24 juli 1940 (woensdag)

Ik ga een week-kaart bestellen voor de examens, die voor mij op 25 J. beginnen. Ik fiets even de B.W. – laan op en hoor dan dat niet de wagenwerkplaatsen doel zijn geweest, maar een partij van 600 vaten benzine (m.potl. teerolie erboven), die voorlopig in de openlucht waren opgeslagen en keurig zijn getroffen. Daarbij echter is door brandbommen en brisantbommen ’t Soesterkwartier geteisterd: de Zonnebloemstraat, de Narcisstraat en de Begoniastraat - ook de Palmstraat. Huizen verwoest, zeer vele beschadigd.

Een familie van 5 pers. door een voltreffer gedood, een leerling – machinist door een granaatscherf. Verder zeer vele gewonden. Wij vrezen, dat het bij dit éne bezoek niet zal blijven: het station - Amersfoort voedt Soesterberg met benzine; dat wordt fataal. Immers de oorlogstoestand bevindt zich na ’t antwoord van Halifax op Hitlers rede op ’t catastrofale wendingspunt. Engeland gaat er onder, maar zal wild van zich afslaan; waar die slagen treffen is nu bijzaak. Maar dat Nederland zwaar getroffen zal worden is wel zeker.

23 juli 1940 (dinsdag)

Met Roos een fietstocht over Woudenberg, Scherpenzeel, Renswoude, Snorrehoef, Aschat, Heiligenberg. De verwoestingen in Scherpenzeel en Aschat maken een somberen indruk.

Bombardement van Amersfoort. Door een wonder waren wij tot nog toe vrijgebleven van Engels bezoek, ondanks de belangrijke objecten. Dezen nacht 2¼ u. word ik gewekt door Roos. Zij heeft ontploffingen gehoord. De kamer is zelfs bij gesloten gordijnen licht. Buiten licht als bij middag. Zuidwestelijk hangt een lichtkogel als een zon. De Sirenes loeien. Wij trekken de klaargelegde jassen aan, nemen ’t valies met papieren en 2 koffers met waardevolle dingen, (kleren enz) mee in den tuin. Daar zetten we ons op ’t grasveld in de buurt van onze loopgraaf op stoelen. Een felle rode gloed Westwaarts duidt op een groten brand. Wij menen: Soesterberg. Maar als wij vonken en zelfs vlammen zien, houden wij ’t voor Huis ter Eem. De sirene geeft ’t sein „veilig”. Wij gaan weer naar bed. Na een poos weer geloei; weer naar beneden in den tuin. Nu zijn we al „geadapteerd” en vergeten zelfs ons gebit niet. Wel geronk van vliegtuigen, maar nu geen inslagen meer. Ik ga even de straat op. Op hoek Steven van der Hagenlaan staan enige wachten van den lucht-veiligheidsdienst. Zij zeggen: de wagen-werkplaatsen der N.Sp staan in brand, maar er zijn meer branden. Nog weer gepraat met V.d.Dr en Kruithof (in bad - mantel); dan klinkt weer ’t signaal – „veilig”. Verder blijft ’t dezen nacht rustig.

21 juli 1940 (zondag)

De sigaretten zijn uit de winkels verdwenen. Men kan nog zelf fabriceren met shag en vloeiblaadjes. De sigaren worden schaars. Setteur zou er nog wat voor mij wegzetten, maar er kwam ongeveer niets meer binnen. Vijf en tachtig % onzer productie is voor Duitsland. De Duitse militairen krijgen 6 cigaretten per dag gratis op hun rantsoen. Uit hun soldij à f 2,00 per dag kopen zij echter de nog resterende sigaren uit de winkels weg, ook de duurste tot 15 – 20 cts per stuk toe. Met de pijptabak gaat het dezelfde richting uit. Zoals gezegd: geen prijsverhoging, maar – de waren zijn er niet meer!

20 juli 1940 (zaterdag)

De reactie in Engeland is unaniem: verachting en hoon. Daarmee is de teerling geworpen. De Duitsers zingen weer: „Wir fahren gegen Engeland”. ’t Zal geweldige offers kosten. Een officier die in een boekwinkel een vulpenhouder kocht, schoof de duurdere merken ter zijde en bepaalde zijn keus op een klungel van f 2.85. „Noch zu teuer zum versenken” motiveerde hij zijn keus.

