29 december 1940 (zondag)

28 en 29 December. Gerard is over uit Rotterdam. Even te voren had Corrie uit R/d getelefoneerd, dat Dr Stiegler bericht van G’s benoeming tot schoolopziener in R/dam (insp Starkenbrugh) had ontvangen. Gerard blij; ofschoon hij in salaris achteruitgaat geeft de nieuwe loonbelasting hun zo’n ontheffing ( hij betaalt nog f 1,46 p.m!) dat hij ’t accepteren kan. Hij vertelde mij ook van zijn onderhoud met Pr Van Dam en den Departements - Duitser Linnenweber, die veel belang stelde in kweekscholen. Gerard zei, dat hij daarvoor bij mij moest zijn, waarop L. zei, dat hij zich met mij in verbinding zou stellen.

Kon ik maar iets voor de opleiding doen! Graag stel ik mij ter beschikking; als ik daaraan mocht meewerken, zou ik ’t gevoel hebben, de mooiste daad van mijn leven te doen. Wat zou ik met zelfvoldoening breken en bouwen.

Gerard vertelde, dat L. hoofd is van een zeer grote school in Hannover(?). Hij had grote bewondering voor ’t vele mooie en fijne, dat hij hier in Nederland had leren kennen en prees vooral den beschaafden geest en de prachtige organisatie; evenwel kon Holland op speciaal onderwijsgebied van een 80-millioenen volk veel leren. Ik ben het geheel met hem eens.

G. vertelde van de grote troepenverplaatsingen vóór 14 dagen en hoe een Duits officier van zijn kennis, die afscheid kwam nemen, bij stukjes en beetjes losliet, dat het via Bonn, Stuttgart en Innspruck verder ging ..... Waarheen zei hij niet, maar wij weten nu dat ’t hulptroepen voor Italië waren. ’t Gaat daar in Cyrenaika en Albanie met den dag beroerder.

G. vertelde ook bijzonderheden over ’t bombardement en de inneming van Rotterdam. Dinsdag 14 Mei na de overgave waren Burg. Oud met de Wethouders en een paar raadsleden ontboden op de Kommandantur op de Statenlaan voor de eerste besprekingen. Buiten trokken Duitse troepen voorbij. Uit een raam van een huis in de buurt valt een schot. Onmiddellijk beschieten de D. alle ramen in de straat met mitrailleurs. Plotseling zakt in de vergaderzaal een Duits generaal, Sponeck, in elkaar en is dood: getroffen door een kogel. De Duitsers in de zaal commanderen: handen op! en Oud en zijn mensen worden tegen de wand geplaatst. Een wethouder heeft de tegenwoordigheid van geest een onderzoek te eisen naar den aard van den dodelijken kogel. Dit wordt toegestaan: het lijk wordt voor autopsie naar een ziekenhuis vervoerd. Twee uur later komt ’t bericht: een verdwaalde Duitse kogel! 65 Al dien tijd hadden de Hollanders met de handen omhoog tegen den muur gestaan. Oud was een oude man geworden. Een paar weken geleden had de storm het Maaswater over ’t puinenveld gedreven, zelfs tot over de Hoogstraat. Toen ’t water viel bleven de kelders vol staan en vormen ze in ’t donker een groot gevaar. De mensen zijn al bij tientallen verdronken. Men is thans bezig de kelders leeg te pompen, ook worden de plateeltegels uitgebikt die daar in ongelooflijken overvloed voorhanden zijn en vaak grote artistieke waarde hebben; er zijn prachtige tableau’s bij. Voor museumstukken is de massa te groot. Zij zullen nu aan de nieuwe bouwers voor een zacht prijsje verkocht worden met de verplichting ze in de nieuwe gebouwen in te metselen. De nachten zijn tegenwoordig hels donker. Wij kwamen laatst over elven ’s avonds van de P.J. Troelstralaan; men zag werkelijk „geen hand voor ogen”, ook niet toen wij een poos buiten waren. Zonder zaklantaarn waren wij misschien niet thuis geraakt. De dynamo - lantaarns („spreeuw” zeggen de Van Loontjes) zijn op den duur ’t meest betrouwbaar: nu en dan een flits om den trottoirband te onderscheiden en men houdt wel de richting. In gewone nachten met wat sterrenlicht orienteert men zich gemakkelijk en zijn de witgeverfde stoepranden en hekken van groot nut. Ik ga ’s avonds tussen 66 11 en 12 altijd even uit met Kootje aan de lijn. Dat beest heeft nachtogen als een kat: hij ziet alles, waar ik alleen diepe duisternis zie. Soms schiet hij uit naar een kat, die ik niet in de gaten had. Zo heeft hij mij eens tegen de stoep van de apotheek getrokken: een zware val en 3 weken een zere knie. Een Duits officier, die mij hoorde kreunen, kwam mij hulp bieden. Hulpvaardige en correcte mensen van hoog tot laag. Ik ben geregeld tussen 11 en 12 op straat. Dan sluiten de café ’s en haasten de Duitsers zich naar de kazernes. Nooit ongeregeldheden, nooit luidruchtigheid. De praatjes over molest en aanrandingen zijn allang verstomd. Tienduizenden jonge mannen in een vreemd land, met de macht van bezetters, verkeren rustig en correct tussen de burgerij, die voor een groot deel met haatgevoelens vervuld is; zo iets is buitengewoon. Zou men dat van Fransen en Engelsen mogen verwachten, na wat de Fransen in Zeeuws Vlaanderen hebben vertoond? Geruchten en praatjes houden aan. Toch minder frequent en fantastisch dan vroeger. Er is althans een spoor van een verstandiger instelling bij enkelen. Natuurlijk niet bij typen als Mevr. V.D. Die blijft in stijl. Haar laatste: De sabotage in ’t D. leger neemt toe; men verkoopt nu benzine aan de burgers tegen schwindelpreisen. De legerleiding staat machteloos. Een schip in een der rivieren (Betuwe) is 67 leegverkocht. Men kleurt nu de benzine paars met aniline en neemt peilingen bij de Hollandse burgerauto’s; men kan niemand betrappen want de zaak wordt met norit ontkleurd, gezeefd .. en er kraait geen haan na!

