16 juni 1941 (maandag)

Bij Peper. Jan wordt 65. Hij vertelt. Een mijnheer S. geeft in een Chr. School een middenstandscursus. Een van zijn jongens schrijft na de „vlucht” van Hess iets op een bank, wetende, dat dit zal gelezen worden door Duitsers, die ook van dat lokaal gebruik maken. Een paar dagen later heeft de groep van S. weer les. Er komt een Duitser met 10 manschappen binnen. De dames en een paar toevallig aanwezige oudere bestuursleden moeten zich verwijderen. Daarna worden de overigen afgeranseld! (Strafmaatregel; eigenmachtig, zonder vorm van proces).
Van Rossum, de vredestichter, schijnt er uit „gegooid” te zijn.

Rost van Tonningen schijnt ook te zullen verdwijnen, evenals Piek.

Lineke vertelt, dat een Berlijns Duits officier, bij hen ingekwartierd, vertelt, dat wie Berlijn na den oorlog wil zien, minstens 4 jaar na de vredessluiting moet wachten. Dat klinkt weer anders, dan ’t verhaal van den neef van Toos Visscher.

In Berlijn zit een Hollander in de bioscoop. Er verschijnt een portret van Hitler; algemeen geloei. Licht op. Een van de Gestapo op ’t toneel; waarschuwt, dat bij herhaling de zaal zal ontruimd worden. Weer donker: Hitlers beeld verschijnt weer. Nieuw geloei, nog sterker. De zaal wordt ontruimd. De Hollander wordt scherp ondervraagd en hem wordt aangezegd, dat hij den volgenden dag uit Duitsl. moet vertrekken. Dit geschiedt onder onophoudelijke controle. Later vindt hij een briefje, gestoken tussen zijn valies: „Wir wollen Frieden”.

’s Avonds de Polakken; zij worden gematigder. Ook doen wij ons best geen controversen uit te lokken. Roos vertelde den mop van de schoenverkoopsorganisatie; Greet – het vervolgstuk. Zeer geestig. Er zijn er nu maar weinigen meer, die geloven, dat de oorlog dit jaar afloopt. Dat zijn zij die menen, dat de eindstrijd in Engeland moet gestreden worden en menen, dat Hitler gauw zal moeten varen, vóór Duitsl. ineenstort.

Voor hen is ieder succes der Duitse wapenen, dat niet op Engeland direct gericht is, een afleidingsmanoeuvre om het Duitse volk met een schijnsucces te paaien, maar tevens een verzwakking door uitrekking van ’t front en vastleggen van waardevolle troepen in nauwelijks te bezetten en te bedwingen gebieden. „Zie je, Engeland moet winnen, want Eng. kan altijd achteruit en dwingt Duitsland vooruit te gaan – en dat laatste zal spoedig boven zijn kracht blijken.”

En men verkneukelt zich maar weer in de Engelse overwinningen op de opstandelingen in Irak en op de vorderingen, die men tegen de Vichy-Fransen in Syrië maakt. (’t Zijn hier weer de Australiërs, die het spits moeten afbijten). Nog steeds blijft men bij zijn naïeve voorstelling van een spoedig en glansrijk herstel van Nederland, ingeval Engeland wint.

Men weet te vertellen, op grond van „De Stenen spreken”, of van Bellamy of van astrologische peilingen, dat wij het geluk op aarde snel naderen. Wij zijn thans in de afbraak-periode; Hitler is de grote sloper. Maar in ’43 begint de opbouw, - en wel, van Nederland uit! Nederland krijgt een zelfgenoegzaam economisch stelsel; daarbij sluit „de rest van de wereld” zich geleidelijk aan en in ’48 is de wereld geheel gewonnen voor Bellamy.

De Polakken vinden dat nog zo gek niet! Merkwaardig, twee gestudeerden, doctoren in de medicijnen! Zij zijn in dat opzicht kinderen en ik kan mij daar niet genoeg over verbazen. Ik ben in ’t geheel geen econoom en van financiën weet ik op 58-jarigen leeftijd nog niet veel meer, dan dat ’t moeilijk is in dezen tijd met f 35.- zakgeld per maand toe te komen. Maar ik kan toch wel zien, dat de toekomst van Nederland, bij een Engelse overwinning met herstel van de goud- of ook de dollarwaarde, hopeloos is.

Afgezien nog van de onmiddellijke ineenstorting van ’t Duitse regiem en de communistische chaos, die daar ontstaat, aannemende dat een ijzeren militair regiem in Nederland het communisme de baas zou blijven (wat met de aanstormende Rode Golf uit Rusland, Duitsland en Frankrijk tegelijk onmogelijk geacht moet worden, daar men op ’t verzwakte en op lijfsbehoud bedachte Engeland niet rekenen kan: die zullen ’t met Stalin wel op een accoordje gooien!), afgezien daarvan dus, zal Nederland moeten trachten a. grondstoffen en machines te krijgen; b den tijd, tot die renderen, te overbruggen en zoeken naar middelen om 8 mill. mensen te eten te geven.

De middelen daartoe zijn: 1° het naar Engeland en Amerika geredde goud der Nederl. Bank. Maar wat zal daarvan over zijn, nadat daarvan de bewapening van Indië is gefinancierd, onze vloot gedurende den oorlog in gevechtstoestand heeft verkeerd en de geëmigreerde Nederl. regering met haar ontzaglijken aanhang is gevoed? 2° onze opeisbare credieten in Amerika, Engeland en Indië; dat zijn dus de achterstallige dividendsuitkeringen aan Nederlandse particulieren. Wat zullen deze betekenen voor de Nederl. schatkist? Niets, want zij zullen er niet komen.

Welke Nederl. kapitalist zal zoveel vaderlandsliefde bezitten, dat hij zijn kostelijk dollarbezit hierheen zal laten komen om ’t als goederenruilvaluta door den Ned. Staat in beslag genomen te zien? en Nederl. „waarde”papieren in ruil te ontvangen? En dat bij een tot (naar men zegt) 3½ gedepreciëerden gulden-koers? Zal men integendeel geen scherpe dictatoriale maatregelen moeten treffen om onmiddellijk na de vredessluiting een massale kapitaalvlucht te voorkomen?

Dat zullen de mooie vaderlandslievende tiraden, waarmee nu de „tot beter ontwaakten” elkaar de oren vol zingen, niet beletten. Zij denken geheel als volgens een Duitse witz Churchill denkt: Na den oorlog moet alles weer worden als vroeger, maar dan heel anders.” Ja-wel, ik ken onze brave Nederlanders; de wekelijkse vergaderingen van ’t Senioren-Convent zijn in dat opzicht zéér leerzaam. Fischböck is daar geenzins populair! Of men die voor de hand liggende consequenties niet zien kan, niet zien wil of niet durft uiten, weet ik niet.

Jan Peper is ’t in ieder geval geheel met mij eens en de vorige week verschenen een paar financiële opstellen in ’t Handelsblad, die ik hier bijvoeg en die dezelfde inzichten weergeven. Peper zegt: men populariseert dat niet, anders gaat de weerstandskracht verloren. ’t Is mogelijk; een paedagogisch-politieke reden dus. Maar de massa der betere middenstanders, die zich graag tot de intellectuelen rekent, de mensen dus, waarmee wij hier in Amersfoort omgaan, schijnt dan toch uit zichzelf heel moeilijk boven ’t sprookje uit te komen (F zie verder).

De lectuur van Mavors heeft mij doen zien, dat Sjoerd Rond gelijk heeft, en dat onze terugtocht uit de Grebbelinie allesbehalve het tactische meesterstuk is geweest, waarvoor men het heeft willen doen doorgaan, een opvatting, waarin welwillende Duitse beoordelaars ons, met het oog op ´t behoud onzer krijgsmanseer, wel hebben willen sterken! ’t Is een ordeloze vlucht geweest, een paniek haast, waarvan de D. geen gebruik hebben willen maken om bloedbaden aan te richten.

Hoeveel halfheid, onbekwaamheid, maar ook hoeveel lafheid en gemis aan verantwoordelijkheids-besef komen hier tussen de regels door tot uiting. Persoonlijke moed plaatselijk en episodisch genoeg, en dan bij minderen en subalterne officieren. Maar hersens? Wat men vele maanden had kunnen voorbereiden, was niet eens af! En hoe heeft zich onze schrielheid gewroken! De burger had uit de krant vernomen van proefnemingen en aanschaffingen, en was gerust. Toen ’t er op aan kwam, was er van die schone zaken niets, of wanneer er soms iets was, kon men er niet mee omgaan.

Wat Wim Hagens mij even na die capitulatie had verteld, was het beeld van heel ons leger. En wat baat dan de strijdlust en de offerbereidheid van een hoop brave jongens! Die wilden wel – maar wat konden ze anders dan zich laten doodschieten? Dat er „maar” 3000 gesneuvelden en 7000 gewonden zijn, danken wij geheel aan de superieure tactiek en de menselijkheid der Duitsers.

Er zal nog wel eens grote, zeer officiële daverende „geschiedenis der 5 dagen” geschreven worden; daar zijn de woordenrijkdom, de gemechaniseerde bombastvaardigheid en de schrijflust onzer hoofdofficieren-in-ruste voldoende borg voor. Dat boekdeel zal misschien wel gebonden zijn in oranje en prijken met het portret onzer Koningin in goud en met de wapens van Nederland, Nassau en Lippe-Biesterfeldt. Dat zal de waarheid bevatten voor ’t nageslacht met vele portretten van hoge militairen – kort om, ’t zal schallen en daveren!

Maar de echte onverbloemde waarheid, althans voor zover zij onder Duitse bezetting toelaatbaar is en geen der thans, helaas, heilige huisjes beroert (dat deel der waarheid mist men er in!), die waarheid vindt men in de dagboek-uittreksels van jonge reserve-officieren in Mavors Mei 40 - Mei 41! Ik kan ieder Nederlander deze lectuur aanbevelen.

(F Ofschoon met veel smaak de mop wordt voortverteld van de teleurstelling van Rost van Tonningen, die meende Directeur-Pres. der Ned. Bank te worden en per saldo „papier”fabrikant bleek te zijn, vragen maar weinigen zich in ernst af, welken invloed ’t product van dien papiermolen op den stand van den gulden zal hebben, als die eenmaal weer voor ’t goudfront komt).

Van der Stadt, de kapper vertelde, dat alle officieren, onderofficieren en manschappen, die hier als Opbouwers bij de luchtbescherming werk hadden gevonden, op den eis zich bij de N.S.B. aan te sluiten, ontslag hebben genomen.

Ook vertelde hij staaltjes van bruut optreden der D. weermacht: een jongen, die op straat stond te praten en niet voor een passerend militair op zij ging, werden de tanden uit geslagen.

In de Wieringermeer hadden een paar honderd jodenjongens bij de boeren gedaan gekregen. Dezen liepen nu in Amsterdam werkloos rond. Asscher, de middelaar der joden, vroeg werk voor hen. Hij kwam met een lijst; men nam die aan, hield hem een geruime poos aan de praat, en stelde hem toen de lijst weer ter hand: de jongens hadden al werk! Zij waren in dien korten tijd opgepakt en op transport gesteld naar een concentratie–kamp. (zo vertelt V.d. Stad)

Anton Kruithof kwam gisteren per fiets uit Utrecht tussen een groep arbeiders uit de Gero-fabr. Tegenover de Zwaan bij den smid de gewone opstopping van tankende auto’s en motoren met belemmering van het fietspad. Eén der arbeiders maakt een ontevreden opmerking. Terstond 2 Duitsers in een auto den man na. „Mitt”!” Meegepakt in de auto.

Vanavond vergadering v/h Bestuur der Volksuniversiteit aan huis bij Dr Miedema. De cursussen van den afgelopen winter zijn alle goed geslaagd, ondanks de moeilijke omstandigheden. Wij zullen dezen winter op denzelfden bescheiden voet voortgaan. ’t Nieuwe program is samengesteld; het onderwerp „rassenkunde” lag nog niet in de lijn. Welk folklore en prehistorie. – Ter Pelkwijk, burgemeester van (Leiden) Utrecht, die een groepportret van ’t Koninklijk huis in zijn burgemeesterskamer had hangen, kreeg daar een opmerking over van den prov. Commissaris Müller: de prins mocht er niet op. Ter P. heeft er een papier overgeplakt met de woorden: tijdelijk afwezig.

In Barneveld heeft men ’t standbeeld van Jan van Schaffelaar een bordpapier om den hals gehangen met ’t opschrift: de enige inwoner van Barneveld, die niet naar de Eng. radio luistert. – . De Boerhaave-kliniek in Amsterdam zou vol liggen met meisjes, die een Duitsen baby verwachten: de kliniek heet thans de Baarhoeve. – Er zijn (volgens Dr Leopold) ook Hollandse Ehrenbräüte. Deze verdienen f 100.– voor één avond dienst. In Utrecht natuurlijk.

Ik vroeg hem, of er in Amersfoort ook zo’n etablissement was. „Neen, nooit van gehoord”. Ik zei hem, die verhalen meer te hebben gehoord, o.a. van Soest, maar bij navraag aan serieuze mensen uit Soest bleek zoiets niet te bestaan. Ik vrees nu, dat Leopold mij ook niet voor 100% houdt.

Volgens Mebius en Leopold staat in Moskou de revolutie voor de deur: de rode legers weigeren de concessies goed te keuren, die Stalin aan Hitler dezer dagen heeft gedaan. Nu gaat „het” gebeuren!

Leopold vertelde, dat ook de H.B.S. op haar nieuw program blijft wachten; dat rassenkunde er zeer waarschijnlijk op zal voorkomen (voor rekening van den bioloog) en ... dat Prof. Van Dam, de Secretaris Generaal wankel staat of weg wil. Ik zou dat erg jammer vinden, want Van Dam was goed. Hij heeft in ’t afgelopen jaar voortreffelijke dingen gedaan. En wat zou men terug krijgen?!