Ik koop een (de eerste) afl. van ’t nieuwe Weekblad „Das Reich”. Ik had er niet veel fiducie in en verwachtte een laag - bij - den - gronds schetterpropaganda - prul. Maar integendeel, alle respect. ’t Is een verademing na alle nervositeit en onbegrijpelijkheid der pers van vóór 10 mei en na alle trieste schamelheid der Holl. bladen na den capitulatie, weer eens een goed geredigeerd, zaakrijk en zakelijk blad te lezen; iets te begrijpen van de economische en cultuurwereld waarin men leeft (of – zal leven) en de bevestiging te vernemen, van wat men reeds vermoedde, maar dat nog steeds door een nevel van oude leugens en tegenstrijdige berichtgeving verduisterd was. Vooral de houding van Engeland tegenover Frankrijk gedurende den oorlog, wordt op hartverscheurende wijze duidelijk gemaakt. De berekende schurk-achtigheid der Engelse regering schreit ten hemel. In België 10 (zegge 10) divisies die niet hebben gedaan dan vluchten en wier vlucht België en Frankrijk met opoffering van alle bloed en kracht hebben moeten dekken; geen vliegtuigen, ondanks ’t smeken van Weygand; en na de ineenstorting in België (’t einde der 2e phase) nog 3 (zegge drie) divisies ten zuiden van de Loire, die evenmin iets hadden uitgevoerd. Aan zulke schijnheilige verraders heeft West – Europa zich geofferd. En van dezen geniet onze Koningin de gastvrijheid; gedwongen – naar wij hopen.

De veranderingen in Nederland voltrekken zich snel. Reeds was de NSB-er Woudenberg voorzitter der I.V.V. geworden. Heden een rede van Mr Rost van Tonningen, de nieuwe leider der S.D.A.P.! Wie ’t voor 3 maanden had durven voorspellen, had men rijp voor Meerenberg geacht. R v T heeft tot taak de samenwerking met ’t Duitse bestuur te verbeteren. Hij eerde de pionniers der SDAP, speciaal Troelstra, betreurde de latere ontaarding der Partij, wees op ’t vele goede, dat desondanks was tot stand gebracht en opende schone perspectieven op cultureel gebied (toespelingen op Kr. d Fr.). Daarmee zal dus de Ned. arbeider „eingegliedert” worden. Wat er daarna nog van de andere grote partijen, bijzonder de R.K. St partij, zal overblijven kan men gissen. De gleichschaltung van ’t voetbal is al een feit. Op landbouwgebied is men bezig.

Merkwaardig was de rede van Dr Wimmer, Regeringscommissaris voor Verwaltung und Justiz, onder wien ook ’t onderwijs ressorteert, bij zijn bezoek aan de Duitsche school te ’s- Gravenhage. Sprekende over den geest in de Nederlandse scholen, zei hij, te verwachten, dat ’t onderwijs, wel verre van daar een vijandelijken of zelfs maar neutralen geest te ademen, ’t stempel moest dragen van vriendschappelijke gevoelens en met begrip den arbeid van Grosz - Deutschland moest steunen. Wat moeten de Gereformeerden nu en vooral de Katholieken, die toch de Encycliek van 1938 tot richtsnoer hebben.

19 juli 1940 (vrijdag)

Grote rede van Hitler. Vermoedelijk zijn de vredesonderhandelingen te Stockholm (als die gehouden zijn!) afgesprongen. De rede klinkt zeer oorlogzuchtig. Nog één kans zal Churchill krijgen: hij kan om Duitslands voorwaarden vragen. Zo niet, dan is de verantwoording voor wat Engeland treffen gaat, voor hem. ’t Is een geweldige tijd.

En wij maken deze ontzettende momenten mee, gezeten in de huiskamer, luisterend naar de radio, waar iedere nuancering in de stem van den Führer, iedere kuch en uitademing zelfs, tot ons doordringen.

