31 mei 1941 (zaterdag)

’t Is vandaag zomermaand; maar nog steeds geen zonnestraaltje. Buiten is ’t zonder jas wel fris maar toch wel aangenaam; binnen is ’t kil. Niets werkt mee, dit jaar.

Vanmorgen op de wandeling met Kootje (’t is Pinkstervacantie) kwam me in de gedachte, dat ik dit jaar geen enkelen meikever gezien heb. Ik geloof niet, dat er één avond is geweest, dien men een meikever-avond had kunnen noemen. De bruiloftsvluchten zijn achterwege gebleven.

’t Eiland Kreta is in Duitse handen; de Engelsen zijn van de havens afgesneden en kunnen nu zelfs geen „glorie-rijken terugtocht” meer uitvoeren. ’t Is voor de D. en It. nu nog slechts een kwestie van prikkeldraad aanvoeren voor gevangenenkampen. Deze overwinning is geheel behaald door bommenwerpers, jagers en parachute-springers. De Engelsche vloot was daartegen machteloos. Natuurlijk zijn er massa’s parachutisten omgekomen, maar hoe was dat bij ’t vergaan van de Hood? 1300 verdronken, drie gered. Men kan niet beweren, dat de luchtoorlog onmenselijker is, voor zover dat in getal is uit te drukken.

30 mei 1941 (vrijdag)

Hörst vertelt, dat tengevolge van de kloppartij op Zaterdag 3 Amersf. NSB-ers in ’t St. Elisabethsziekenhuis liggen; één gevaarlijk, de twee andere ernstig gewond. (Roos hoorde, dat er één dood is.) Morgen - (Zaterdagavond) verwacht men nog veel heviger botsingen.

De W.A uit Utrecht en Amsterdam zal de Barnevelders mores komen leren. Dezen echter zullen versterking krijgen van de Veenendalers – geen katten om zonder handschoenen aan te pakken – , zodat we wat kunnen beleven. ’t Schijnt, dat de Duitsers de burgerij van Barneveld hebben gesteund; zij zeiden: „die onruststokers moeten er uit gesmeten worden; wij waarderen de rustige bevolking van Barneveld.”

Vanavond een vergadering van onzen Districtsraad met den Gewestelijken Commissaris, Mr Flot, ten huize van Kochheim. Daar moesten wij vernemen: 1° dat wij als Districtsraad niet bestonden, omdat wij nooit benoemd waren; 2° dat het nieuwe door ons ontworpen reglement niet in den geest der Unie was en zich met dingen inliet, die niet des districts waren.

Verder voelden enkelen van ons dadelijk waar de schoen wrong: wij en speciaal Ronhaar, moesten er uit. Flot wilde een vergadering samen met Melchior; dat wilden wij niet en Ronhaar zei, dat hij „’t verdomde”. Alleen Camerling Helmolt had er niets tegen; maar die was 2 maanden uit de stad geweest en kon de situatie niet aanvoelen. Slechts node stemde H. er in toe ons reglement naar Den Haag op te zenden. Hij was alleen bang, zo bleek het, dat wij allen met Ronhaar zouden heengaan en er dus een lacune zou ontstaan.

Hij wilde ons nog overhalen de in ’t reg. genoemde functies te blijven waarnemen. Sommigen o.a. Delen en Kochheim wilden dat wel om Ronhaar te ontlasten. Wijngaarden, Hartings en ik weigerden; Wijngaarden kon dit niet om zijn prestige. Hartings en ik vonden onze positie (hij voor sociale adviezen en ik voor de jeugdgroepen) te doornig om dit zonder hulp en vooral zonder reglementaire basis te doen. Ik wilde niet de sterren van de hemel beloven en wij zaten niet hier om elkaar knollen voor citroenen te verkopen.

Nadat Flot vertrokken was, praatten wij nog wat na en realiseerden ons de onmogelijke situatie waarin wij beland waren. Buiten gekomen zei Ronhaar tegen Hartings, Wijngaarden en mij, dat den volgenden dag zijn ontslagbrief in zee zou gaan. Ik hoop toch, dat hij het niet doet: het senioren-convent is mij te lief geworden. Maar hem ook, en daarom heb ik nog hoop.