15 juni 1941 (zondag)

Lezer vertelt, dat een nichtje uit Haarlem, die voor een familiefeest over was, (75e verjaardag van Mevr. Hakkelberg) meedeelde, dat alle scholen in Haarlem vacantie hadden tot 15 Juli en bezet waren door troepen. In Noordwijk en andere Noordzeeplaatsen zijn op stel en sprong alle villa’s aan zee in beslag genomen (de mensen moesten alles achterlaten) en bezet door troepen. Er zijn overal zware kustbatterijen aangevoerd.

Lezer vermoedt: om den weg langs de kust voor convooien tussen Rotterdam en Hamburg vrij te houden. – Zijn zoon, die tot nu toe werkzaam is geweest bij de afwikkeling der zaken van ons voormalige leger, krijgt met 1 Juli gedaan. Hij zegt ook: Onze voormalige generale staf is bezig de geschiedenis van onzen 5–daagsen oorlog te schrijven: de blunders moeten gedekt worden!

Engeland geeft toe, dat Duitsland aan Rusland faciliteiten heeft afgedreigd, die de Engelse blokkade geheel vruchteloos maken. Duitsland heeft inderdaad troepen geconcentreerd tegen de Russische grenzen.

De procureur-generaal van het gerechtshof in Den Haag heeft bij een geforceerd hoger beroep tegen de vrijspraak van een Rotterdamsen politie-agent die bij een overbrenging van gevangen NSB-ers (beschuldigd van schieten op Nederl. Militairen) één van hen doodschoot, een oratio pro domo gehouden, die moet gezien worden in het licht van wat Kruithof meedeelde in verband met ’t uitstel der behandeling van de zaak van Bert. Als onze rechterlijke macht daardoor beïnvloed zou worden, zag ’t er voor Bert slecht uit. Gelukkig, dat dat dossier contra Musschert en de daden der NSB. bestaat!

De oude Lezer zegt, dat hij ’t leven moe is. Gisteren lazen wij in ’t Handelsblad een advertentie van een familie Gezon in Gouda vermeldende den dood van een grootmoeder, vader en moeder. Zelfmoord? Peper meent: bomaanval v. d. Engelsen.

14 juni 1941 (zaterdag)

Gerard Mulder, die voor zaken in Amsterdam is geweest, vernam van een joden-zakenkennis, dat als straf voor een bomaanslag de vorige week, die men aan de joden toeschrijft, van 50 joden ´t (kapitaal) vermogen in beslag is genomen, terwijl 300 jonge joden (ook Hollandse) naar de zinkmijnen zijn gestuurd (waar?)

Hans Fritsche sprak vanavond in de Presse und Rundfunkschau over de Engelse haatpropaganda. Hij zei, dat men een wereldbeschouwing het best kan beoordelen naar hen, die er door worden afgestoten; de refugié’s in Engeland zijn daarvan het beste voorbeeld. Onder hen onderscheidt zich Prins Bernhard. Deze heeft den laster verbreid, dat duitse onderzeeboten na de torpedering van een Engels schip opduiken en de overlevende schipbreukelingen met mitrailleurvuur vernietigen.

Fritsche noemde deze laster te gemener, daar deze Lump (!) zijn eigen vroegere landgenoten en wapenbroeders bezwalkt. – Dit is een van de weinige malen, dat het Oranjehuis door de Duitsers wordt aangevallen, en de eerste maal, dat Fritsche dat doet. Prins Bernhard heeft voor hen afgedaan!

13 juni 1941 (vrijdag)

Kruithof vertelt mij, dat de behandeling van de zaak van Bert weer is uitgesteld. Er wordt verteld dat Van Genechten van oordeel is, dat de straffen in den laatsten tijd te mild zijn. Onze rechterlijke macht laat zich echter door hem niet gezeggen. Dat moet nu eerst in ’t reine komen; vandaar de opschorting.

Kolonel Schutte vertelde vanmiddag op de bridgeclub, dat de vrouw van Piek f 50.000 aan prijzen uit de Winterhulp-loterij heeft getrokken. Dat zou de oorzaak zijn van de arrestatie van Piek.

Ook vertelt hij, dat in Berlijn warenhuizen zijn geopend alleen van in Nederland gestolen goederen. Göring zou daarin de voornaamste geïnteresseerde zijn. (De leugens kunnen zo grof niet zijn of zij vinden verbreiding.)

Hij vertelt, dat een nog rookbare sigaar binnenkort 18 ct zal kosten. Daar kan hij gelijk in hebben. Cognac van goede (niet fijne) kwaliteit kost f 9.00 de fles.

12 juni 1941 (donderdag)

Vanmorgen vertellen De Leeuw en Van der Klein, dat de handenarbeidleraar Bernard IJzerdraat tegelijk met de groep van 20 provocateurs en saboteurs van Rotterdam en Amsterdam is gefusilleerd. Van Mej van Emden hoor ik, dat hij spionnagediensten voor Engeland verrichtte. Door zijn toedoen zou nog een Amsterdams leraar 3. maanden gevangenisstraf gekregen hebben, omdat een kaartje van dien leraar aan Minister Bolkestein in den jas van IJzerdraat zou zijn gevonden.

Bernard IJzerdraat - een wonderlijke snijboon, die een heroïsch einde heeft gevonden. Artist, bohemien, raisonneur; geen jood, ondanks zijn naam, maar met veel joodse eigenschappen: fantast, illusionist, plannenmaker en .. steriel in al wat degelijk was. Hij solliciteerde bij mij voor een betrekking als leraar in Handenarbeid; 3 uur heeft hij mij allergezelligst over zijn artistieke en moderne denkbeelden onderhouden. Eén briefje van Collega Reitsma uit Rotterdam was voldoende om den man ten voeten uit te tekenen: een incoherent, een man zonder plichtsgevoel; volkomen onbruikbaar. Ik zal Reitsma steeds dankbaar blijven.

Gisteren begonnen met de lectuur van ’t Nederl. Officierenmaandblad „Mavors” over de maanden sinds 10 Mei ’40. Verhalen van moed en doodsverachting naast naïeve bekentenissen van stunteligheid en bittere klachten over gebrekkige organisatie, onvoldoende bewapening en voorbereiding en ’t ontbreken van daadwerkelijken steun onzer z.g.n. geallieerden.

’t Doet vreemd aan daartussen een aanklacht te vinden aan de lafheid van den Burgemeester van Den Bosch, die „zijn” stad „overgaf” aan een Duitsen luitenant met 4 soldaten, die gekomen waren om ’t postkantoor te bezetten. Ja, wat had Burg. van Lanschot anders moeten doen, dan zich beschikbaar stellen en medewerking verlenen, hij, burgerlijk hoofd ener onverdedigde stad waar geen Nederl. macht aanwezig was! Die Burgemeester kende zijn ambtenaarsinstructie voor die gevallen en gedroeg zich er naar. Maar de lectuur van Mavors doet soms denken aan schooljongens-opstellen over episoden uit den 80-jarigen oorlog.

Er is intussen fel gevochten - ook in Braband; de lectuur van Mavors, al krijgt men alleen detailbeschrijvingen en fragmentarische relazen, werkt ten slotte toch verhelderend.

De Leeuw vertelde, dat na de vlucht van Hess alle raambiljetten der N.S.B. verdwenen waren. De angst was ontzettend. Met Hess kan men in Engeland niets aanvangen. Churchill schijnt gezegd te hebben, dat hij over „dien man” niet meer zal spreken.

Uit Duitsland komt de volgende witz: Heilkräuter–zum einnehmen: Heilsalbe–zum einreiben; Heil Hitler–zum kotzen! Dat zou een bewijs zijn, hoe men ’t regiem daar verfoeit. Ik moet de waarheid getrouw zeggen, dat men aan de Duitsers hier ’t tegendeel kan opmerken.

Er vallen in den laatsten tijd weer veel en zware straffen wegens verspreiding van pamfletten en foto’s, belediging van Wehrmacht en officiële personen, luisteren naar verboden uitzendingen. Rechter Joppich in Den Haag heeft ’t druk.

De regeringsmaatregelen tot het inschakelen van werkloze jonge onderwijzers sorteren een ongekend effect. Vanmiddag belde de Burgemeester van Scherpenzeel mij op: of er niet reeds een pasgeslaagde was, die direct kon invallen voor een onderwijzeres aan een zijner scholen, die een attaque had gekregen. Ik moest hem tot geduld manen: pas over 3 dagen zijn de eerste van dit jaar „uit het ei”. Zo iets is in lange jaren niet gebeurd. Dat kwam 40 jaar geleden nog wel voor, maar nadien moesten de jonge mensen steeds langer solliciteren.

Ik ben zo brutaal den nieuwen toestand toe te juichen. Dat mag wel niet, men mag alleen juichen als ’t anderen naar den zin gaat; maar ik kom daarvan terug en juich openlijk, als er voor mij juichensstof is. ’t Gevaar, voor pro-Duits gehouden te worden, neem ik in den koop!

’s Avonds Unie-vergadering. Ronhaar deelt mee, dat na bespreking van Kochheim, Helsdingen en Camerl. Helmolt met Einthoven te Utrecht (waarbij Eindhoven heeft verklaard, dat ’t driemanschap eensgezind is en de Unie vaststaat) en een bespreking van hem met Flot de zaken in orde zijn gekomen. Men waardeert in Utrecht en Den Haag ons werk. (Flot bleek nu ons reglement te hebben gelezen!) en veel zal er uit worden overgenomen voor ’t algemene werkprogram der districten.

De Raad van Bijstand bestaat niet, maar kan overgaan in een Plaatselijken Raad van 9 personen. Het Senioren-Convent wordt een gesloten centrale Unie-groep.

Ronhaar treedt af als Districts-commissaris maar zal in den Pl. Raad zitting nemen en blijft leider van ’t Sen-Conv. Er moet dus een opvolger benoemd worden. Ik noem Mebius. Deze wil wel, maar kan, wegens zijn adviseur-schap bij ’t N.V.V. pas over een paar dagen beslissen. Zijn candidatuur wordt algemeen gesteund.

Dan is er ook Boissevin, genoemd door Ronhaar. Ook deze wil wel. Maar hij is zijn leven lang in Indië geweest en nog niet zo sterk geworteld. Dan komt Helsdingen met de mededeling, dat hem bekend is, dat B. in Utrecht en Den Haag geen persona grata kan zijn, daar hij 1° in Indië lid van de N.S B. is geweest, 2° vrijmetselaar is.

Boissevin zegt aangaande zijn Indisch NSB-schap, dat hij, alvorens tot die partij toe te treden enige vragen heeft gesteld: hoe men stond tegenover ’t Oranjehuis, en of zij langs evolutionairen of revolutionairen weg aan de regering wensten te komen. Op bevredigend antwoord trad hij toe. Terug in Holland wilde hij niet overgaan tot de Nederl. NSB, maar werd donateur. Na correspondentie met Musschert heeft hij ook daaraan een eind gemaakt. Na deze verklaring bleef hij naast Mebius candidaat.

Den Haag vond, dat in den Pl. Raad de maatsch. groepering moest uitkomen en dat er te veel onderwijsmensen waren. Ik deelde mijn besluit mee, mij als cand. terug te trekken. Deelen deed dit ook. Camerling Helmolt had ’t reeds gedaan; thans wordt een 9-tal voorgedragen, waarin nog zitten: Mevr De Mosch, V Wijngaarden en Hartings.

Ik ben tevreden: ’t senioren-convent blijft, wordt besloten en Ronhaar blijft voorzitter: één „politieke” avond in de week zonder verdere verplichtingen of drukkende verantwoordelijkheid!

Flot heeft tegenover Helsdingen ontkend, dat hij van Van Dijk de hint had gekregen om „in Amersfoort den Augiasstal te zuiveren” en dat hij „geladen” naar de vergadering ten huize van Kochheim zou zijn gekomen. Ik zei Helsdingen, dat de Raad van Bijstand niet uit idioten bestond en dat wij dat allen uit den mond van Van Dijk hadden gehoord. Allen waren ’t er mee eens; ’t incident werd gesloten.

Maschhaupt vertelde, dat op buitenlandse stukken, bij banken in depôt, beslag wordt gelegd; zij zullen door binnenlandse worden vervangen. Dit betekent een nationale ramp.

’s Avonds thuis (Mevr Simon-Thomas en Mevr Maschhaupt waren bij ons) vertelde Maschh. dat de „fraude” bij Winterhulp alleen maar een slordigheid was. De loten met – en die zonder prijs schijnen op verschillende drukkerijen te zijn vervaardigd; daardoor verschilde de tint van ’t klaverblad terwijl de loten met prijzen zo gevouwen waren, dat een deel van ’t klaverblad op de achterzijde kwam. In den winkel bij Vierdag was dit ontdekt.

Rogaar, dir der R/d Bank, had de proef genomen en een bus loten gevraagd om onder zijn personeel te plaatsen. Toen bleek, dat men onmiddellijk en zonder fout de aanwezige acht prijzen uit bus opschommelde. Intussen gaat de loterij voort. Dat Piek gevangen zou zitten staat nu weer niet vast.

Kapelaan Otterlo vertelde ook, toen hij laatst hier was, dat Prof. Hoogveld uit Nijmegen gearresteerd was geweest en 6 md in de gevangenis in Emmerik had gezeten zonder te weten waarom. Daar zijn gezondheid zeer leed, was hij ten slotte vrijgelaten. Van een internering van den Bisschop van Roermond in zijn paleis was Otterlo niets bekend.

10 juni 1941 (dinsdag)

Bij Iet en Sjoerd Rond, ruim een jaar getrouwd; gunstige vooruitzichten. Hij is tandarts en is prachtig geïnstalleerd. Hij heeft als officier in Veenendaal in stelling gelegen. Zijn regiments–commandant was een flinke kerel, maar de hogere leiding had volkomen gefaald. De staf zat in Gouda, binnen de Holl. Waterl.; het bataljon reserve eveneens. Rond kan onzen terugtocht geen tactisch meesterstuk vinden. Hij sprak van een bende. Ook de stelling bij Veenendaal betekende niets; de inundatie was ook daar weggezakt.