17 juli 1940 (woensdag)

Een dag van weemoed, die overigens bijna onopgemerkt voorbij is gegaan. De laatste rest van ons leger heeft heden opgehouden te bestaan. De nog in dienst zijnde jongens (zij die niet onmiddellijk in de maatschappij aan ’t werk konden) zijn omgevormd in groepen van „Wederopbouw” d.w.z. iets wat men vergelijken kan met den Duitsen arbeidsdienst en waarvan het wel voorloper en toekomstig kader zal vormen. Dus een morele opbouw in n.s.- zin.

De oude uniformen dienen nog; op den bovenmouw een klein wit driehoekje. Sommigen zeggen: „breed opgezet maar ’t loopt uit op niets”. Dat is de betekenis van dit symbool. Voorlopig (voor zover zichtbaar) stramme exercitie zonder wapens in groepen van 20 stuks. Later zal ’t wel graven en kruien worden, exerceren met de schop en palen – werpen: dat wat Duitse foto’s ons van de arbeidsjaarkampen te zien geven. Ik denk, dat door selectie gauw een kader gekweekt zal worden; natuurlijk zal naast lichaamskracht ook de ontvankelijkheid voor de nieuwe ideeën proefsteen zijn – en – de propagandakracht op de jeugd.

Maar, komaan! Laten wij den idealen kant zien. Is daarmee niet bereikt, wat alle moderne paedagogen uitentreuren hebben gepreekt, zonder ooit te bereiken wat zij aanbevalen: opvoeding tot eerbied voor den arbeid? Is ’t niet gezonder voor lichaam en geest in kameraadschap te arbeiden en te leven, dan met een slimmigheid bij den steun te komen en doelloos rond te hangen, met de enige vrees: weer aan ’t werk te worden gezet. ’t Schijnt een paardenmiddel maar: aux grands maux les grand remèdes. Ik zie liever een groep „Wederopbouwers” dan een groep steuntrekkers.

De oudere beroeps officieren zijn afgezwaaid; zij hebben de uniformen uitgetrokken en zijn gemetamorphoseerd in kuierende renteniertjes. Sic transit. De laatste daad van militaire zelfbewustheid van Majoor Van der Drift: Hij staat in zijn voortuintje als gewoonlijk niet zeer martiaal tegen zijn hek geleund. Twee D. officieren passeren. Een treedt streng op hem toe: „Waarom groet U niet?” V d Dr: „Ik ben majoor”. Duitser: „Ik ook”. V d Dr: „Dan ben ik in elk geval de oudste!” Duitser: „Sie haben recht.” Hij bracht den Hitlergroet en stond in de houding. Een knallend slot van een militair leven dat zelf nooit een toonbeeld van Schneid is geweest!

Gerard was hier op doorreis naar Arnhem. Steeds nog wordt Rotterdam gebombardeerd. Alleen de twee afgelopen nachten niet. De Engelsen treden steeds brutaler op; overdag komen bommenwerpers, zoeken rustig hun doel, ontwijken rustig ’t razend afweergeschut, werpen na hun duik, onfeilbaar zeker hun bommen op hun object en verdwijnen ongedeerd. Enige minuten te laat verschijnen dan gewoonlijk een paar Duitse jagers.

Is de suprematie in de lucht thans aan Engeland? Men spreekt van een overvloed van nieuw Amerikaans materiaal en talrijke uitstekend geoefende Canadese en Australische gevechtsvliegers. Kruithof, leraar RKS beweerde van een neef vernomen te hebben, die pas van een zakenreis in D. terug was, (G. bevestigde dit: ook hij had ’t van ooggetuigen gehoord), dat Hamburg er treuriger aan toe is dan Rotterdam en dat Harburg geheel plat ligt. De mededelingen der D., die alleen van „onbetekenende materiële schade” spreken, worden alleen nog cum grans salis genomen.

Buzieau railleerde die berichten als volgt: Hij moest op een nacht, gewaarschuwd door luchtalarm, in een schuilkelder vluchten, maar had uit zijn keuken een mand eieren meegegrepen voor voedsel, als ’t lang duren mocht. De kelder was zo vol mensen, dat hij de mand buiten laten moest; hij zette ze bij den ingang. Daar werd ze getroffen door een vliegtuigbom: 1 ei stuk, 3 andere licht beschadigd.

