig; ik heb nooit geweten dat vergrijsde mensen zo hopeloos onnozel konden zijn. En over wat er gebeuren moet, indien de Duitse legers zouden ineenstorten, heeft nog niemand een ogenblik gedacht. Dat wij een gemakkelijke prooi van het bolsjewisme worden zouden, komt blijkbaar bij niemand op.

Men verwacht de Engelsen binnenkort in .... Soesterberg: Men vertelt dat de sabotage onder de Duitsers reusachtige afmetingen heeft aangenomen. Onlangs zouden Duitse militairen in Soesterberg 50 tankwaggons benzine hebben laten leeglopen. Al zulke dingen vertelt men met grote stelligheid verder. De verhouding tussen Duitsers en Italianen moet zo slecht zijn, dat aan de Brenner een 5 - dubbele versperring van prikkeldraad staat. Ik laat dezen stortvloed maar over mij heen gaan. Wie kan dat allemaal weerleggen?

Op de vergadering weer uiteenzetting van het program: „Ditmaal: „de organische ordening der arbeidsgemeenschap zonder klasse-tegenstellingen”, behandeld door Harting, een arbeider. Er ontspon zich een lange verwarde discussie, waaruit tenslotte niets te voorschijn kwam. Ik heb voorgesteld de propagandisten zelf schriftelijk hun moeilijkheden te laten mededelen, dan konden wij wellicht een klein vademecum opstellen. Dit zal nu gebeuren. Ik heb echter ′t gevoel, dat de avondbijeenkomsten spoedig zullen verlopen. De nutteloosheid is te blijkbaar.

18 november 1940 (maandag)

Maandag 18 November. Roos heeft op ’t stadhuis vergaderd over Winterhulp. Veel heren, 4 dames; velen weggebleven uit wantrouwen: men strooit ijverig en met succes ’t praatje rond, dat de opbrengst toch naar Duitsland gaat. De Burgemeester bezwoer de vergadering toch niet te geloven, dat er ook maar een cent het land zou uitgaan: hij had met den burgemeester van Rotterdam op de burgermeestersvergadering die zaak besproken, die even positief tegen die verdachtmaking was opgetreden.

Na afloop spraken Roos en Mevr. V d Burg met den Burgemeester en zijn vrouw verder: de Burgem. zei, dat hij iedereen bezweren moest de zaak tot een succes te maken. Twee millioen moest er minstens komen. Mislukte de collecte, dan kon ’t gevolg zijn, dat Zeisz-Inquart Nederland verlaten zou – en dan zou de N.S.B. vrij spel hebben. Zo zitten wij er voor. Van Loon vertelde dat binnenkort gemeenteraden en Provinciale Staten zouden worden opgeheven.

16 november 1940 (zaterdag)

Donderdag 14 Nov. tijdens de vergadering in de Wapenroem een ontzettende slag, die ’t gebouw deed schudden: dit zou een neergestorte Duitse machine geweest zijn, die met haar bommenlast op de spoorlijn bij Bilthoven was neergekomen en was ontploft. ’t Verkeer is inderdaad een paar dagen over Hilversum naar Utrecht geleid.

Vrijdagnacht geweldige ontploffingen en afweergeschut. Bommen in de Ternatestraat, huizen licht beschadigd; een onontplofte tijdbom was oorzaak, dat een paar straten moesten evacueren.

Zaterdagavond 16 November (de Ronhaars waren bij ons) ontzettende ontploffingen en geweldig afweervuur op Soesterberg. Fantastisch effect van ’t lichtspoorgeschut, dat guirlandes van zeker 20 stuks rode vuurballen de lucht inzond. Een hoek van den hemel was met vuurballen bezaaid. Ook hing er een felle lichtkogel.

Van ’t effect van dit alles verneemt men niets.

10 november 1940 (zondag)

Zondag 10 November was er défilé voor Mussert op den Dam van 8 à 10.000. ’t Moet zijn dat Seysz-Inquart’s geduld is uitgeput en hij, ’t gehannes der Unie moede, meer ’t gezicht gaat wenden naar den N.S.B. ’t Is jammer, maar ’t is zijn schuld niet. Onze politieke partijen, die alle reëel streven naar een uitweg lam leggen, zij dragen de schuld. Maar zeg dat niet tegen de Anglophielen. Voor hen is S-I. een huichelaar en volgt hij dezelfde politiek als in Oostenrijk. Als ’t daar werkelijk zo gegaan is, kan ik hem geen ongelijk geven. Maar van ’t standpunt van een niet door Duitser-haat verblind Nederlander is ′t wel treurig, dat S-I. in arren moede met de groep - Musschert in zee moet gaan.