Onze buurman, Herr Hauptmann, wandelt soms in zijn tuintje, als wij onder den boom zitten. Hij is begonnen met groeten. Fatsoenshalve groet men dan terug. Roos denkt, dat hij om een babbeltje verlegen is. Dan wordt de zaak pijnlijk en moeten we retireren. Het denkbeeld burenconnecties aan te knopen met de bezettende macht is nog onverteerbaar voor ons, ook al zou de man als mens sympathiek zijn; ook dat is echter nog de vraag: zijn uiterlijk heeft hij althans niet mee. ’t Is een dikke, plompe, stuurskijkende baas van 45 à 50 jaar met gevorderde kaalheid en een rood gezicht. Hij heeft iets van een bozen stier.

Een NSB-er, W.A-man, een zekere Koopmans, heeft zich een paar weken geleden tijdens de geruchten van de ineenstorting van Duitsland na de vlucht van Hess met vergif van ’t leven beroofd. Dit is tekenend voor den toestand van vrees en spanning, waarin de NSB-ers in Nederland verkeren. Koopmans was procuratie-houder bij de bouw-firma Hogevest.

Er ontstaat schaarste aan allerlei dingen. V.d. Klein, gecomm. Handenarbeid, vertelt dat de schaarste aan vuren en grenen zo groot is, dat een timmerman b.v. voor het maken van een luik voor een raam eerst vergunning moet aanvragen. De Leeuw heeft in Amsterdam zes adressen moeten aflopen om schuurpapier te krijgen: niet een bepaalde korrel, maar schuurpapier zonder meer. Spek op de zwarte markt doet f 3.00 p.p. De aardappelen mogen niet gerooid worden vóór de oude op zijn. De oude zijn zeer slecht. Alleen nieuwe uit de kassen mogen gerooid en vrij verhandeld worden, maar die zijn niet te betalen. De aardbeien blijven zeldzaam en onmogelijk duur.

8 juni 1941 (zondag)

’s Avonds bij de Visschers. Zij hebben een Rotterdams jongetje, een geschikt kereltje. Hij is uit een arbeidersgezin; de vader is permanent werkloos-steuntrekker. Hij is pas met een jonge vrouw hertrouwd. Het uitzendings-comité heeft zich over zijn 4 kinderen ontfermd, zodat hij nu in welbehagen van ongestoorde wittebroodsweken genieten kan!

Er zijn maar weinig gelukkigen, wien zulke buitenkansjes ten deel vallen. ’t Ventje bij Visscher is al voor de 4e maal uitgezonden ..... Dus 4 maal heeft ’t comité voor nieuwe kleren, schoenen en ondergoed gezorgd, d.w.z. die bleven in Rotterdam, want wat ’t kind aan had was zo, dat de pleegouders voor hun fatsoen en uit barmhartigheid uit eigen zak de voddige garderobe moesten aanvullen.

Toos, schrander en snel, wist er zo al pratend uit te krijgen, dat vader een kist kleren bij een kennis in veiligheid had gebracht. Een mooie oogst! Ja, je moet maar slim zijn. ’t Kan in de gaten lopen. Zijn buurt hield hem toch al voor een N.S.B-er! Dat is hij nu wel niet. Maar, als de zaak keert is ’t maar beter, dat er niets te plunderen is. De man is ook Rooms, of wat daarvoor doorgaat.

Een flink georganiseer, de Winterhulp zou al dat geklungel van speciale comiteetjes en kruimeldieverij van beweldadigden voorgoed en radicaal den kop hebben ingedrukt. Maar Winterhulp was – Duits; dus taboe. En nu, na de fraude met de loterij, zal zij er, vrees ik, wel nooit meer in komen, wat ik zeer jammer vind. Wij zullen dus ook in de liefdadigheid de „souvereiniteit in eigen kring” wel houden. Merkwaardig hoe grif deze Calvinistische term door allerlei groepen en groepjes als slagwoord is overgenomen. ’t Is zo’n waardige term voor alle mogelijke bekrompenheid, splijtzucht, eigengereidheid en betweterij.

De Unie rekent deze souvereiniteit mede tot de elementen van het „geestesmerk van ons volk” (woord van Huizinga). Al onze volksgebreken zijn via deze slagwoorden op weg om volksdeugden te worden. Men kan ze allemaal op zijn tijd gebruiken en verheerlijken om toch vooral maar ’t uitbotten van een ..... zinlijke eenheidsgedachte te voorkomen.

Ik moet zo vaak denken aan Jarl Skule uit Ibsen ’s Kroonpretendenten: „Eenheid, de eenheid van Noorwegen! Maar man, dat is waanzin!” Vervang de sibben in ’t oude Noorwegen door onze partijen met hun exponenten in Londen (en Den Haag) en men heeft dezelfde gedachten. Ik zie maar één uitweg: Evenals Napoleon, volgens Fruin, ons volk de eenheidsgedachte heeft ingebrand, zal Hitler ons partijwezen weg moeten branden. Als er dan nog maar een Volk van Nederland overblijft!

Visscher, onze vriend, „mootjeshakker” in ’t maniakale, heeft ons weer op een paar van zijn hysterie-aanvallen vergast. Hij brieste mij toe: „Mocht ik als die drie maal vervloekte rot-moffen, dat vuile tuig, eenmaal verslagen zijn, militair-Commandant Van Keulen worden! Ik zou ze laten voelen wat ze misdreven hebben. Als er een bij mij kwam om mij wat te vragen, zou ik van hem eisen, dat hij Hollands sprak en ik zou hem net zo lang door een Pool laten afranselen tot hij het kon!”

Op zulke momenten is hij totaal van streek; dat hij ’t dan in beestachtigheid wint van de fantasie-figuren, die hem ’t verhitte brein obsederen, dat ziet hij al lang niet meer. Er is in zijn uitbarstingen iets automatisch gekomen, iets dat aan een pathologische fixering doet denken. Wij behandelen hem met zachtheid, maar ik ben wel eens bang, dat hij er in blijven zal.

De Inval der Engelsen in Syrië, waar onder regie van De Gaulle thans Fransen tegen Fransen vechten ad maioram gloriam Brittanniae, doet de hoop der Anglophielen weer rijzen. Kreta – nu ja – maar nu! Kijk eens wat een afstand! Cyprus in de flank! En wat een leger Fransen vindt hij niet tegenover zich. (Van de Engelsen zelf rept men weinig meer – pour cause!). Dan komt daarbij de profetie uit „De Stenen Spreken”, waarin Palestina wordt aangewezen als de plaats, waar de beslissing zal vallen ten gunste van Engeland! – genoeg alweer om te voorspellen, dat de oorlog spoedig uit zal zijn, en de NSB-ers met zeer sprekende blikken aan te kijken.

Eergisteren is een geuniformeerd WA–man in Utrecht in een oploop met een mes aangevallen en gevaarlijk aan den hals verwond; de dader wist te ontkomen.

Vanmiddag een brief van Herman met het ontstellende nieuws, dat Jan Broekman sinds 10 Mei verdwenen is. Hij had een brief geschreven, waarin hij meedeelde, dat hij naar Indië wilde, waar hij een oom had, (hij bedoelde vermoedelijk Aloyse) en waar de vooruitzichten beter waren dan in Holland. Hij was gegaan met een HBS-vriend Versteeg, zoon van een gepensionneerd majoor der artillerie, een avontuurlijk heerschap, steeds als minder gewenste omgang beschouwd.

Zij zouden via Lissabon trachten Indië te bereiken! Een broer van Versteeg had verteld dat beiden in smokkelaffaires waren betrokken. Dat heeft Herman tot zijn grote spijt weerhouden terstond politie-opsporing te verzoeken. Later heeft hij kunnen vaststellen, dat ’t niet waar was. Omdat ’t plan, naar Indië te gaan, al te dol was (hij had daar tegenover ’t personeel der zaak ook over gesproken, maar die hadden er om gelachen en ’t voor Herman verzwegen), gelooft Herman nu, dat zij naar Engeland zijn, te meer daar zij zonder bons onmogelijk lang kunnen rondzwerven.

H. heeft nu de politie verwittigd, maar de nasporingen zijn tot nog toe vergeefs. Men staat voor een raadsel: de jongen was heel normaal, deed niets verdachts en verrichtte opgewekt zijn werk in zijn vaders zaak. ’t Geval is treurig, daar er weinig hoop bestaat, dat de familie vóór ’t eind van den oorlog contact zal krijgen. Daarbij, als hij in Engeland is, gaat hij naar een of ander front. ’t Is wanhopig voor Herman en zijn familie.

Vanmiddag kwam kapelaan Otterlo ons bezoeken. In geen jaren geestelijk bezoek gehad. Zeer opgewekt gediscoureerd onder den kastanjeboom; natuurlijk over den toestand. Hij wist niet veel goeds van de Duitsers te zeggen: goeds zat er ten slotte in elk systeem, ook in socialisme en zelfs in ’t communisme, maar ’t principe deugde niet. Wat had men aan materiele verbeteringen, als de ziel der jeugd schade leed? Dat was ’t referein van ’t lied, dat vele strofen bevatte.

Wat men over de ongestoorde uitoefening der godsdienstpraktijk in Duitsland vertelde was of gelogen, of plaatselijk rudiment. Het concordaat was met voeten getreden, de godsdienst de school uitgebannen, de godsd. jeugdorganisatie vernietigd. Er heerste bederf en zedeloosheid enz. enz. Waarom wilde men grote kindergetallen? Om ze te misbruiken voor hun doel. Van de wering van pornografie en slechte films in Duitsland moest ik niets geloven. ’t Was meer dan bar.

In Den Bosch hadden de besturen der R.K. leeszalen vergaderd om de houding te bepalen tegenover de schandaallectuur, die men van Duitse zijde wilde opdringen. Pornografie! abominabel! Ook moet er veel gemeenheid door de Duitse Wehrmacht hierheen zijn gebracht. Aanrandingen en verkrachtingen ... aan de orde van den dag. De politie-commissaris van Soest kan daarvan een boekje opendoen. En geloof maar niet, dat de jongens hun meisje kunnen beschermen; die worden eerst halfdood geknuppeld!

Laatst nog een verkrachting in Soest, zo dierlijk barbaars .. nee, daar was ’t eind van weg. En nog nooit waren er in Amersfoort zoveel condooms verkocht. Had bij ’t begin van den oorlog de burgemeester misschien geen opdracht gekregen van de mil. overheid om maar eventjes 10.000 kapotjes in voorraad te nemen. Ga daar eens over nadenken! En wat dronken die lui! Het percent geslachtzieken steeg onrustbarend. Er was geen goed haar aan die lui.

Die grijsgeüniformeerde meisjes, daar wou hij niet veel van zeggen: dat waren telefonistes. Maar ... de Ehrenbräüte! In Utrecht zat ’t weeshuis vol. Er waren er duizenden in Nederland ... En dan die homo-sexualiteit; dat was toch bekend, daar waren de Duitsers berucht om; alleen in de broederscholen niet. Dat was lasterpropaganda. Natuurlijk, als er gekozen moest worden, koos ook hij ’t nationaal-socialisme boven ’t communisme. Maar dat hoefde niet. Engeland zou winnen en dan hadden wij onze koloniën terug en dan was alles weer in orde.

Hij bleef heel bedaard; alleen toen ik de veronderstelling uitte, dat de Paus nog wel eens spijt zou krijgen over de encycliek van Pasen ’38 tegen ’t fascisme, was hij bedroefd en verontwaardigd: hoe men zo iets kon denken! On-be-grij-pe-lijk! Ik heb hem uitgenodigd gauw weer eens te komen praten, maar ik vrees, dat ik hem voor ’t laatst gezien heb. Hij ging heen, zeggende, dat de propaganda al zo velen op een dwaalspoor heeft gebracht! Die kon ik in mijn zak steken!

7 juni 1941 (zaterdag)

Roos is verontwaardigd. Zij is bij den groenteboer Ten Hoeve in den winkel geweest, uit op asperges. Allemaal rommel en nog heel duur ook. De vrouw van Ten Hoeve klaagde haar nood: haar man sjouwde maar af en aan naar Utrecht, naar veiling en grossiers. Maar nergens iets behoorlijks te krijgen. Alle kistjes met prima groenten zijn met een kruis gemerkt en worden gereserveerd voor Duitsland. Er blijft geen goed goed in Holland.

’t Is natuurlijk mogelijk, dat de Duitsers prijzen betalen, die ’t Hollandse publiek niet geven kan. Men denkt echter, dat ’t eenvoudig willekeur is en dat maakt de mensen nijdig. Laten wij ons echter herinneren, dat voor den oorlog onze groenten voor een groot deel onverkoopbaar waren (druiven, tomaten) en voor een appel en een ei weggingen terwijl de tuinders met regeringssteun in ’t leven werden gehouden. Dat was ook een ongezonde toestand, en daarbij een hellend vlak naar een staatsbankroet.

Wij zullen geduld moeten hebben. Als Frankrijk en België weer kunnen leveren zal alles wel weer normaler worden. Nu echter is ’t zo of zij gelijk gaan krijgen, die steeds beweerden (als b.v. Zeeman): Nederland wordt een slavenland in dienst van Duitsland. Ik denk: ’t is schijn; de werkelijkheid zal gunstiger blijken.

De oude Heer Mulder, gecommitteerde, die samen met Den Hartog bij ons ’s avonds op de thee kwam, vertelde een vermakelijk verhaal over een geslaagde smokkeltruc: Een boer had clandestien geslacht en vervoerde een flink kwantum vlees in een kist op een kar naar Deventer; vlak bij de rivier zag hij een contrôle-post. Hij maakte rechtsomkeert en ging naar een boerderij in de buurt, waarvan de boer een kennis van hem was. Hij laadde ’t vlees uit de kist en vroeg een poosje den heemhond te leen. Hij stopte hem in de kist en reed weer richting - Deventer. Hij werd aangehouden; maakte bezwaar de kist te openen. De politie deed ’t zelf. De hond er uit en was bliksemsnel verdwenen in de richting van zijn huis. De boer „lei” ’t geval „uit”. Hij had den hond, die verkocht was, voor zijn vriend meegenomen om hem af te leveren. Nu kon hij hem achternarijden! De politie zat met ’t geval. De boer reed terug, haalde zijn vlees op en reed triomfantelijk met den zegen der politie door den controle-post heen. Se non e vero .... !

Er wordt overal enorm gesmokkeld en naarmate de waren schaarser worden, stijgen de prijzen op de „zwarte markt”.