Een brief uit Hamburg, die de censuur gepasseerd was, bevatte onder meer familiale mededelingen: alles ging de familie goed. Jammer alleen, dat zij ’s nachts zo vaak gewekt werden door de kat van de nieuwe buren boven; daar stond gelukkig tegenover, dat zij nu een ruim en onbelemmerd uitzicht op de zee hadden gekregen! – Een censor moet scherp kijken.

De spanning slaat bij velen over in onrust. Men meent te voelen, dat de oorlog niet meer „programm-mäszig” verloopt. Men gaat twijfelen en vrezen. Want bij zeer velen is de stemming nu zo: Duitsland moet winnen, want als ’t verliest is de wereldramp niet meer te overzien. Men verwacht iets van een zegevierend Duitsland; men verwacht alleen den chaos, en wel den bolsjewistischen chaos, bij een ineenstorting van Duitsland. ’t Zijn alleen enkele die - hards, die nog op herstel van ’t verleden door Engeland vertrouwen. Men neemt ze nauwelijks nog au sérieux.

Merkwaardig is de omslag bij vele Roomsen, sinds zij weten, dat Seysz–Inquart elken morgen naar de kerk gaat. Zelfs Van Loon gaat voelen voor een nieuwen tijd, waarin onderwijs - inspecteurs ook in bijzondere scholen weer eens wat te zeggen zouden hebben! De encycliek van Pasen ’38 schijnt haar klem verloren te hebben.

Gerard zou broodbons krijgen en ik heb hem in onwetendheid 4 van onze boterbons meegegeven. Dat betekent een kleine ramp! Toch maar 2 pnd boter, die wij hem anders graag cadeau zouden gegeven hebben! Thans echter met geen goud meer te betalen. Vreemd toch, als je de consequenties van ’t stelsel nu eens aan den lijve voelt: 14 dagen droog brood! (Gelukkig zijn er enige reserves). Tijdens den wereldoorlog zou je smokkelboter gekocht hebben. Thans is zo iets eenvoudig niet denkbaar.

16 juli 1940 (dinsdag)

Vanmiddag een overzicht gemaakt van Roos’ voorraden, die ons moeten helpen den tijd van gebrek door te komen. Alleen aan levensmiddelen en zeep voor een bedrag van f 210.– . Wij waren daarmee bij ’t begin van den oorlog, dus na 10 mei, begonnen min of meer in den gedachtenloop van 1914, toen allerlei waren plotseling uit den handel verdwenen en alleen op sluipwegen tegen woekerprijzen te verkrijgen waren. Maar – ’t is allemaal anders uitgekomen.

In snel tempo zijn de meeste levensmiddelen gerantsoeneerd. De rantsoenen zijn mager maar voldoende; tegen prijsstijging wordt echter rigoureus gewaakt. ’t Gevolg is: ondanks de geweldige hoeveelheden die Duitsland opkoopt en wegvoert, blijft voor ieder een matig rantsoen tegen gewone prijzen. Daar verder ieder werk heeft, hoe dan ook, kan ieder ’t strict nodige kopen. Een wijdere consequentie is, dat men aan ’t geld, dat men daarvoor niet nodig heeft, weinig heeft. Reizen doet men niet; uitgaan heel weinig. Of dat alles zo blijven zal, is niet te zeggen; maar - - als er een tijd komt, dat de rantsoenen iets ruimer worden en ook de somberheid wat wijkt, zodat wat gepaste levensvreugde kan terugkeren – dan ziet de toekomst er onder dit regiem aannemelijk uit; dat er meer rechtvaardigheid zal heersen, minder bestaansonzekerheid grote groepen der maatschappij zal kwellen, is iets dat voor mij meer en meer vast komt te staan. Natuurlijk kan een ambtenaar met vast salaris en gewaarborgd pensioen die dingen met meer vertrouwen zien, dan b.v. ondernemers, die hun werklui gedwongen aan den slag moeten houden en hun bedrijf zien uithollen (met potl. hierboven: „Patria”), of zij die hun bestaan verzekerd hadden in buitenlandse aandelen. Er zullen geweldige verschuivingen moeten plaats grijpen.