28 december 1940 (zaterdag)

28 December. Reeds vroeg in den morgen wordt een „doorgeef-brief” bij ons in de bus gestoken, blijkbaar van iemand die zich aan mijn collecte-werk geërgerd heeft. Daarin wordt mij op grond van een citaat uit Volk en Vaderl. van enigen tijd geleden duidelijk gemaakt, dat ik meegeholpen heb aan ’t verschaffen van een extraatje aan verdienstelijke maar behoeftige N.S.B.-ers!

Van andere zijde vernam ik, dat van de f 3800,- die bij de vorige collecte W.H. door Amersfoort waren opgebracht, f 700,– aan Amersfoorters ten goede gekomen waren. Ik moet Venings eens vragen of dat zo is en of de begunstigden voornamelijk N.S.B.-ers waren. Ik geloof er niets van. Wie de leugens uitdenkt is niet na te gaan; maar dat zo’n campagne verlammend werkt op mensen van goeden wil is een feit. Wordt zo’n leugen ontmaskerd of door de feiten gelogenstraft: never mind! men doet of zijn neus bloedt. De leugen heeft haar werk gedaan en den volgenden dag vliegen er al weer nieuwe rond.

Van alle „voorspellingen” van oproer in Duitsland is nog niets bewaarheid. Alle „data” gaan rustig voorbij. Nu echter zal ’t komen: 17 Januari! Dan zal ’t schrikkelijk zijn! Volgens Kr. is ’t in Roemenië hommeles. De petroleumvelden branden; - Sabotage! In den bedoelden „doorgeef-brief” (dien ik niet doorgeven zal) komt een citaat uit Fichte’ s Reden an der Deutschen Nation” voor, waarin hij het Duitse volk bezweert zich waardig tegenover den bezetter te gedragen en hem als herinnering een edel voorbeeld van Duitse waardigheid mee naar huis te geven. Dat is ongetwijfeld een edel woord en men kan wel zeggen, dat ’t Nederlandse volk in zijn geheel zich zo gedraagt, al zijn er onder de volksmeisjes elementen, die de waardigheid te grabbel gooien. Dat zo’n gedrag scherp veroordeeld wordt is duidelijk.