Roos heeft Toos V. gesproken; die vertelde, dat een familielid van haar, een ingenieur, met zijn auto naar Berlijn was gereden. Hij had er weinig te eten gekregen, maar had overal ongehinderd kunnen rondrijden. Ofschoon hevig Duits–hater moest hij de waarheid zeggen: hij had, ondanks nasporingen, maar weinig van verwoestingen kunnen merken. Het fooienstelsel en de steekpenningen, vroeger door Hitler met groot succes bedwongen, tiert in Duitsland weer welig.

De vrijheid der Joden wordt steeds meer beperkt. Gisteren werd ’t verbod bekend maakt van baden in openbare badplaatsen, vertoeven aan ’t strand en wandelen in publieke wandelplaatsen. Nettie Coppens heeft haar zwemclubje vaarwel moeten zeggen. ’t Is hard voor de mensen d.w.z.: ’t gevoel paria te zijn.

Dezelfde Duitsers zijn weer in ’t huis naast ons verschenen.

De MULO-onderwijzer in Rotterdam die wegens illegale actie (Geuzenvendel) is doodgeschoten, liet een vrouw in blijde verwachting en enige jonge kinderen na. De vrouw werd 10 dagen na de bevalling door de Gestapo in arrest genomen. Daar de moeder onwaardig gekeurd werd na eventuele vrijlating haar kinderen op te voeden, zijn deze bij NSB-families ter opvoeding ondergebracht. (Kruith)

De Chr. Kweekschool te Sneek (directeur Wijtzes) is gesloten, omdat enige leerlingen der school de Wehrmacht hadden uitgejouwd. Dit feit had plaats buiten bereik der school. Directeur en leraren zijn op vrije voeten gebleven (Gilhuis).

Vanmiddag nadat de gecommitteerden afscheid genomen hadden werd ik door Kruithof toegesproken en gefeliciteerd bij gelegenheid van mijn 40-jarige ambtsvervulling. Het was eenvoudig en plechtig tevens. Hij doorliep mijn loopbaan in grote trekken met enkele humoristische bijzonderheden en prees mijn werk voor de Kweekschool in Amersfoort. ’t Doet goed dat te horen - en - ’t was oprecht en warm. Ik kreeg als herinnering Knuttel ’s geschiedenis der Nederlandse schilderkunst, waaraan allen, Willemsen incluis, hadden bijgedragen. Een mooi cadeau geschonken met oprechte gevoelens.

Na afloop zijn wij naar de Witte gegaan en hebben er samen, ook Willemsen nog een half uurtje gezellig aan een grote ronde tafel gezeten. Ds Gerritsen was ook van de partij. De vrouwen hebben ’t eten lang warm moeten houden.

6 juni 1941 (vrijdag)

(Eerste dag v.h mdl eindexamen; voorzitter-gecomm. Den Hartog). Dezen middag het nieuwe persoonsbewijs gehaald. Bl. – was aan de beurt. Lange Beekstraat (oud militair tehuis). Blussé-V Oud Alblas met zijn dochter was er ook.

’t Afnemen der vingerafdrukken en de informatie-vragen naar littekens, vergroeiingen, verkrommingsverkortingen enz, ’t leek voor een Nederlander wat onkies. ’t Viel echter mee. ’t Ging zeer zakelijk en daarbij – men moet erkennen, dat ’t sociale nut zeer groot zal zijn (De beambte aan ’t vraagtafeltje deelde mij fluisterend mee, dat hij eenige malen zenuwachtige dames had gekregen, die verontwaardigd vroegen, of zij die bijzondere kentekenen ook tonen moesten!).

Men passeert 4 tafeltjes, toont stamkaart en aanstellingsbewijs, betaalt een gulden, plaatst zijn handtekening en in een kwartier is alles en regle. Men is thans geworden: een geregistreerd individu, „etwas einmaliges amtlich bescheinigt”. Niemand zal thans en zolang er mensen bestaan, kunnen volhouden, dat hij HOB. Blijdenstijn is, behalve ik.

4 juni 1941 (woensdag)

De ex-keizer Wilhelm II von Hohenzollern is vanmorgen 10½ u in Doorn overleden; 82 jaar. Men heeft hem ongemoeid gelaten gedurende de bezetten: een bewijs voor de kracht en zelfbewustheid van ’t regiem.

Ik heb hem tweemaal in mijn leven gezien: eenmaal ’t voor - vorig jaar in zijn auto te Doorn: een oude man met een puntbaard en een slappe bruine hoed, vriendelijk groetend en eenmaal, nu misschien 36 jaar geleden in Amsterdam op de Keizersgracht in een victoria met koningin Wilhelmina aan zijn rechterzijde. (of tegenover hem?). Toen was hij nog de Wagner–figuur: zilveren helm met gouden adelaar, blauwe mantel, snor met steile punten, indrukwekkend saluerend. Ik stond met een klas kinderen vóór onze school en zelfs mijn Amsterdamse jongens, anders niet gemakkelijk onder den indruk, hadden iets van kleine kleuters, die een sprookje horen.

Wat ligt er allemaal tussen deze twee tijdstippen! Van 1918 woonde hij in Doorn. Hij was er zeer gezien; hij en Hermine. Sieni Ruitenbeek, de dochter van den gemeente-secretaris van Doorn, tot verleden jaar kweekelinge aan mijn kweekschool, vertelde er soms van. Hij kwam veel met de dorpsmensen in aanraking en hij (en vooral Hermine), was vaak bij hen aan huis geweest.

Ook de Duitsers van de oudere generaties vergaten hem niet: zelden kwam men het poortgebouw langs of er stonden Duitsers te wachten in de hoop een glimp van hem op te vangen. Er moeten er in Duitsland velen zijn, die nog hopen op een contra-revolutie met een Hohenzollern aan ’t hoofd. Ook in Holland schept men zich wel zulke illusies.

Ik geloof daar niet aan en ik houd dat voor dromen; voor de jongere generatie in Duitsland heeft het monarchistisch beginsel afgedaan. Ik vrees soms, dat dat hier in Nederland zelfs ’t geval is. Ik hoop, dat ik mij vergis. Oranje is voor Nederland toch meer dan de Hohenzollern’s ooit voor Duitsland (Pruisen misschien uitgezonderd) geweest zijn.

’t Bloemenjoodje Hilversum vertelde Roos opgetogen, wat hij de vorige week had meegemaakt: Een dame met een uitgezaagd dubbeltje op den mantel zit in de tram. Twee Duitse soldaten vragen haar, wat dat is. Zij: „dat is onze Koningin”. De Duitsers: „Zo, is dat nou jullie weggelopen Koningin?” De dame: „Ja, dat is onze weggelopen Koningin, die zo goed is geweest voor jullie weggelopen keizer!” De Duitsers hadden niets meer gezegd, en waren de volgende halte afgestapt. De hele tram had geapplaudisseerd. Ons Joodje was verrukt over zoveel slagvaardigheid.

(Een goede grap is deze: Waarom zijn de Amsterdamse onderwijzers zo tegen de N.S.B? Antw: Omdat zij ’t land hebben aan „Voûte” en „Vlekke”. (Voûte is regerings-comm. (burgemeester) en Vlekke is N.S.B.–voorzitter van den Bond v. N.O.)

De Tiecks-Koening ’s hebben twee Rotterdamse jongens van 10 en 14 jaar. Zij bepaedagogelen ze hevig, voorlopig nog met succes en liefde. Toos is de hoogste instantie! Wij hebben een paar sportkousen en een paar gymnastiek-pantoffels geschonken: zij kunnen van alles gebruiken.

Toos T – K moet van Hitler nog maar steeds niets hebben. Ik heb haar „Mein Kampf” geleend: zij is na 4 weken al ongeveer aan blz. 100. Maar: „allemaal niets waard! Beweringen zonder bewijs!”

Morgen mondeling examen. Willemsen fietst de stad rond om iets te vinden, waarop wij de schoolkinderen, die bij ’t gymnastiek-examen meedoen, kunnen tracteren. Chocolade-repen waren er al lang niet meer: onze hoop was gevestigd op zuurballen, maar ... nergens meer te vinden. Nu is hij uit op een soort notenrepen. Ik hoop, dat hij slaagt.

Rozendaal had zijn familie in Lisse bezocht en vertelde, dat ’t oordeel van zijn familie over de Duitsers al vrij wat waarderender klonk; d.w.z. ’t oordeel van de mannen; de vrouwen blijven gevaarlijk pro-Engels.

Roos ziet met kommer den voorraad rijst van Kootje minderen. Zij heeft prachtig vooruitgezorgd, maar toch .... De vleesnood zal ons binnenkort nopen het ingeblikte hondenvlees aan te spreken. Dat is eigenlijk het plechtanker, met nog een fles of wat levertraan. ’t Wordt voor de honden angstig. Die van Ronhaar leeft op aardappelschillen en groentenafval! ’t Is een treurig vooruitzicht.

Wij hebben een ellendige vergadering van ’t Senioren-convent. Ronhaar heeft zijn ontslag ingediend en leest, in een memorie, zijn motieven voor. Nu komen ook de handelingen van Melchior en Dekhuizen voor ’t front. Dat was zeer pijnlijk. Vooral de ruzie tussen Dekhuizen en Broerse. Eind-conclusie: drie lui zullen met den Haag zelf spreken om Flot ’s houding te doen veranderen. Intussen handhaaft Ronhaar zijn ontslagaanvrage. Men wil met dit bezoek de stappen van ’t Hoofdbestuur ter vervanging van Ronhaar vóór zijn! Als ze tenminste iemand te spreken krijgen, die wat te zeggen heeft. Maar dat is een grote vraag.

Hoe is nu de situatie? Over en weer zijn fouten gemaakt. Ronhaar heeft nooit ernstig samenwerking gezocht met Utrecht; daardoor hokte de boel en heeft Melchior ’t vertrouwen van Utrecht en Den Haag kunnen winnen. Dat is Ronhaar ’s fout. Nu is Flot op ons afgekomen als Paulus op de Corinthiërs, vooringenomen en afkeurend wat er in Amersfoort aan goeds verricht was. Dat is Flot’s fout.

Maar wij hebben toch in zover gelijk, dat dan Amersfoort met zijn Unie-werk er wezen mag, en wij naar verhouding meer en beter colporteurs en propagandisten, meer leden en veel meer abonné’s hebben dan b.v. de stad Utrecht, onze plaatselijke organisatie goed geweest is, en dat als wij die willen verbeteren om Ronhaar te ontlasten, het misselijk is die poging te stuiten met constatering van formele fout.

Flot zelf erkent, dat er in Den Haag veel rammelt. Laat men dan liever ons werk op prijs stellen en aan ons een voorbeeld nemen. Maar wij zullen ’t werk wel moet afgeven aan ’t Keurkorps van Kerels, dat men aan ’t vormen is, en ’t is niet prettig in ’t vooruitzicht daarvan planloos te blijven voortmodderen. De volgende week geen Senioren-Convent.

3 juni 1941 (dinsdag)

Vanmorgen, met Kootje wandelend, loop ik Venings achterop. Wij zijn onder den kastanjeboom in den tuin gaan zitten en hebben er alleraangenaamst gepraat. Hij weet als Kath. organisatieman een massa. Hij vertelde dat in Maart bij Hitler het plan had bestaan in Nederland alle Kath. organisaties op te heffen. Hij stuurde een commissaris voor advies. Deze verklaarde tegen De Bruin, voorz. Der Alg. Nederl. Org. van werkgevers en –nemers, dat hij hem wel kon zeggen, dat de toestanden hier voortreffelijk bevonden waren en zijn advies gunstig voor de Kath. en Nederland zou luiden. Hitler schijnt er naar geluisterd te hebben, want alles marcheert nog normaal.

Hij vertelde, dat de Duitse wehrm. hier inderdaad hun aalmoezenier hebben d.w.z. één voor ’t hele rayon ten Westen van Rozendaal, Den Bosch, Utrecht, Amsterdam, Den Helder. Evenwel zijn overal geestelijken - hospitaalsoldaten, die voor de Kath. soldaten mis mogen lezen enz. Het is de Wehrmacht echter verboden godsd. oefeningen bij te wonen in Nederl. kerken of te biechten bij Nederl. geestelijken.

V. heeft nogal veel te maken gehad met Duitse geestelijken en ook bisschoppen: hij noemde als ferme karakters: Preysing (Berlijn), Berning (?) (Osnabrück) en Van Galen (Aken). De bisschop (aarts) van Keulen was een slappe figuur, die door zijn gemis aan daadkracht oorzaak is geweest, dat de Duitse regering heeft moeten optreden tegen homosexuelen onder de geestelijken. Hij noemde een geval, waarin de Duitse regering den bisschop had gewaarschuwd en toen deze niets anders deed dan overplaatsen naar een dorp bij Keulen, waar zich binnen korten tijd dezelfde schandalen herhaalden, greep de justitie pas in. Zulke slapheid tegenover geestelijk wangedrag (hij noemde gevallen van kapelaans, die met vrouwen samenleefden en kinderen hadden) kwam in Duitsland veelvuldig voor. Hij noemde dit een ernstige fout. Dat de justitie ingreep, waar de kerk nalatig bleef, was zijns inziens onvermijdelijk en een schande voor de kerk.

Uit zichzelf begon hij over de gemene praatjes over de zg. Ehren-bräüte. Hij wist, een groot aantal met Pinksteren in Johs. de Deo te Utrecht, waarvan Venings zoon rector is, in groten eerbied den Pinksterdienst heeft bijgewoond en de communie heeft ontvangen. Vele zijn zo onschuldig alsof ze pas van haar moeder kwamen; alle echter bezield met eerbied voor – en geloof in den Führer. In de mis was ook een generaal, die een voorbeeld van plechtigen eerbied was: gedurende ’t uitreiken der communie stond hij stram in de houding.

V. vertelde ook, dat onder de D. algemeen ’t idee te vinden is, dat de Führer zich in de behandeling der Hollanders vergist heeft en dat de H. een voorbeeldig volk zijn. Zij kunnen er in komen, dat men hen koel behandelt.