Men kan dan ook opmerken, dat velen zich nog steeds vastklampen aan de hoop op een overwinning van Engeland; dat zijn dan de lui met „goud”-belangen; anderen daarentegen in groeiend getal, naarmate de handel zich meer naar ’t Oosten keert en Duitsland den arbeid meer gaat organiseren, wenden zich getroost naar Duitsland en hopen op een Duitse overwinning. Dat dit aantal niet nog veel groter is, ligt aan den ongelukkigen stap van onze Koningin, die alle Oranje - gezinden op een strijd tussen hart en verstand is komen te staan: aan Duitse zijde staat het belang en een zekere erkentelijkheid; daar staat ook de felle haat tegen het wrede, trouweloze en baatzuchtige Engeland; aan de Engelse zijde staat de liefde en trouw aan ’t Oranje - huis, dat van Engeland zijn heil moet verwachten en staan ook de vooroordelen die politieke en „godsdienstige” propaganda in den loop der jaren in de harten der Nederlanders hebben gegoten. Was onze Koningin maar bij ons gebleven; hoe anders zouden de dingen er dan uitgezien hebben!

15 juli 1940 (maandag)

Van dag tot dag, van uur tot uur wordt de aanval op Engeland verwacht. De spanning is groot, maar toch begint men over andere dingen te spreken en te denken.

Daar is na Colijn’s mislukte poging om tot een regering te komen, de nieuwe hoopvoller poging van Linthorst - Homan, den jongen, sympathieken commissaris der Prov. Groningen met zijn medestanders Prof. Goudriaan en Prof. De Quai, mannen zonder politiek verleden, die geen beroep doen op de oude partijen, die aan niets „vastzitten”. Mogen zij slagen. Zo als ’t gaat, kan het niet langer. Immers men hoort van wijzigingen in ’t HBS - program: inkrimping van urental, vergroting van ’t aantal uren voor gymnastiek en Duits, inkrimping van Engels en Frans. Voor de kweekscholen nog niets, tenzij een bericht van samenwerking tussen de Directeuren - Generaal De Ranitz (ec. zaken) en Van Poelje (onderw K en W) betreffende opleiding en examens voor Lich. Oefening. Zulke vernieuwingen zijn misschien uitstekend, maar men krijgt ze liever niet van ambtenaren. Intussen kan men den nieuwen toestand zegenen: nu is er hoop dat de wagens van M.O. en Kweekschoolonderwijs met één ruk uit ’t moeras worden getrokken, waarin de politieke „stuurlui” ze al voor decennia vast- gereden hebben! Hier is een revolutie nodig; hier was het toppunt van parlementaire onverantwoordelijkheid bereikt! En dan te denken, dat de R.K. Staatspartij zegt zich terug te trekken, maar „op den achtergrond te blijven voortwerken!” (sic.) Niets vergeten, niets geleerd! Het schandaal van de „kwekelingen - met - akte” schijnt ook onder de ogen te worden gezien. Zij zullen niet meer zelfstandig mogen werken, d.w.z. vollen arbeid geven voor een fooi. Intussen moet nu ook de verlaging der leerlingenschaal volgen, anders missen zij die fooi ook nog. Maar, dat komt wel.

Van Mr Versfeldt, die in Den Haag bij Patijn heeft gelogeerd, verneem ik, dat in Stockholm onderhandelingen aan den gang zijn tussen Duitsland en Engeland! Wat ik steeds voorspeld heb: Engeland wil een vrede, te betalen uit de zakken der bezette landen. Ik hoop, dat D. niet ernstig op dien gemenen koeienhandel zal ingaan. Het heet dat D. zou geëist hebben: Holland, België en een deel der Franse kust. Ik geloof niet, dat D’s eis (waarom zou het eisen wat het al heeft?) zo luiden kan: zonder koloniën krijgt D acht millioen hongerlijders te voeden, alleen in Holland! Dat zou een oplossing zijn, die D nooit accepteren kan. Trouwens, ik geloof, dat Duitsland niets meer van Engeland accepteert! Ik denk, dat het in Londen wel zal vertellen, hoe de wereld er uit gaat zien. Van accoordjes zal daar geen sprake zijn.