9 november 1940 (zaterdag)

Het wantrouwen tegen de Duitse berichten gaat zover, dat men niet gelooft aan de ontzettende aardbeving 9 Nov., die Roemenië heeft geteisterd: dat zijn Engelse vliegers vanuit Egypte geweest.

Romantisch zijn de verzinsels, die de ronde doen van stoutmoedige Engelsen en Hollandse spionnen, die contact met Engeland bewerken, jongemannen in Nederland met vliegtuigen en duikboten afhalen (in Hoevelaken is een geregelde nachtdienst; de rijksweg is startbaan; de boeren spreiden witte lakens op hun erven als richtpunten.

In Rotterdam duiken op de Maas tussen de lichters duikboten op die passagiers afzetten en opnemen! Er zijn geregelde postbestellingen, die brieven, alleen van nummers voorzien door heel Nederland bezorgen).

Op de Barchmann - Wuytierslaan waren enige weken 4 „Duitse” officieren ingekwartierd. Plotseling waren ze verdwenen; denzelfden dag ontvingen de kwartiergevers een bloemstuk met een vriendelijk dank-woord in ’t Engels! Die afhaaldienst schijnt echter buitengewoon geheimzinnig te werken.

Een officier van den opbouwdienst, dien ik zeer goed ken (Leo van Loon), zegt: als die bestond, zouden 3 mij bekende gewezen Nederl. officieren zeker niet vergeefs maandenlang pogingen moeten doen om naar Engeland te ontsnappen. Maar ja, ’t geloof van deze Anglomanen is niet te schokken.

Hoe meer Duitsland zijn doel nadert, hoe meer vertrouwen zij krijgen. Dat Roemenië de Duitse zijde heeft gekozen, is van geen betekenis. Dat Italië Griekenland binnenrukt vinden zij fijn: die bluffers zullen daar een toontje lager leren zingen, en dan zal men de kracht van As naar waarde kunnen schatten!

In Nederland gaat het den verkeerden kant. De Unie ontwikkelt geen kracht bij gebrek van een positief program. De N.S.B. en de Verdinaso zijn samengesmolten tot een groep, die wat gaat betekenen. Zij mogen in groepen beneden 100 man in uniform op straat demonstreren.

1 november 1940 (vrijdag)

Vrijdag 1 November zitten wij ’s namiddags in Amicitia bij ons wekelijks partijtje bridge als 4 officieren en de Heer Feuerstein binnenkomen; zij lopen door naar de foyer; de Secretaris De Vries wordt geroepen en na 5 minuten komt hij ons mededelen dat geheel Amicitia, annex schouwburg en kegelbanen door de Wehrmacht in beslag genomen is; slechts met moeite had hij kunnen bewerken, dat een abonnementsconcert van den Kunstkring op Zondag 3 N. nog kon doorgaan.

Grote verslagenheid, gesmoorde vloeken, berusting. Men zal in de Wapenroem een onderdak zoeken. De brave Johan (de bediende) is bleek en heeft tranen in de ogen. ’t Is Amicitia alleen niet! Grote villa’s moeten door de bewoners met spoed worden ontruimd: Dr Diddens, Mr Tydeman enz. In ’t huis van Mevr Ramselaar zou Christiansen - zelf (de bevelhebber in Nederland) komen.

Er schijnen grote veranderingen op til; men zegt: de SS gaat hier weg en wordt vervangen door de Wehrmacht. Men zegt: in de grote kazerne komen 1.500 vliegers. Het huis naast ons wordt fijn opgeknapt en luxueus als bureau ingericht.

Men zegt echter nog veel meer: Op 15 November breekt de catastrofe los over ’t Duitse leger; dan zullen SS en Wehrmacht op elkaar aanvallen. De gehate S.S. zal worden bijgestaan door de NSB, die haar tot rugdekking dient. Wij Nederlanders zullen aanvankelijk naast de Wehrmacht staan. Er bestaat een geheime Nederlandse organisatie, R. deel mee dat hij in een paar uur 7 bataljons in de Grebbelinie bijeen kan hebben ... In heel ’t land in een paar dagen 100.000 man. Helaas zonder wapens. Maar .. de Wehrmacht, die den oorlog hartgrondig moede is biedt een karabijn met 10 patronen aan voor f 3.50! ....

De Duitsers zijn thans bezig de Grebbe- en IJssellinies „om te keren”. Zeiss-Inquart „zit al in Zwolle!” Al deze nonsens wordt grif geloofd en oververteld – niet door pubers, maar door volwassen, gestudeerde mensen! Ronhaar, Kruithof en Lezer zweren daarbij; ook Deelen, Dekhuizen enz.