Onze Koningin was hem te Calvinistisch. Juliana en Bernhard had hij hoog. Hij vertelde van hun reis naar Rome; hoe zij daar waren rondgeleid, den St. Pieter hadden bezocht en door den Paus in audiëntie waren ontvangen onder leiding van een vooraanstaand Nederl. geestelijke. Deze bleek ten slotte Venings zegsman zelf te zijn. Pr Juliana had hem echter verzocht deze dingen niet aan de pers door te geven uit vrees voor haar moeder en de publieke opinie in Holland. V. hoopte op den terugkeer der Oranjes, maar tevens dat Wilhelmina plaats zou maken voor Juliana.

Ko v Gulik vertelde gisteren nog, dat de hoofdgroep NSB-ers op hun terugtocht bij Hoevelaken waren afgesneden en allen kopje-onder in een diep water waren gegaan. Den vorigen Zaterdag (31 Mei), die zo gevreesd werd is er niets gebeurd. Jaap van Maanen vertelde op de kwekelingen-reünie in ’t Ster-huis: de zwemmeesters waren aanwezig; de leerlingen ontbraken helaas.

Kruithof vertelde mij vandaag een nieuwtje, dat mij volkomen ongeloofwaardig voorkomt: grote fraude in Loterij-Winterhulp, Piek gearresteerd. De loten met prijs zouden kentekenen hebben gedragen (lichte kleur van ’t klaverblad), die alleen ingewijden zouden gekend hebben. V.b. één had de loten omgeschommeld en 3 prijzen hebben getrokken: de rest van ’t mandje – nieten! Daar de prijzen direct bij ’t nemen van ’t lot moesten worden uitbetaald, was er al direct geen geld. De loterij is stopgezet. De borden voor de winkels (o.a. Vierdag) waar ze verkrijgbaar waren, zijn weggenomen. Dit alles is te idioot om alleen te staan. Men zal de waarheid spoedig vernemen. De arrestatie van Piek was echter reeds algemeen bekend.

De Tijd is opgeheven.
Van Dijk wist iets te vertellen van ´t nieuwe leerplan der HBS: minder vreemde talen, maar Nederlands en lich. oef; minder wiskunde. Als nieuwe vakken: heemkunde en rassenkunde! Hoe zal ons leerplan er uit zien, waarop wij van week tot week wachten?

2 juni 1941 (maandag)

Zonnig met afwisselende bewolking. Scherpe noordenwind. In den tuin niet prettig; in huis kil: een Hollandse zomer! Om 4 uur de familie Van Gulik uit Barneveld: Lineke en Ko. Zij vertellen over de N.S.B-relletjes in Barneveld.

Reeds een week vóór den befaamden Zaterdag waren er NSB-ers geweest en was er gevochten, waarbij inderdaad Duitsers aan de zijde der Barnevelders er mee opgeturfd hadden. Dat moest gewroken worden en men kwam de week daarna de Barnevelders „opvoeden”.

De NSB-ers marcheerden met trommelslag (ca 25) door ’t dorp. Een paar boeren hadden, tegenover Van Guliks huis, naar een confectie-etalage staan kijken, hadden de manifestatie gezien en zich toen omgedraaid naar de etalage. Dat kostte hun een scherpe „standrede” van het bendehoofd, die hun gebrek aan eerbied verweet en hun in de nabije toekomst vergeldingsmaat-regelen aankondigde.

Een rijwielhandelaar, die eveneens, staande in zijn winkel, niet voldoende onder den indruk gekomen was, ontving een strafpredikatie met de aanzegging, dat hij genoteerd was. Een kapper, die ook al gemis aan respect liet blijken, kreeg een deputatie in zijn winkel; toen de bediende echter, met opgeheven scheermes, de heren kwam vragen of zij geschoren wensten te worden, vonden de dapperen ’t tactisch te retireren, onder mededeling, dat ook de kapper en zijn staf weldra zouden worden opgevoed in plichtmatigen eerbied aan de bloem der Nederlandse natie.

Daar de heren den bodem te weinig voorbereid vonden, zochten zij hun fietsen weer op en trokken in ordelijke kolonne, zij het zonder krijgsmanseer, maar weer af. Evenwel was een 3-tal van de hoofdmacht gescheiden geraakt. Daarmee hebben de Barnevelders korte metten gemaakt. Een volksgericht, 20 tegen één. Sportief is anders ... maar, de NSB-ers waren voorbereid en de burgers en boeren niet. De 3 rampzaligen zijn ’s avonds per gasthuis-auto naar Amersfoort vervoerd. In strijd met de geruchten zijn ze alle drie nog in leven.

Hörst is te bescheiden geweest: zijn aandeel is belangrijker geweest, dan wat hij mij heeft verteld! De stinkerd (hij is kwekeling van mijn eerste klas) is bij de politie en voor den Burgemeester geroepen, omdat hij overal met zijn langen nek in de eerste rij had gestaan! Zijn vader heeft in angst gezeten en stond ’s avonds laat nog voor ’t gemeentehuis te ijsberen. Het jongemens vertelde mij, dat hij Zaterdag 31 Mei niet aanwezig zou zijn; hij zou elders vertoeven. Hij heeft een verstandigen vader. Die jonge Unie-propagandisten zijn „einsatz-bereit”. In Barneveld zo goed als hier. Aan N.S.B-ers hebben ze vergif gevreten!

1 juni 1941 (zondag)

Vandaag vier ik een jubileum. 40 jaar bij ’t onderwijs. Gisterenavond om half twaalf thuiskomende van de Mulders vonden wij vóór de deur een prachtige bloemenmand van onzen trouwen vriend Van Loon, vergezeld van een toepasselijk sonnet, zeer goed!

Roos feliciteerde mij vanmorgen en verraste mij met Van Leeuwen ’s „De liefde tot zijn land is ieder aangeboren”, een prachtig werk, dat bovendien in deze droeven tijd zo’n bijzondere betekenis heeft. Ik ben er heel blij mee en heb er onder den kastanjeboom een onvergetelijken middag mee doorgebracht.

Om half één kwam Kochheim napraten over de vergadering van Vrijdagavond. Ronhaar heeft zijn ontslag in Den Haag en Utrecht ingediend met ingang van 15 juni. Kochheim zal Flot vragen om een samenspreking waarbij ik ook tegenwoordig zal zijn. Mijn verwachting is niet groot; mijn lust evenmin. Flot wil nieuwe mensen; laat hij ze maar zoeken.

Kochheim was zeer gedrukt; hij verwacht een langen oorlog: van alle voorspellingen is niets uitgekomen. Hij wist nu zeker, dat zeer binnenkort een aanval met klein scheepsmateriaal op Engeland zal geschieden. Rotterdam zit stikvol en voortdurend komt allerlei kleingoed de Waal af.

De successen op Kreta zijn Duitslands proefsteen geweest. Hij meent, dat een serieuze aanval kans van slagen heeft. Engeland kan bezet worden, – dus: een lange oorlog tegen Amerika. Enfin, wij zullen maar afwachten; hij is de man der sensaties. Himmelhoch jauchzend enz.

Vanmiddag kwam Van Loon; samen een gezelligen borrel in den tuin gedronken (Hij sprak er van zijn huis te koop te zetten; de huizenprijzen stijgen enorm. Hij wist echter niet, wat in dat geval met ’t geld te doen. ’t Idee werd geopperd met Otto te ruilen; zijn huis tegen de woning hiernaast; die zou hem na zijn pensionnering conveniëren en Otto had een goede belegging, daar Van Loon’s huis uiteraard inspecteurshuis zal blijven. Dat idee smeet hij niet weg. Wij zouden prettige buren hebben.

Het is 1 Juni. Ram, de astroloog heeft ’t mis gehad. Hij kan nu zijn bibliotheek gaan verbranden (wat hij zou doen, als ’t niet uitkwam). Miedema zei: laat hij ze in ieder geval maar verbranden.

Onder de Hollanders, die als aanbrengers bij de Gestapo bekend staan, behoren de dansmeester Bovenkamp, Freule Van Teilingen en een officier Fiks (?). In Putten dragen de bomen al de namen van de NSB-ers die er aan zullen bengelen.

31 mei 1941 (zaterdag)

’t Is vandaag zomermaand; maar nog steeds geen zonnestraaltje. Buiten is ’t zonder jas wel fris maar toch wel aangenaam; binnen is ’t kil. Niets werkt mee, dit jaar.

Vanmorgen op de wandeling met Kootje (’t is Pinkstervacantie) kwam me in de gedachte, dat ik dit jaar geen enkelen meikever gezien heb. Ik geloof niet, dat er één avond is geweest, dien men een meikever-avond had kunnen noemen. De bruiloftsvluchten zijn achterwege gebleven.

’t Eiland Kreta is in Duitse handen; de Engelsen zijn van de havens afgesneden en kunnen nu zelfs geen „glorie-rijken terugtocht” meer uitvoeren. ’t Is voor de D. en It. nu nog slechts een kwestie van prikkeldraad aanvoeren voor gevangenenkampen. Deze overwinning is geheel behaald door bommenwerpers, jagers en parachute-springers. De Engelsche vloot was daartegen machteloos. Natuurlijk zijn er massa’s parachutisten omgekomen, maar hoe was dat bij ’t vergaan van de Hood? 1300 verdronken, drie gered. Men kan niet beweren, dat de luchtoorlog onmenselijker is, voor zover dat in getal is uit te drukken.

30 mei 1941 (vrijdag)

Hörst vertelt, dat tengevolge van de kloppartij op Zaterdag 3 Amersf. NSB-ers in ’t St. Elisabethsziekenhuis liggen; één gevaarlijk, de twee andere ernstig gewond. (Roos hoorde, dat er één dood is.) Morgen - (Zaterdagavond) verwacht men nog veel heviger botsingen.

De W.A uit Utrecht en Amsterdam zal de Barnevelders mores komen leren. Dezen echter zullen versterking krijgen van de Veenendalers – geen katten om zonder handschoenen aan te pakken – , zodat we wat kunnen beleven. ’t Schijnt, dat de Duitsers de burgerij van Barneveld hebben gesteund; zij zeiden: „die onruststokers moeten er uit gesmeten worden; wij waarderen de rustige bevolking van Barneveld.”

Vanavond een vergadering van onzen Districtsraad met den Gewestelijken Commissaris, Mr Flot, ten huize van Kochheim. Daar moesten wij vernemen: 1° dat wij als Districtsraad niet bestonden, omdat wij nooit benoemd waren; 2° dat het nieuwe door ons ontworpen reglement niet in den geest der Unie was en zich met dingen inliet, die niet des districts waren.

Verder voelden enkelen van ons dadelijk waar de schoen wrong: wij en speciaal Ronhaar, moesten er uit. Flot wilde een vergadering samen met Melchior; dat wilden wij niet en Ronhaar zei, dat hij „’t verdomde”. Alleen Camerling Helmolt had er niets tegen; maar die was 2 maanden uit de stad geweest en kon de situatie niet aanvoelen. Slechts node stemde H. er in toe ons reglement naar Den Haag op te zenden. Hij was alleen bang, zo bleek het, dat wij allen met Ronhaar zouden heengaan en er dus een lacune zou ontstaan.

Hij wilde ons nog overhalen de in ’t reg. genoemde functies te blijven waarnemen. Sommigen o.a. Delen en Kochheim wilden dat wel om Ronhaar te ontlasten. Wijngaarden, Hartings en ik weigerden; Wijngaarden kon dit niet om zijn prestige. Hartings en ik vonden onze positie (hij voor sociale adviezen en ik voor de jeugdgroepen) te doornig om dit zonder hulp en vooral zonder reglementaire basis te doen. Ik wilde niet de sterren van de hemel beloven en wij zaten niet hier om elkaar knollen voor citroenen te verkopen.

Nadat Flot vertrokken was, praatten wij nog wat na en realiseerden ons de onmogelijke situatie waarin wij beland waren. Buiten gekomen zei Ronhaar tegen Hartings, Wijngaarden en mij, dat den volgenden dag zijn ontslagbrief in zee zou gaan. Ik hoop toch, dat hij het niet doet: het senioren-convent is mij te lief geworden. Maar hem ook, en daarom heb ik nog hoop.

Dominee Geritsen vertelt me, dat de manufacturier Van Zuiden op de Varkensmarkt uit zijn zaak moet en ruimen moet voor een NSB.-er. Dit is in Amersfoort de eerste jood, die geliquideerd wordt. Roos vernam nog, dat hij de zaak had kunnen houden, een vervanger (NSB-er) aanstellen en 33% van de eventuele winst had kunnen krijgen. Hij heeft er de voorkeur aangegeven tegen de geschatte waarde te verkopen, want winst zal daar wel niet kunnen gemaakt worden; nu niet meer ... voorlopig?
De nieuwe eigenaar zal ’t uitsluitend van zijn partijgenoten moeten hebben.

29 mei 1941 (donderdag)

Kruithof vertelt, dat de vorige week Vrijdag de Philips-fabriek haar 50-jarig bestaan vierde. Dit moest op bescheiden voet gebeuren. De fabriekslui kregen om 2 uur vrijaf en 14 dagen extra-loon.

Om 2 uur vormde zich op straat een curieuze optocht: mannen behangen met werktuigattributen en bloemen. Massa’s sloten zich aan; overal verscheen Oranje; ten slotte vierde de hele stad een uitgelaten straatfeest met muziek en gejoel. De Duitse schildwachten vroegen, wat er „los” was. Men vertelde hun, dat de grote „keer” had plaatsgehad. Zij zetten de geweren neer en liepen mee. Ten slotte wilde de SS. ingrijpen, maar zag geen kans. ’t Enige wat zij kon, was met een toestel op de markt per radio de SS-afdelingen uit de buurt te hulp te roepen. Na aankomst volgde een zware knokpartij en 1000 inhechtenisnemingen; dien avond mocht na 6 uur niemand de straat meer op. De straf gaat door. De staat van beleg is afgekondigd. Zo’n gebeurtenis is een zuiver bewijs voor de gevoelens der bevolking.

Zaterdag-avond is een afdeling W.A. door de Barnevelders bont en blauw geranseld. ’t Waren Amersfoorters. De beruchte Gerhard (een A/fts fotograaf) redde ’t vege lijf in een winkel, maar werd er weer uitgetrapt. Doden zijn er niet gevallen. Maar a.s. Zaterdag komt de Utrechtse WA naar Barneveld, sterker in getal. Dan kan ’t bloedig worden.