Fel is de haat tegen vaderlandloze elementen. Enige dagen geleden stond op de IJsclub aan de Rubensstraat een SS–man aan den kant toe te kijken. Hij was de enige militair onder de vele aanwezigen. Ik meende, dat ’t een Duitser was. Plotseling begonnen troepen jongelui, schaatsen-rijders, naar hem op te dringen tot een drom van misschien wel 70. Daaruit steeg een ohoe–geloei op, bestemd voor den S.S.–er. Ik vernam, dat ’t geen Duitser was maar een Amersfoorter, voorheen HBS–er, die in D voor de S.S. was opgeleid, een zekere Jonker. Deze had de onbeschaamdheid zijn vroegere schoolmakkers in uniform te komen tarten. Hij had nog ’t succes, dat ’t IJsclub-bestuur moest ingrijpen met ’t dreigement de baan te sluiten. Deze Jonker zou, volgens Schutte de zoon kunnen zijn van een adjudant-onderofficier uit de West, die ontslagen was uit den dienst wegens fraude. Den volgenden dag was hij er weer, maar nu stonden enige Duitse soldaten en een paar onderofficieren aan den kant, terwijl hij met een kennis in burger den korten kant van de baan heen en weer wandelde. Er deden zich geen incidenten meer voor. Eén enkele Duitser was op ’t ijs. Hij reed schitterend – maar had geen bekijks: waar hij kwam, een gapende leegte.

27 december 1940 (vrijdag)

27 December. Vanmorgen van 10½-12 gecollecteerd voor de Winterhulp. Mijn standplaats was vóór de Witte, dus een der beste. Evenwel een pover resultaat: f 8,75. Ik heb mijn best gedaan; zo actief mogelijk ieder aangemaand; maar koelheid en ergernis op de meeste gezichten. Natuurlijk gaven tal van kennissen, die mij niet met goed fatsoen konden voorbijschieten. Een onderwijzeres-oudleerling offerde f 1,00. Merkwaardig was, dat van de talrijke joden (’t was marktdag) geen enkele iets gaf (Vollenhove uitgezonderd, maar die gaf als kennis); die kenden ’t consigne.

In ’t algemeen gaven de eenvoudigen en argelozen. Een jongen van een jaar of 12 offerde blijmoedig 2 ct, dankbaar dat ik ze wou aannemen. Prof. Nolst – Trenité, wien ik tweemaal de bus voorhield, passeerde met een ironischen glimlach. Overste Blom evenzo. Neen, ’t was niet hartsterkend.

24 december 1940 (dinsdag)

Kerstavond. Al eenige dagen vriest het fel. De ijsbanen zijn geopend. Ik heb 2 middagen aan de Rubensstraat gereden. Men spreekt al van tochten. Die ijspret daargelaten is de naaste toekomst somber. De kachel verslindt kolen, de voorraad slinkt zienderogen en nu doen geruchten de ronde, dat er voor Maart geen aanvulling zal zijn!

Er worden veel paarden gerequireerd en overal worden auto’s in beslag genomen, naar men beweert als ruilobjecten voor Rusland en Zweden. Men zegt ook, dat weer binnenschepen gerequireerd worden om zeer binnenkort een landingspoging in Engeland te wagen: de fiasco’s van Italië zouden nieuwe successen dringend eisen!

19 december 1940 (donderdag)

19 december. Den 17en zouden de geweldige dingen gebeuren; men wist te vertellen: in verband met ’t aflopen van ’t verdrag met Rusland op dien datum. Er is echter niets gebeurd, behalve dan dat op de Lichtenberg inderdaad de S.S. is vervangen door de Wehrmacht. De sensatie-verhalen van deze „vlucht”, waarbij de zwaarste zieken overhaast werden getransporteerd „naar Arnhem” zullen wel make-up zijn.

De cavalerie-kazerne is gedeeltelijk ontruimd. ’t Gerucht verspreidt zich, dat Hitler weer een aanvalspoging met binnenschepen op Engeland wil wagen. ’t Is hier steeds zo: hoe minder er gebeurt, hoe fantastischer de geruchten worden.

In de lucht is ’t merkwaardig stil: ’t weer is mistig en koud; de ijsvorming op de vleugels houdt de vliegtuigen binnen. Maar de duikbotenoorlog gaat voort en de verliezen der Engelse handelsvloot stijgen. Engeland soebat Amerika om steun; maar Amerika wil geen goud meer en Engeland put zijn Am. waarden en zijn Am. credieten uit. Engeland betaalt al met oude Schotse whisky.