De radio deelt mede, dat Engeland zijn kinderen naar Canada zou evacueren: een reuzenopzet – vele millioenen! Er zijn er ook enkele duizenden overgebracht: de kinderen der upper - ten. Toen werd de evacuatie stopgezet bij gebrek aan scheepsruimte! Alleen een schip kostbare renpaarden werd nog verscheept, maar de regering betreurde, dat zij in de onmogelijkheid verkeerde verder te gaan. De indruk onder de Engelse bevolking moet verpletterend geweest zijn en de verontwaardiging onbeschrijfelijk. Zo vertelt Hans Gritschen in zijn Presse – und Rundfunkschau.

12 juli 1940 (vrijdag)

Enorm is het aantal militaire vrachtwagens dat in Westelijke richting door Amersfoort passeert. Het schijnt ernst te worden met de expeditie naar Engeland. Dezen middag trok een onafgebroken colonne gedurende 1½ uur met een snelheid van 15 KM door! Allerlei geruchten doen nu ook weer de ronde: men spreekt van een „vliegend fort”, een super - uitvinding der Engelsen, dat voor twee dagen boven Nederland zou zijn verschenen, dat zich op betrekkelijk geringe hoogte met niet meer dan 60 KM snelheid zou hebben voortbewogen, met 6 motoren, naar alle zijden schietend en .... onbekommerd voor het zwaarste Flak!

„Men” spreekt ook (allerlei ooggetuigen hebben het bezworen!) van treinen Duitse dienstweigeraars, die twee aan twee gebonden met boven het hoofd geboeide armen naar Duitsland teruggevoerd werden. „Men” zou kunnen vragen: waarom de soesah van ’t terugvoeren, als ze toch „abgeknallt” moeten worden? „Men” zegt zelfs, dat Duitse officieren zouden gezegd hebben: ja, wij gaan naar Engeland, maar dan keren wij terug naar Berlijn „um den Schweinhunden dort den Garaus zu machen”. Ik geloof van dat alles niet veel: de pogingen om er met valse geruchten den moed in te houden, zijn zo talrijk en zo onbeholpen tevens, dat men er geen acht meer op slaat.

Vanmorgen vernam ik van oud - leerlingen, dat in Rhenen 205, en in Barneveld 21 huizen verwoest zijn tot den grond. Den Helder is, wat de binnenstad en havens aangaat één grote ruïne. Gisteren vertelde Kolonel Lezer mij (ik heb het van andere zijden horen bevestigen), dat op de Leusderheide en op de Vlasakkers schijnvliegvelden met schijnhangars en buitenstaande witgeschilderde schijnvliegtuigen, worden aangelegd om de aandacht der Engelsen van Soesterberg af te leiden. Gisterennacht werd Zeist gebombardeerd (hoofdkwartier staf!); 2 doden. Wij hoorden ’t.

Gerard is gedurende de vacantie met zijn familie in Arnhem in een leegstaand huis van Betsy Thieme getrokken. Een menslievende daad, die de stakkers rust en moreel herstel zal schenken.

De joden worden bang. Een zakenman, niet - Jood, plaatste in de A/f. Courant een advertentie om ’t publiek te verwittigen, dat hij geen jood is. – De Joodse chef van een Hema - zaak in Dord kreeg 3 jaar tuchthuis, omdat hij de Duitse weermacht beledigd had, door de meisjes uit zijn zaak te verbieden met Duitse soldaten te praten. – De chirurg Dr Insinger, die een Duits officier in de Lichtenberg zou te opereren hebben, zag zich genoodzaakt den laster te komen rechtzetten van zijn N.S.B - collega Nieuwenhuis, die dien officier er op gewezen had, dat de jood I(sac) N(athan) Singer (alias Insinger) zich tegenover een Duits officier had terug te trekken. De officier verklaarde Ins., dat hij den laster niet geloofd had, daar zij uit „zu schmutzige Quelle stammte”. Duitse officieren zijn gelukkig Mannen van eer. De Schweinhunde zitten onder de Nederlanders!