Op Kreta duurt de strijd voort, maar de Engelsen raken uitgeput en wijken; de Duitsers krijgen regelmatig nieuwe versterkingen.

Dwaze dingen hoort men van overigens verstandige mensen; maar als ’t de reputatie van de Duitsers schaadt, gelooft men alle onzin grif. Hier ziet men af en toe Duitse meisjes in grijze uniform. Dat zijn, volgens Rie Ronhaar, Ehrenbräüte van Hitler”. Zij hebben op zich genomen Hitler 3 kinderen p.p. aan te bieden en met dat doel lopen zij nu rond! Men zegt, dat zij een tegenstelling vormen met een bisschop; dat is immers „een vent met een mijter op” ......

27 mei 1941 (dinsdag)

’s Avonds bij Ronhaar; deze laat ons op een stafkaart zien, waar Maandag de bom is neergekomen en – welk munitiedepot de lucht is ingegaan. Hij wees er ons nog een aan, dat spoedig aan de beurt komt.

26 mei 1941 (maandag)

Kruithof vertelt, dat er in Duitsland wel degelijk iets is. Een Holl. ingenieur die in Berlijn moest zijn, stapte daar uit den trein. Onmiddellijk werden allen gesommeerd weer in te stappen. Hij was de laatste van zijn rijtuig en kreeg een schot in ’t been. Hij werd van pijn bewusteloos en kwam weer bij in een auto die hem naar een kliniek bracht. Daar werd de kogel verwijderd zonder narcose: de chirurg had daar geen tijd voor. Na de operatie werd hij onmiddellijk weer op een trein naar Holland gezet.

Men zegt nu, dat Hitler binnen zeer korten tijd den aanval met vaartuigen op Engeland zal ondernemen. De oudere lichtingen weigeren eenvoudig. Daarom zou de Hitlerjugend als parachutisten gebruikt worden. Ik kan dit laatste eenvoudig niet geloven: 1° om de onmenselijkheid, 2° om de zinloosheid van ’t gebruik van zulke ongeoefende kinderen.

Maar men stapelt meer leugens op: er is altijd nog wel publiek dat deze onzin gelooft. Rauschnings „Hitler m´a dit ... ”, heeft den bodem, waarop die leugenzwammen tieren, terdege voorbereid.

Ik moet ter ere van de joden zeggen, dat zij hun lot waardig dragen; zij klagen niet, beoordelen de zaken objectief en gelaten en beginnen er gewoonlijk zelf niet over.

Vannacht heeft Willemsen strafbewakingsdienst moeten verrichten om de bossen en heiden om Soesterberg te beschermen. Zijn wacht heeft geduurd van 2-6 vm. Daartoe moest hij zich echter reeds 8¼ u ’s avonds aan ’t politiebureau present melden om te worden geïnstrueerd en .. gefouilleerd op lucifers en rookartikelen!

De wacht bestaat in ’t aflopen en bewaken van 70 M wegkant om te voorkomen, dat kwaadwilligen de bossen insluipen. Zij hebben verder den plicht zulke sluipers, ook gewapenden!, te arresteren. Hoe deze brave burgers (niet allemaal 100% - helden!) dat moeten aanleggen, wordt hun niet meegedeeld. Zelf hebben zij generlei wapen, zelfs geen knuppel.

Men noemt ’t dan ook algemeen „pesterij van de moffen”; meer een strafmaatregel dan een doelmatige veiligheidsmaatregel. Men heeft vóór 5 weken geen geschikten dader kunnen aanwijzen en nu – doet men maar wat! De catastrofe moet toch op iemand gewroken worden.

De gemeente Soest met haar lange grenzen en geringere bevolking moet zelfs de leeftijdsgrens der „bewakers” op 55 jaar stellen. Een pretje is ’t niet; men voorziet zich van eetwaren en vaak nogal pittige dranken.

Ik passeerde gisterenmorgen met Kootje zo’n rayon bij Laan 1914, waar dus ’s nachts gewaakt was. Hij vond er ’t karkas van een gebraden kip, waaraan hij zich, vóór ik er erg in had, flink te goed had gedaan. Wij zijn wel wat bezorgd voor de beroerde gevolgen, die dit voor hem kan hebben.

Ik heb Willemsen dezen voormiddag vrij gegeven om uit te slapen. Ik hoop maar, dat men mij niet beschuldigen zal, ’t effect der straf te hebben geschaad, maar of hij nu hier in zijn kamertje zit te knikkebollen of thuis in bed kruipt, komt op ’t zelfde neer. Velen verlangen er nu naar, dat de Duitsers gauw weer in voldoend aantal hier zijn, zodat dat „gedonderjaag” uit is.

De zware aanvallen op Kreta en de voorbereiding op den aanval op Engeland worden natuurlijk aangezien als bewijzen, dat Duitsland zijn laatste wilde stuiptrekkingen doet. Ik kan ’t zo nog steeds niet zien ... Majoor Visscher en kapitein Schäfer wel! Die hebben de vorige week Donderdag al Oranje-bitter zitten drinken op de heuglijke wending! Zij verlangen naar ’t „oude leven”.

Mevrouw Bijdendijk vertelde Roos, dat Arnhem in staat van beleg is. Op het gerucht, dat de Duitsers terugtrokken uit de bezette gebieden was de stad in opwinding geraakt. Men was met Oranje getooid de straten opgegaan; er waren NSB-ers gedood en mishandeld (met kokend water begoten). Er zullen wel zware straffen vallen.

Van Dijk vertelt, dat de astroloog Ram heeft verklaard: hedenmorgen is om 11 uur de maan opgekomen (waar?) en op dat moment heeft ’t feit plaats gevonden, dat de snelle catastrofe der tragedie betekent. Welk dit feit is, zullen we over een paar dagen wel horen.

Willemsen had zich bij zijn nachtwake best geamuseerd. Postencontrole was er nagenoeg niet; andere instructies dan op ’t oproepingsbriefje waren niet verstrekt. De politie, die alles moet regelen, neemt ’t geval ook niet au serieux. Er is onder ’t stel jonge kerels veel gelachen; op een ogenblik stonden er 14 bij elkaar in plaats van hun vak te bewaken. Toen in den morgen de fabrieksmeisjes langs begonnen te komen, werd men „model” en menigeen werd aangehouden.

In Maastricht, waar men een dito „bewakingsdienst” heeft moeten instellen, was ’t consigne gegeven: alles aanhouden en naar de Kommandantur brengen. Daar hadden ze plichtmatig als eersten arrestant een hond voorgeleid. Volgde natuurlijk een geweldige schrobbering, met de nadere instructie, dat dat de bedoeling niet was.

Toen hadden zij een dikken Duitsen soldaat overmeesterd, een man met vreedzame bedoelingen. Maar zijn pleidooien baatten niet; ook niet zijn betuiging, dat hij een Duitser was. Men verstond hem niet en was er van overtuigd, dat hij een in Duitse uniform vermomde Engelsman was! Hij werd vastgebonden en bewaakt tot de dag aanbrak. Of men hem naar de Kommandantur heeft durven brengen, meldt de historie niet.

Dat de Maastrichtenaars grapjassen zijn is bekend; maar of zij zulke stukjes durven uithalen? De Duitsers hebben zo weinig gevoel voor humor en hun militaire eer is zo lichtgeraakt als een gevilde kikker.

Mevrouw Van Doorn vertelde, dat Juffr Verbeeten, dochter van Pa en pas tot schoolopziener gebombardeerd, als voorzitster der voorvergadering voor de Handwerkexamens in Amsterdam den vorigen Zaterdag, niet verschenen was. Reden: zij was bang, dat zij ’s avonds niet meer in Breda zou kunnen komen en – op Zondag wilde zij thuis zijn.

Ik vertelde Mevr. V Doorn, hoe en wanneer ’t schooltoezicht met deze figuur verrijkt was en dat zo’n benoeming illustreerde hoe de toestanden op vele gebieden vóór den oorlog in ons lieve Vaderland waren. Zij werd plotseling zeer gereserveerd en vroeg of ik van den tegenwoordigen staat zoveel verbetering verwachtte. Zij is een van de mootjeshakkers en non-collaboranten: liever ’t verleden met al zijn gebreken dan thans een vinger uit te steken om wat beters voor te bereiden; maar toch tegen alle beter weten in bij hoog en laag beweren, dat wij zelf verbetering zullen kunnen scheppen, als de bezetting maar voorbij is. Ja, ja!

Vandaag een gerookte ham binnen gekregen à f 1.80 p.p. Deze was allang in bestelling en bewerking. Thans kost gerookt vlees al f 3.00 p.p. Er worden reusachtige winsten gemaakt. De slagers enz. voelen zich goede patriotten: „wat men aan landgenoten verkoopt, slepen de Duitsers niet weg.” Iedere ketter heeft zijn letter. Voor „vrije” boter durft men f 3.00 p.p. te vragen en men krijgt het grif. ’t Is allemaal weinig sociaal, maar ieder heeft ’t gevoel, dat zijn leven er mee gemoeid is: een nieuwe oorlogswinter betekent zwarte en ongecamoufleerde hongersnood.

Wij hebben nu regen, maar nog steeds een nare kille temperatuur en geen zon. Alles groeit echter en alle planten bloeien tegelijk: Chinees klokje, ribes, prunus, en sering, dingen die normaal een paar maanden uiteenliggen. Ik heb zaterdag maar weer winters jägerondergoed aangetrokken. Katoen gaat nog niet. De electrische kachel doet nog steeds dienst.

De sigaren zijn weer opgeslagen en worden merkbaar slechter. Tabak is dubbel zo duur als vóór 10 Mei ’4o en van mindere kwaliteit. Ik denk, dat ik mijn voorraad maar ga opmaken. Later kan ik dan proberen of er in den handel nog iets rookbaar is; anders hang ik de pijp maar aan de wilgen.

In Arnhem hebben ze van de nachtwaak een maskerade gemaakt. Men zag er o.a. Chamberlain met de paraplu.

Vanavond vergadering bij Deelen op de Pr. Fr. Laan. Plotseling mitrailleur-vuur, daarna een ontploffing, die ’t huis deed dreunen. Daarna niets meer. ’t Was half negen, klaarlicht dag en nagenoeg onbewolkt. Geen vliegtuig te zien of te horen. Den volgenden dag vernomen, dat ’t een Engelse bom moet geweest zijn, bij Driebergen. Een poos later zou een geweldige steekvlam zijn waargenomen. ’t Is lang geleden, dat wij ’t oorlogsrumoer zo vlak bij gehad hebben.

Na de lezing en correctie van Wijngaardens plan had de verdeling der voorzittersfuncties plaats die de leden van den Districtsraad in de Commissies zullen uitoefenen. Na heel wat protest van Wijngaarden, Mevr De Mos, Deelen en mij heeft ieder zo’n commissie voor zijn rekening genomen, waarbij mij „Clubvorming der Jongeren” is toegewezen. Men zit in de schuit en moet mee: eerst uit nieuwsgierigheid in een onschuldig Senioren-Convent; daaruit gekozen in een wat vagen Raad van Bijstand, thans belast met ’t voorzitterschap van ’t neteligst deel: leiding der Jongeren, waaraan er al een paar hun vingers gebrand hebben.

Zeker, ik ben maar voorzitter; ik mag een commissie van 5 leden vormen, die ’t werk doen. Maar ik draag de verantwoordelijkheid. Initiatief zal men mij wel niet vragen: dat is er al te veel. Maar ik zal moeten oordelen, leiden en remmen; ’t laatste vooral. En dan in een groep mensen, jongeren, waarvan ik er nauwelijks een paar oppervlakkig ken, terwijl het de eerste maal in mijn leven is, (ik ben 58) dat ik niet-ambtelijk naar buiten treed, in zo’n milieu althans.

Vreemd, ik heb mijn leven lang tusschen de jeugd gesleten, waarvan 30 jaar tussen kwekelingen van 14-20 (–25?), ik heb 28 jaar lang aan ’t hoofd van inrichtingen gestaan, talloze vergaderingen geleid, bestuursfuncties bekleed in verenigingen en nooit heb ik mij in mijn hemd voelen staan als nu. Niet dat ik den steun van een ambt mis of de onderwijzersmentaliteit bij deze Unie-jongeren: ik heb altijd redelijk-wel met jongeren kunnen omgaan ook zonder „stok achter de deur”. Maar ik ben huiverig de verantwoordelijkheid te moeten dragen voor de daden van een aantal jonge mensen, die maar bij wijze van spreken een groep vormen, die nauwelijks iets gemeen hebben dan hun haat tegen de bezettende macht, en van allerlei oncontroleerbare zijden blootstaan aan invloeden, die opbouwenden arbeid in geestelijken zin uiterst moeilijk maken. En in die richting zou ik het toch willen sturen, want voor oom-ganzenbord voel ik mij te goed.

Ik zal maar eerst contact zoeken en een commissie samenstellen; daarna zullen we handelen naar bevind van zaken. De organisatie van V Wijngaarden draagt sterk de kenmerken van ’t vaderschap. ’t Zijn allemaal commissies, in vroeger tijd zo gemakkelijk: gedeelde verantwoordelijkheid! d.w.z. geen verantwoordelijkheid. Maar nu is de praktijk anders aan ’t worden: als iets misloopt grijpt de overheid de toppen beet. Zij heeft daarin, van haar standpunt uit, schoon gelijk; wij echter moeten die praktijk nog leren.

Enfin, wij zullen zien. Ik ben op democratische golven naar boven gespoeld en nu wordt er iets van mij verwacht. Vooruit met de geit! Roos is niet enthousiast. Maar dat gebeurt wel meer, en dan kwam ’t vaak toch behoorlijk uit. Dan evenwel was ik enthousiast en dat ben ik nu niet.

Zoëven kwam ’t bericht door, dat de Bismarck, die eergisteren de Hood tot zinken heeft gebracht, na een jacht van twee dagen in den grond is geboord. Een korte victorie. Maar de glorie blijft aan de Duitsers. Wie had ’t mogelijk geacht, dat Duitsland zelfs op dit gebied zo iets presteren kon. Dat men niet opkan tegen een 20-voudige overmacht, zegt hier niets.