Evenwel ook hier wordt alles krap. Duitsland heeft alles in ’t groot weggekocht en als men de militairen met pakjes ziet slepen voor Kerstcadeau’s, dan staat men niet verbaasd, dat vele dingen gaan ontbreken. Deze week was er geen vers vlees; thans is er van den weeromstuit geen boterhamvlees meer te krijgen. De brandstoffen minderen en de voorraad voor de verschenen bons blijft uit: wij kunnen met de grootste zuinigheid nog tot eind Januari voort. Tabak en sigaren zijn er nog in beperkte hoeveelheden en - – als men een oude klant is. De winkeliers beweren met grote stelligheid, dat in Februari geen kruimel tabak meer aanwezig zal zijn.

De N.S.B. boekt fiasco op fiasco: geen Nederlander wil met haar samenwerken. Mevr Reekers (soc – dem.) vertelde mij dat Van Woudenberg, NSB-voorzitter (of – „leider”) van de N.V.V. onlangs te Utrecht een rede zou houden voor den transportarbeidersbond, waar men hem met gejuich ontving en door bleef juichen, zodat hij geen woord kon zeggen en - - onverrichter zake zijn biezen moest pakken.

Mengelberg zou in A/dam een concert geven voor „Vreugde en Arbeid”. Hij stond voor een uitverkochte, maar absoluut lege zaal. Men had alle plaatsen (à f 0,25 p.st) opgekocht, vóór één N.S.B.-er een kans kreeg, bleef weg en liet M. in zijn hemd staan. Dezelfde grap zouden wij hier binnenkort in De Valk beleven. Men zegt , dat S. Inq. gaat inzien, dat hij met de N.S.B. als lokvinken niet opschiet en dat weldra de Rappardt-partij aan bod zal komen; de verscherpte houding tegen de Joden zou dit doen vermoeden. Ik heb daarvan niets gemerkt.

Klaas Rozendaal is in Praag. Hij schrijft objectieve brieven; hij zegt o.m: Al zijn hier mensen als overal en lang niet allen 100% Nationaal-socialist, het vertrouwen in den Führer is onwrikbaar.

Bij mij op school is ’t rustig. Ik heb op last van Den Haag thans ook aan de leerlingen ’t dragen van insignes moeten verbieden. Ik ben blij, dat ’t zover is: moeilijkheden zijn er hier wel niet geweest, maar zoiets blijft toch mogelijk. Vooral de Afd. B bevat felle en luide critici. Ze blijven echter, voor zover constateerbaar, binnen de perken, nadat ik een enkele apart genomen heb. De verwijdering der insignes had zonder morren plaats: kwekelingen zijn goddank rustige, verstandige jongelui.

Wij leven weer eens midden in de geruchten. Thans zal de Kerstdag voor de Duitsers in de Heimat de dag van den algemenen opstand zijn! Men gelooft alles: waarom ook dit niet? Ongelooflijk is ook de nonsens, waarmee men de Winterhulp wil benadelen: Piek is een ongure bankdefraudant en verdient aan de Winterhulp f 15.000 p.j. Kr. vertelt mij, dat een betrouwbaar man hem meedeelde, dat twee van zijn kennissen een betrekking bij de W.H. hadden aangeboden gekregen á f 5000. pj + een auto. ’t Drukwerk voor de W.H. wordt in Duitsland gedrukt, de speldjes daar gefabriceerd, zelfs de collectebussen uit D. afkomstig. Dit laatste is een leugen, wat Roos, die gecollecteerd heeft, direct kon weerleggen. Maar de pietluttigste nonsens kan dienen en wordt geloofd. Op 27 Dec. a.s. moet ik collecteren vóór de Witte.

Er schijnen felle straatgevechten voor te komen: zo in Veenendaal op 14 Dec. Een ploeg NSB uit Apeldoorn in uniform die gekomen was om te colporteren en straatpropaganda te maken trad uitdagend op, hield zich niet aan de colportage - regeling der politie en raakte slaags met een aantal Unie-mannen. Er ontstond een tumult, waaraan volgens ooggetuigen 1500 personen betrokken waren. De politie trad op en deelde ongemakkelijke klappen met de blanke wapens uit. De weg naar Apeldoorn werd afgezet met barricades en de N.S.B-ers konden alleen via Rhenen ontsnappen. Men vreest voor herhalingen want de Ederveners, berucht als messenvechters.