Men hoort meer en meer staaltjes van de zorgeloosheid en lafheid der hoofdofficieren van ons leger tijdens de oorlogsdagen: de kolonel (divisiecdt van Soest is, volgens Majoor R, de volle 5 oorlogsdagen „zoek” geweest. Een andere hoofdofficier had permanent „dekking” gezocht in een schuilkelder en had twee soldaten aangewezen om hem van eten te voorzien. Meer dan stoïcijnsch kalm was de kolonel in Wageningen, die ’s morgens (Vrijdag) bij zijn ontbijt verrast werd door een in vliegende haast daarheen gezonden officier uit Baarn, die versterking bracht en instructies vroeg, maar dezen in Olympische rust vroeg „De kolonel in Wageningen” of hij thee of koffie wilde en ’t maatje terugriep voor „suiker en melk”. Hij was zo blijkbaar verwonderd over den misplaatsten dienstijver van dien officier, die met ongepasten nadruk beweerde daarvoor niet gekomen te zijn, dat zijn zonnig evenwicht zelfs even wankelde en hij den rustverstoorder kortweg zei, dat hij niets voor hem te doen had en hij maar liever met zijn afdeling naar Baarn terug moest gaan. Of de Duitsers hem gelegenheid gelaten hebben zijn gestoord ontbijt in gemoedsrust te voltooien, meldt de geschiedenis niet. ’t Is echter te vrezen van niet, want reeds zeer kort nadien moeten de D. in Renkum geweest zijn, waar Mr. Andree, die met zijn vrouw daar in een hotel vertoefde zich voor rondvliegende kogels hebben moeten vrijwaren, door in de serre plat op den grond te gaan liggen. Hij vertelde, dat opgeschoten jongens met een flobert van uit een huis op binnentrekkende Duitsers hadden geschoten, waarop dezen na de daders tegen den muur te hebben gezet, links en rechts schietende het dorp waren doorgereden – maar gelukkig in dit geval wijsheid en gematigdheid betrachtten, blijkbaar aanstonds ziende met een idiote uiting van onverantwoordelijken te doen te hebben.

Dit zijn enkele staaltjes van de hopeloze onberekendheid voor hun taak van onze hogere officieren. Dat het de Duitsers er niet om te doen is geweest, nodeloos bloedbaden aan te richten blijkt uit ’t verhaal van Dr Meijer de NSB-er, officier van gezondheid, die te Ochten lag. Toen er bevel kwam terug te trekken op de Holl. Waterlinie, door de Neder - Betuwe dus, hadden zij de Duitsers links van zich op de Veluwe en rechts in Land v. Maas en Waal en Bommelerwaard. De terugtocht duurde 36 uren, de wegen waren stromen van mensen en materiaal die zonder enige dekking op een stralend helderen dag voorttrokken, deels over dijken, waar zij scherp silhouetteerden tegen de blauwe lucht; een niet te missen doelwit voor alle soorten van vijandelijk geschut. Maar .. de D. schoten niet; hun vliegtuigen vlogen in ontelbare menigte over de Betuwe westwaarts: een machine had zonder gevaar hele bataljons kunnen wegmaaien, maar zij lieten alles rustig trekken; lang voor de capitulatie beschouwden zij blijkbaar ons leger als een verslagen macht, die recht had op krijgsmans – grootmoedigheid. ’t Verhaal gaat, dat een Ned. troep, die in ’t donker zijn stelling verliet om terug te trekken, door de Duitsers is bijgelicht en op den goeden weg geholpen! Beminnelijke galgenhumor – waarom Goering schik zou gehad hebben. Onze bakker Berkenbosch, sergeant, was er bij.

11 juli 1940 (donderdag)

„Men” spreekt van binnenvaartuigen, van rijnaken af tot de pleziervaartuigen van Loosdrecht toe die door de D. worden gekeurd en opgemeten; „men” zegt: voor troepentransporten naar Engeland. Als de zaak niet zo ernstig was zou men lachen om den dwazen mop. Toch houdt ’t gerucht aan. Nu heet het: slaapgelegenheid voor watervliegers op ’t IJselmeer enz. Dat klinkt beter – te meer daar de Engelsen magnetische bommen op ’t IJselmeer en in ’t Noordzeekanaal hebben uit geworpen. De spanning stijgt. Men verwacht den aanval op Engeland elken dag – en men kan niet anders dan de D. ’t beste toewensen. Als Engeland te elfder uur Rusland nog in den strijd werpt, verdient het van de aarde weggebrand te worden. Laat Ford geen gelijk krijgen!