25 mei 1941 (zondag)

’t Ziet er niet naar uit, dat Duitsland dezer dagen in elkaar zal storten: alle, ook door Engeland toegegeven of niet - ontkende berichten spreken een andere taal:

1° Het verdrag met Vichy is een feit; de gevolgen tonen zich nog niet direct, maar de woede van Engeland en Amerika is onbeschrijfelijk;
2° De westhelft van Kreta is vast in Duitse handen;
3° Irak houdt stand; de Duitsers steunen en de pan-islamitische beweging wordt sterker anti-Engels;
4° Syrië steunt de as.
5° In Cyrenaica blijft de toestand ondanks verbitterde aanvallen der Engelsen met de vloot in de lucht en te land stationnair.
6° In Spanje heeft een „zuivering” der regering plaats gehad, die thans geheel falangistisch is. (een bedreiging voor Gibraltar”).
7° De Engelse vloot heeft in de Midd. Zee ernstige verliezen geleden en gisteren is de grootste slag-kruiser van Engeland (43.000 ton) de Hood, bij IJsland door de Duitse Bismark in den grond geboord. (een schot in de kruitkamer);

kortom een reeks Duitse successen, die op geen verslapping wijzen.

Koning Faroek van Egypte heeft den Grieksen Koning verzocht zijn land te verlaten, daar hij neutraal wil blijven; die schijnt ook geen vertrouwen in Engeland meer te hebben.

Een episode: een officier die voor Fokker machines invloog, wist meer benzine te laden dan toegelaten was, steeg op en verdween naar Engeland (ca 14 d. geleden).

24 mei 1941 (zaterdag)

Niets voorgevallen vannacht. Vandaag of morgen zou „het” moeten gebeuren. Men ziet maar een enkelen Duitser op straat. Dat doet vreemd aan. Daarentegen zag ik vanmorgen een Nederl. matroos; waarschijnlijk een arbeidskamper, die nog zijn oude uniform afdraagt. Maar ’t doet op een dag als dezen ook vreemd aan: ik heb in geen half jaar een Nederl. matrozenuniform meer gezien. Vreemd – zo’n stemming bij je zelf.

Ik geloof heel weinig van al die sensatie-nieuwtjes – en toch geeft zo’n afgedragen uniform je een schok. Maar als ’t een bode van over de Noordzee was, zou hij hier niet overdag in uniform rondlopen. Onzin, ’t is alles sensatie. Duitsland zwicht niet; het gaat voort, ’t zit op Kreta, op de vliegvelden van Irak, in Marokko, Cyrenaïca; ’t heeft een pact met Vichy. Het gaat voort, onwrikbaar op zijn doel af.

Kruithof was gisteren vol hoop; natuurlijk, de omslag zou betekenen de vrijheid van Bert. Maar zorgen had hij toch ook: Nederland is arm; er zal een tijd van Nederl. dictatuur onder onze Koningin moeten volgen, anders rollen we zo weer in de reactie en in de ellende der partijheerschappijen en – twisten. En ook – en dat is merkwaardig – thans begint hij zich te realiseren, hoe moeilijk Nederland regeerbaar zal zijn en hoe groot de dreiging van ’t communisme is. Hij hoopt echter dat Göring in Duitsland de zaak recht zal kunnen houden en tot een aannemelijken vrede zal kunnen geraken.

Ik geloof daar niets van. Als Hitlers einde gekomen is wordt Duitsland in enkel weken, dagen misschien een chaos. Frankrijk komt zó in de macht van ’t bolsjewisme. En waar moet het dan heen met Nederland? Ik vrees, dat de teleurstellingen onzer brave landgenoten diep en bitter zullen zijn, d.w.z. zij die zoveel vertrouwen hebben op de graanschepen, ´t goud der Ned. Bank, Indië en den aan Indië gekoppelden gulden.

Hoe kàn Nederland standhouden midden in dien chaos! Eerst zal men met wellust alles vernietigen wat de Bezettende Macht hier had opgebouwd, ook de dingen waarvan ieder Nederlander in zijn hart moet bekennen, dat zij goed zijn, dat men er vroeger zelfs naar gestreefd heeft. Daarna zullen de partijen hun schade inhalen, de verloren posten bezetten (wee ons onderwijs, onze Rijkskweekscholen!). Dan komen de moeilijkheden met voedsel en grondstoffenvoorziening. Dan komt de demagogie, en de pers en de straatmanifestaties en dan .... komt Moskou. Zo zie ik het; niet anders.

Zij die Hitler thans verdoemen en vervloeken, zullen hem nog eens bewenen; dat staat bij mij vast. En de Amsterdammers, die een paar maanden geleden met hun leven „hun eigen Joodjes” verdedigden, zullen dan ondervinden, dat zij ook hun leven op ’t spel gezet hebben voor Russische en Amerikaanse Joodjes en die zijn helemaal niet sympathiek!

23 mei 1941 (vrijdag)

Er zijn geheimzinnige dingen aan den gang, waar niemand wijs uit wordt. Grote troepen- en materiaalverplaatsingen overal: auto’s, kanonnen, mensen paarden. Ontelbare treinen en kolonnes langs den weg. Meest naar ’t Oosten; maar Ds Gerritsen had van een treinmachinist gehoord, dat hier op de emplacementen 16 treinen munitie hadden gestaan, die uit ’t Oosten waren gekomen.

Op ’t viaduct hadden 4 zware afweerkanonnen gestaan en aan de omwonenden was aangezegd, dat zij er mee te rekenen hadden, dat ’s nachts (dus den afgelopen nacht) ’t station kon gebombardeerd worden. Miedema op de Regentesselaan had ook dit bericht ontvangen. De dames V d Werfhorst waren ’s nachts naar Zeist gaan logeren. Er is intussen niets voorgevallen, maar ... de aanzegging geldt ook voor vannacht.

Hier wonende Duitse burgers moeten zich laten keuren: zij worden ingelijfd als bezettingstroepen. Greet Polak vertelt, dat zij van enkelen de ogen had moeten keuren. De grote door Duitsers bezette villa’s in Baarn zijn ontruimd en „vrijgegeven”. Hier houdt men echter de lege gebouwen vast. De Orts-Kommandant vertrekt ook: men heeft zijn vrouwelijk kantoorpersoneel met koffers zien afmarcheren.

Men vertelt, dat ’t Soesterbergse vliegveld wordt verlaten. De burgerarbeiders krijgen hun congé, evenals de arbeiders in de hei-camouflage-werkplaatsen. ’t Vliegveld zou onbruikbaar gemaakt worden.

Daarentegen zou de Schelde vol schepen liggen! Wie krijgt daar nu een kop aan! Sommigen zeggen: ze trekken terug. Anderen beweren: ’t Gaat op Engeland aan. Nog anderen: ’t Zijn schijnbewegingen! (met welk doel dan?)

De berichten uit Duitsland zijn al even tegenstrijdig. Lezer vertelde van een zakenman, die deze week in Keulen moest zijn, maar de stad in oproer vond, vol geschiet en geschreeuw, zodat hij maar op ’t station gebleven is en per kerende gelegenheid is teruggekomen. Een ander zakenman zou ergens in Duitsland door een fabriek lopend, drie maal een briefje in zijn zak gevonden hebben met de woorden: Vrede of oproer!

Vanmorgen sprak ik Klaas Roozendaal, voor een week met verlof uit Praag. Hij roemde de rust en ’t vertrouwen der Duitsers, hun vast vertrouwen op den Führer en de overwinning. Als voorbeeld haalde hij aan, dat de Directeur van zijn fabriek gevraagd had, naar ’t front te mogen. Dit was hem geweigerd onder toevoeging, dat hij zulk verzoek niet voor de tweede maal moest doen, daar dit een zware straf na zich zou slepen. De man toonde zich tegenover KR verongelijkt en zei bitter: „Later zal ik aan mijn kinderen kunnen vertellen, dat ik gedurende den oorlog ... balkjes op draagkracht heb mogen keuren!”. Defaitistisch klinkt dat niet bepaald.

De Czechen haten de Duitsers met fellen haat. Hun samenwerking in oorlogs-industrie laat alles te wensen over. Zij zijn even fel op nieuws en geruchten als de Hollanders in tegenstelling met de Duitsers, die alleen het officiële Duitse nieuws de moeite waard achten. Intussen heeft ’t geval - Hess ook bij hen verslagenheid teweeggebracht. Zij begrijpen ’t niet, maar schikken zich in ’t niet-begrijpen. K.R. vertelt, dat ’t leven in Praag wel heel duur is, maar, dat men er veel meer krijgen kan als hier.

Merkwaardig is ’t, dat de Duitsers nu al 5 dagen op Kreta geland zijn en er zware gevechten leveren, wel met zware verliezen maar toch met succes – en dat er nog geen enkel Duits bericht over is verschenen.

De meisjes Winter verdienen f 125.– in de maand voor werk op de Kommandantur. Dr Winter heeft ca f 100 extra per week voor paardenkeuringen. Mevr. Winter ziet er zeer chique uit!

Van Dieren, een NSB-caféhouder te Amsterdam, gebombardeerd tot oppersten leider der Jeugdherbergorganisatie, heeft, volgens Kruithof een salaris van f 15.000 ’s jaars. „ .... Wenn schon, dann nicht für ’ne Pfifferling” zeggen de Duitsers.

Vanavond 7 ¾ ontmoet ik Kruithof, die van Pellemans gehoord heeft, dat in den loop van den middag een bericht uit Moskou is doorgekomen, waarin gemeld werd, - - - ! .. dat Hitler sedert twee dagen door de Wehrmacht gevangengenomen is en de Wehrmacht (Göring) de leiding heeft overgenomen!

Roos had gehoord, dat Hahn wist te vertellen van een IJmuider jongen, die een telexbericht (?) had opgevangen, dat luidde: Hitler en Göring per vliegtuig gevlucht, niemand weet waarheen. Heel IJmuiden had gevlagd. De jongen is gearresteerd! Dat zou eergisteren (Woensdag) gebeurd zijn.

Kruithof vertelde nog, dat een gezelschap journalisten (Ned). die bij de opening der Nederlandse Kunsttentoonstelling in Keulen tegenwoordig geweest waren, onder ede had moeten beloven, alleen te zullen publiceren, wat hun werd gedicteerd en wat zij op de tentoonstelling zagen; niets echter over hun indrukken van de stad enz. Een journalist van de Residentie-bode, van de reis terug, achtte zich aan dien eed niet gebonden en heeft een schildering gegeven van wat hij aan verwoestingen enz. had gezien. Pas daarna gaf hij zijn dictaat. Hij is natuurlijk gearresteerd.

21 mei 1941 (woensdag)

Prof. Ornstein (ontslagen als jood) is overleden; 60 jaar. Een verlies, dat niet weer hersteld kan worden; man van internationale faam. Deze ontijdige dood (geen zelfmoord) wordt in verband gebracht met ’t afbreken van zijn arbeid.

De volkstuintjes moeten aan den voedselcommissaris worden opgegeven; vermoedelijk om de opbrengst in mindering te brengen van de rantsoenen! Toch niet onbillijk tegenover de stedelingen, die geen tuintjes hebben.

Van Dijk noemt ’t verbod van fietstaxi’s aantasting der vrijheid! Gelukkig is niemand ’t er mee eens en juicht men ’t toe, dat de blanke rickshaw-koelie met één pennestreek van de straten verdwenen is. Dat is een beperking der vrijheid, die de menselijke waardigheid zeer ten goede komt. Ik ben benieuwd of ’t Handelsblad, dat dezen vorm van barbaarsheid bij zijn verschijnen begroette als bewijs van vindingrijkheid, energie en aanpassingvermogen, nu huilen of juichen zal, of ... zal doen of zijn neus bloedt. ’t Laatste vermoedelijk.

Enfin, de pers is gereorganiseerd en is geheel volksopvoedend orgaan geworden; het Handelsblad zal zijn tranen dus wel moeten bedwingen - - - voorzichtigheidshalve.

Het jongmens, dat den beruchten fietstocht naar Hilversum heeft op touw gezet blijkt een zekere Kooy (of v.d K) te zijn, een nietsnut, die wegens wangedrag van alle scholen is afgetrapt en zijn ouders tot last is. En dan proberen vooraanstaande paedagogen staande te houden, dat bij de vrije groepsvorming der jeugd steeds de beste karakters de leiding krijgen! Gelukkig, dat in ons Unie-District thans vaste lijnen getrokken worden en tot nader order alle bijeenkomsten zijn afgelast.

Ieder feit aan een der fronten wordt thans aangezien als ’t begin van ’t eind. Op Kreta 1500 Duitse parachutisten geland; ’t grootste deel onschadelijk gemaakt. „Zie je nu wel: hun felste wapen is al waardeloos”. Afwachten; als ze wat beginnen, is ’t altijd goed bekeken. Solloem is Duits en blijft het ook. Irak houdt stand; de Duitsers zitten er op de vliegvelden. Het verbond van Duitsland met Vichy is er ook en wekt kolossale deining in Engeland en Amerika. De woede op Darlan is onbeschrijfelijk. Syrië staat naast Irak afwerend tegen Engeland. De Mohammedaanse wereld organiseert zich geleidelijk tegen Engeland. Maar volgens de „optimisten” zegt dat alles niets. Dat is ook allemaal zo ver!

Liever put men troost uit ’t feit, dat een kennis in Londen en zijn vrouw ieder nog een auto hebben en dagelijks gebruiken. Zo sterk is Engeland nog! Zo onmetelijk rijk aan benzine. Naarmate de spanning toeneemt en de hoop op een snel en dramatisch einde groeit, doet de grootste nonsens weer opgeld. Fnuikend is het echter wel geweest, dat Churchill, in zijn met zoveel spanning verbeide rede van gisteren, niet meer van het geval - Hess heeft gerept. Er zit blijkbaar „geen muziek in”.