16 december 1940 (maandag)

16 Dec. Ik loop luchtbeschermingsdienst van 9½-11½ (3 waarschuwingen wegens onvoldoend verduisteren). Roos komt van de competitie-bridgeavond en vertelt: „Groot nieuws”. Rusland mobiliseert tegen Duitsland om D. te verhinderen de Italianen in Griekenland te helpen. Zwitserland zou ook mobiliseren.” Zou dat ’t begin van ’t einde zijn? Als Duitsland ineenvalt hebben we hier binnen een paar dagen hongerrevolutie en bolsjewisme. Zou Ford gelijk krijgen? Er zouden geweldige troepenverplaatsingen geschieden. Ik heb niets gemerkt, maar Roos heeft ’s nachts veel auto-verkeer gehoord.

14 december 1940 (zaterdag)

14 Dec. Versfelt is jarig. Men vertelt daar dat grote gebeurtenissen op til zijn. Freule Van Hardenbroek zegt, dat de S.S. uit de Lichtenberg weggaat, maar dat de Wehrmacht bezig is zich er te installeren.

5 december 1940 (donderdag)

5. December. Er schijnt vannacht geweldig gevlogen te zijn; wij hebben er doorheengeslapen. Vanmorgen vernam Roos, dat een Duitse bommenwerper op de villa van Baron von Wrangel is neergestort. Roos vernam van Mevr Versfelt dat zij ’s nachts ontwaakten door een geweldigen slag. Plotseling was alles licht. ’t Was 2 u. De villa van V Wr brandde als een fakkel. De vliegeniers allen om ’t leven gekomen. De oude heer V Wr. lag te bed, zag ’t plafond naar beneden komen en de aangrenzende kamer in brand. ’t Gelukte hem zich in pijama te redden. Een dienstbode zonk met haar bed door ’t plafond en kwam in de hall terecht; dat was haar redding. Van zulke dingen vermelden de kranten niets. Waarom doet men dit niet? Nu ontstaat de mening, dat dit onophoudelijk en overal gebeurt, wat toch moeilijk waar kan zijn. Zo schrijft G.K. dat Eindhoven het nacht op nacht moet ontgelden. Kruithof bevestigt dit. Deze vertelt ook, dat het in Aken en Visé zo ontzettend moet zijn. Wie zal ’t waar maken?

De Duitsers naast ons hoor of zie je niet. Om 7 uur staan zij op. Geen nachtelijke thuiskomsten meer. Precies een ordelijk burgermansgezin. Een doodenkele maal zie je een soldaat iets halen of brengen. De oude juffr. Schuiler bracht meer leven in de bierbrouwerij. De soldaten lopen met hun zakken vol papieren guldens en rijksdaalders. Zij kunnen er weinig mee aanvangen: meer dan 10 M. in geld mogen zij niet naar D. meenemen; alleen waren. Men ziet ze dan ook voortdurend kopen; maar dat heeft toch ook zijn grenzen. Onlangs vertoonde er een in een winkel een dik pakje zilverbons met de opmerking: „Schade, dasz man es nur versaufen kann”. Er zal wel veel gedronken worden maar uitspattingen ziet men niet. ’t Dansen zal weer worden toegelaten; waarschijnlijk om eens te peilen, hoe ver de verbroedering al gegroeid is. Ik vrees, dat ’t een kwijnend plantje zal zijn. Zij worden niet populair, daar helpt geen redeneren tegen. Maar kan ’t ook anders? Zij hebben hun ideaal, dat moeilijk dat der Nederlanders kan worden. Zij komen niets te kort – Nederland voelt den hongersnood voor de deur. Men voelt hen hoogstens als een lastige en drukkende tegenwoordigheid, maar de meesten voelen het – anders en veel feller.

Ik sprak Van Wijngaarden en vroeg hem (voormalig op den voorgrond tredend S.D.A.P-er) wat de Nederlandse arbeider dacht van de jongste maatregelen: kindertoelage voor arb. en „boerenland in boerenhand”. Hij was overtuigd, dat allen daar dankbaar voor zouden zijn. Men voelde ’t mooie in dit regiem; men vreesde echter de onderdrukking der persoonlijkheid. Ik vergeleek den nieuw zich vormenden toestand met de sfeer in ’t Katholicisme, waar men bij een gemeenschappelijk ideaal toch wel fellen meningenstrijd had. Hij meende ook, dat de jeugd van tegenwoordig gemakkelijker dat ideaal aanvaarden zou en dat onze taak was voor een geleidelijken overgang te zorgen. De sfeer in onze Unievergaderingen leek hem ook niet best. Van „heemkunde” bleek hij geen klap te begrijpen.