Men is er algemeen en stellig van overtuigd, dat de grote „keer” over een paar dagen zal plaats hebben. Van Dijk, met wien ik voor Maandag en Dinsdag een lessenverschuiving besprak, zei: „Als ’t dan nodig is”. Kruithof zegt, dat men uit ’t zwijgen van Londen opmaakt, dat men naar aanleiding van mededelingen, die Hess gedaan zou hebben een geweldigen coup voorbereidt.

De treinenloop van ’t Zuiden naar Utrecht en vandaar naar ’t Oosten wordt met ingang van morgen sterk ingekrompen. Dit betekent volgens de zegslieden van Kruithof niet meer en niet minder, dan dat Duitsland Frankrijk en België zou prijsgeven! Maar hij begrijpt er evenmin iets van als ik.

Vrijdag wordt Ornstein begraven; officiëel mag er niets gebeuren, maar de assistenten hebben vrij gevraagd en de studenten zullen er bij massa’s zijn. Daar dit wel eens zou kunnen worden opgevat als een anti-Duitse demonstratie, wat dan sluiting der Universiteit tengevolge zou kunnen hebben, heeft Anton Kruithof alles wat hij aan boeken, aantekeningen en materiaal op ’t laboratorium voor zijn promotie-werk had liggen, naar Amersfoort in veiligheid gebracht.

Ik kan een gesmokkelden buitenband krijgen voor f 20.–. Ik denk dat ik het doe.

Vandaag zijn buitengewoon strenge straffen afgekondigd tegen staking, uitsluiting, stillegging van belangrijke bedrijven, in bezit hebben of verspreiden van anti-Duitse geschriften; straffen van 2–15 jaar, boeten tot f 50.000, ja zelfs in bijzondere gevallen de doodstraf.

Op „verzoek” van den NSB-provinciale Commissaris Müller hebben alle gemeenten in Utrecht bij de ingangen tot de gemeenten en kommen borden geplaatst met het opschrift: „Joden niet gewenst”. Alleen de stad Utrecht en Amersfoort hebben geweigerd er aan te voldoen. De Joden kunnen nu ook niet meer intercommunaal verhuizen.

20 mei 1941 (dinsdag)

Vergadering ten huize van Mevr. De Mos-Francken over ’t concept-grondslag en werkverdeling van de leidende instanties in ’t District - Amersfoort van de Unie. ’t Concept is van Van Wijngaarden, door en door vertrouwd met die zaken: een degelijk stuk werk, maar ... dat ons tevens voor een taak stelt, die verscheidenen van onzen Raad van Bijstand, (thans „Districts Raad geheten) niet aandurven om den omvang en de verantwoordelijkheid: dat is geen debating-club meer!

Intussen: ’t is dringend nodig en ’t is de enige weg. Ons senioren-convent was hoogst amusant maar - steriel. De bespreking, (die niet afkwam, Maandag de rest) verliep zeer vriendschappelijk, al werden nogal wijzigingen aangebracht. Nieuws was er niet. Men zit in spanning, want voor 28 Mei moet „het” gebeuren. „Wie ’t niet ziet, is blind!”

De officier die schoten liet lossen op ’t Stationsplein, was wèl dronken (n’en deplaise, Peper), zó dronken, dat hij tegen zijn Feldwebel aanviel, die hem moest steunen (zeggen Ronhaar en Kochheim). K. zegt, dat voor de Engelse officieren al kwartier gemaakt wordt! Als dat nu geen bewijs is! Voortvarende lieden overigens. Als men liever eens uitkeek, waar men zou kunnen landen; dat kwartiermaken komt best later in orde. ’t Maakt echter een degelijken indruk en ’t klinkt triomfaal.

19 mei 1941 (maandag)

Het sensatienieuws van Kochheim over den dronken officier, die in ’t wilde in de lucht liet schieten, is alweer tot het rijk der fabelen verwezen. Peper, die er zelf bij gestaan heeft, vertelde mij de ware toedracht. Er is per trein een hoogwaardigheidsbekleder gepasseerd, wien men eer bewezen heeft met saluutschoten. Peper staat er voor in: hij heeft alles meegemaakt!

Intussen stijgt de opwinding en cumuleren de sensationele berichten. Vanmiddag is ’t bericht omgeroepen, dat de Hertog van Aosta in Abessynië de wapens heeft neergelegd. Dit feit, dat niets verbazingwekkends heeft, omdat we dat al weken verwachtten (’t is een mirakel, dat een leger, van alle kanten aangevallen en van iederen toevoer afgesneden het zoveel lange weken heeft uitgehouden; menigeen heeft zijn oordeel over de gevechtswaarde van den Italiaansen soldaat herzien!) dit feit moet thans gelden als bewijs, dat de as aan ’t breken is. Ook dat nog steeds Duitse troepen ons land verlaten!

Vanmorgen hoorde ik, dat er 1 Juni nieuwe komen. Men verwacht n.b. een Engels-Hollandse landing op onze kusten en meent, dat Duitsland op dat moment niet voldoende afweerkracht zal hebben. L. vertelde mij ook van brieven, die de leiders van in ’t geheim gevormde hulptroepen in Nederland bereikt zouden hebben, waarin werd aangemaand zich gereed te houden; het tijdstip was nabij!

Een trein arbeiders (Nederlanders) zou uit Duitsland via Nederland naar Frankrijk vervoerd worden; bij de Lunetten (bij Utrecht) had men aan de noodrem getrokken en toen de trein tot stilstand was gekomen, waren er 600 gedeserteerd. ’t Wordt ook anders verteld, maar de kern schijnt waar te zijn.

Men blijft volhouden, dat Hess, op aandrang van een grote groep, met terzijde-schuiving van den Führer, in Engeland over een draaglijken vrede is gaan onderhandelen. Men zou den Führer langzamerhand als Duitslands noodlot gaan beschouwen! Ik geloof er voorlopig niets van.

De aandrang der burgers op onze grenzen in ’t Noorden schijnt veroorzaakt te zijn door bloedige daden der S.S. op de burgerbevolking in Hamburg.

18 mei 1941 (zondag)

De eerste warme lentedag. Gisteren was het nog zo koud, dat Roos den haard maar weer heeft aangemaakt (met bloedend hart! Want ons kolenoverschotje, dat wij den volgenden winter zo nodig zullen hebben, slinkt er weer verder mee weg). Nu brandt de haard nog, maar wij zitten onder den kastanjeboom en zijn voor de zonnehitte in de koele schaduw moeten vluchten. De wind is nog steeds Noord - Oost, maar haast niet meer voelbaar.

Kochheim is vanmorgen hier geweest: de man der sensaties. Hij vertelde ’t geheim van ’t schieten gisteren: „een colonne materiaal was over ’t stationsplein getrokken; plotseling had een dronken officier op ’t plein enige mortieren in stelling laten brengen en had met los kruit een reeks schoten in de lucht laten lossen!” Op mijn vraag, wat dat had moeten voorstellen, zei hij : „Dat is een voorteken van de débâcle, die aan de capitulatie voorafgaat. ’t Was een zielig gezicht geweest. Totale wanorde.”

Daar ik van dat alles niets begreep, voegde hij erbij: „In Duitsland kraakt het aan alle kanten. Staat van beleg in Berlijn; mitrailleurs op de straathoeken; bloedbaden onder de burgerbevolking. Hier al seintjes. Men is gereed!” Volgens deze lui is de hongersnood in Duitsland zo hoog gestegen, dat het gezag de teugels uit de hand glippen.

Ik vertelde hem, dat ik daar niet veel van geloofde, omdat Dijkstra, HBS-leraar te Winterswijk, die hier voor een vergadering was, mij gisteren vertelde, dat bij hen aan de grens niets van honger of oproer in Duitsland te merken was. Geregeld gingen daar dagelijks een 600 arbeiders de grens over om in D. te werken en menigeen bracht vandaar een stuk vlees of spek mee. Wel vertelde deze, dat aan den Rijn en in de Noordzee-steden de bombardementen hels moeten zijn. Allemaal van horen zeggen, maar wat hun eigen ogen zien is alleen welstand en rust.

Worden er dan geen Hollanders als getuigen in Duitsland uitgenodigd? Natuurlijk; groepen uit allerlei bedrijf en beroep worden daar ontvangen rondgeleid en na hun terugkomst logenstraffen zij alle leugenfantasieën. Maar dat baat niet: dat wist men toch vooruit; ’t zijn natuurlijk N.S.B-ers, en als ze dat ook niet zijn .... Ze zouden eens moeten wagen de waarheid te schrijven.

De aardigheid van de Hess-affaire is er af. De Engelsen zwijgen; de Amerikaanse bladen schrijven, dat Hess een idealist is, met eerlijke bedoelingen. Wat naïef, wat overspannen misschien, maar die eerlijke en ernstige plannen had, nog steeds een groot vriend van Hitler is en niets loslaat, wat zijn vaderland tot nadeel of oneer zou kunnen strekken.

Kapelaan V. Rijckevorsel preekte vanmorgen over de treurige omstandigheden, waaronder ’t Katholieke leven thans gebukt gaat: radio weg; pers grotendeels weg; Organ. Kath Verkenners ontbonden; onderwijs onder druk enz. Hij kondigde een congres der geestelijkheid aan, samengeroepen door den Aartsbisschop. Dit is sinds ’t uitbreken van den oorlog het eerste positieve geluid en beslist vijandig aan ’t Duitse Bestuur.

Kochheim vertelde, dat hij Vrijdag op ’t politiebureau geweest was om te spreken over ’t colporteurs-relletje in Hilversum. Commissaris Goorhuis prees Kochheims optreden: hij kon nu zijn brief overleggen. Hoofd-Inspecteur van Rooyen zei, de namen van de deelnemers in ieder geval te moeten kennen.
Kochh. antwoordde, dat hij met ´t onderzoek bezig was, maar dat dat niet zo eenvoudig was. V R. zei betekenisvol, dat hij dat begreep en ook dat dat tijd zou kosten ... maar dat hij gerust was! ... De zaak was in goede handen .... ! (Ik vind dat ook!!)

17 mei 1941 (zaterdag)

Clara Boldewijn vertelde, dat Raak (onderwijzer in Zeist en oud-cursist van mij) gisteren door de Gestapo uit school is gehaald, omdat hij op 10 Mei provocerende daden had verricht: hij had opwekkingen in rouwrand verspreid om de plaatsgenoten op te wekken bij wijze van rouw de overgordijnen te sluiten.

De handwerkbenodigdheden voor de lessen zullen nu vermoedelijk toch door het Textiel-Bureau in Den Haag buiten de distributie om worden geleverd.

Vanmorgen kwam Kruithof bij mij met het verzoek een kaart van f 1.– te kopen voor een fonds tot steun aan Jeugd-herbergouders, die hun ontslag genomen hadden wegens bevel tot weren van joden en toelaten van N.S.B.-jeugd in uniform. Ik nam er een – uit liefdadigheid. Roosendaal, principiëler dan ik, weigerde: niemand dwong hen, zij waren vrijwillig gegaan, dus moesten zelf de gevolgen dragen. Hij begint „scharfschleiferisch” te worden.

Kruithof vertelde mij, dat er een paar meisjes (Martha C. en Tilly v. d N), uit zijn klas gekomen, bij Kr. op de schrijfles aan ’t huilen gegaan waren, om uitlatingen van R., naar zij zeiden. ’t Wordt lastig. Ieder hield zijn gevoelens in bedwang en spaarde zijn omgeving. Waarom moet nu juist hij provoceren! Hij kan meer gelijk hebben dan de anderen; ik sta hem, politiek gesproken, het naast. Maar paedagogisch heeft hij ongelijk. Hij kan alleen maar de studie - sfeer bederven. Wat hij precies gezegd heeft weet ik niet. Dat moet ondervraagd worden. Een pijnlijke historie.

Grotendorst is bij de Gestapo ontboden. Hij had in Januari in een kapperswinkel ’t vermoeden uitgesproken, dat enige in Holland gevallen bommen wel Duitse zouden geweest zijn. De man, die hem had aangebracht, was de N.S.B.-er, oud-onderofficier Katerberg, de schoonvader van Feuerstein, den tolk!

In den namiddag ca 5½ u een reeks vrij zware knallen in de naaste omgeving uit het Westen.

16 mei 1941 (vrijdag)

Willemsen vertelt, dat de Amersfoorters tussen 20 en 45 jaar door de Wehrmacht worden opgeroepen om bewakingsdienst te verrichten op de heide bij Soesterberg, van 2-6 v.m. waar telkens branden ontstaan; dit zou, volgens Schutte geen straf zijn voor sabotage, maar zij hebben voor zulke diensten geen mannen genoeg beschikbaar.

Schutte vertelt, dat men van Arnhem uit strafbewaking heeft bij den kabel naar de heide van Terlet. De bewaking stoppen goudsbloemzaad in hun zakken om den weg over een paar weken om te toveren in een Oranje–weg.

In Sint-Aagten zitten een groot aantal Duitse vrouwen en kinderen (niemand heeft ze ooit gezien!), die in Zuid-Limburg van honger de grens zijn overgekomen. Vandaar dus ook die detachering van marechaussee naar de Groningse en Drentse grenzen; de Duitsers kunnen hun eigen mensen zo’n post niet toevertrouwen.

Wilde geruchten doen de ronde. Opstand in het Rijnland. Muiterij op Soesterberg, waar men niet meer wil vliegen; daar zouden 3 officieren doodgeschoten zijn. Christiansen zou weg zijn en onvindbaar.

Schutte vertelt, dat 2 officieren bij Verwer een kist dure sigaren komen kopen. Verwer vraagt of de heren Urlaub hebben. Zij grimmig: „Wir haben niemals Urlaub; wir gehen nach England”. Verwer vraagt of zij Hess gaan terughalen. Zij verbaasd: „Wie wissen Sie das?” Verwer: „dat weet hier in Holland ieder kind.

Het montuur van Schutte’s bril is gebroken en hij kan geen nieuw krijgen. Ik vraag: Kunnen de Duitsers die dingen niet fabriceren? Hij: jawel, maar de fabrieken hebben geen vakmensen meer.
Mulder beaamde dat en haalde uit een gesprek met een Duitser aan: Wir wollen den Krieg nicht. Nur die jungen Leute, die niemals etwas anderes gemacht haben als blosz marchieren und die nicht mehr arbeiten können oder etwas anständiges lernen”