Dominee Geritsen vertelt me, dat de manufacturier Van Zuiden op de Varkensmarkt uit zijn zaak moet en ruimen moet voor een NSB.-er. Dit is in Amersfoort de eerste jood, die geliquideerd wordt. Roos vernam nog, dat hij de zaak had kunnen houden, een vervanger (NSB-er) aanstellen en 33% van de eventuele winst had kunnen krijgen. Hij heeft er de voorkeur aangegeven tegen de geschatte waarde te verkopen, want winst zal daar wel niet kunnen gemaakt worden; nu niet meer ... voorlopig?
De nieuwe eigenaar zal ’t uitsluitend van zijn partijgenoten moeten hebben.

29 mei 1941 (donderdag)

Kruithof vertelt, dat de vorige week Vrijdag de Philips-fabriek haar 50-jarig bestaan vierde. Dit moest op bescheiden voet gebeuren. De fabriekslui kregen om 2 uur vrijaf en 14 dagen extra-loon.

Om 2 uur vormde zich op straat een curieuze optocht: mannen behangen met werktuigattributen en bloemen. Massa’s sloten zich aan; overal verscheen Oranje; ten slotte vierde de hele stad een uitgelaten straatfeest met muziek en gejoel. De Duitse schildwachten vroegen, wat er „los” was. Men vertelde hun, dat de grote „keer” had plaatsgehad. Zij zetten de geweren neer en liepen mee. Ten slotte wilde de SS. ingrijpen, maar zag geen kans. ’t Enige wat zij kon, was met een toestel op de markt per radio de SS-afdelingen uit de buurt te hulp te roepen. Na aankomst volgde een zware knokpartij en 1000 inhechtenisnemingen; dien avond mocht na 6 uur niemand de straat meer op. De straf gaat door. De staat van beleg is afgekondigd. Zo’n gebeurtenis is een zuiver bewijs voor de gevoelens der bevolking.

Zaterdag-avond is een afdeling W.A. door de Barnevelders bont en blauw geranseld. ’t Waren Amersfoorters. De beruchte Gerhard (een A/fts fotograaf) redde ’t vege lijf in een winkel, maar werd er weer uitgetrapt. Doden zijn er niet gevallen. Maar a.s. Zaterdag komt de Utrechtse WA naar Barneveld, sterker in getal. Dan kan ’t bloedig worden.

Op Kreta duurt de strijd voort, maar de Engelsen raken uitgeput en wijken; de Duitsers krijgen regelmatig nieuwe versterkingen.

Dwaze dingen hoort men van overigens verstandige mensen; maar als ’t de reputatie van de Duitsers schaadt, gelooft men alle onzin grif. Hier ziet men af en toe Duitse meisjes in grijze uniform. Dat zijn, volgens Rie Ronhaar, Ehrenbräüte van Hitler”. Zij hebben op zich genomen Hitler 3 kinderen p.p. aan te bieden en met dat doel lopen zij nu rond! Men zegt, dat zij een tegenstelling vormen met een bisschop; dat is immers „een vent met een mijter op” ......

27 mei 1941 (dinsdag)

’s Avonds bij Ronhaar; deze laat ons op een stafkaart zien, waar Maandag de bom is neergekomen en – welk munitiedepot de lucht is ingegaan. Hij wees er ons nog een aan, dat spoedig aan de beurt komt.

26 mei 1941 (maandag)

Kruithof vertelt, dat er in Duitsland wel degelijk iets is. Een Holl. ingenieur die in Berlijn moest zijn, stapte daar uit den trein. Onmiddellijk werden allen gesommeerd weer in te stappen. Hij was de laatste van zijn rijtuig en kreeg een schot in ’t been. Hij werd van pijn bewusteloos en kwam weer bij in een auto die hem naar een kliniek bracht. Daar werd de kogel verwijderd zonder narcose: de chirurg had daar geen tijd voor. Na de operatie werd hij onmiddellijk weer op een trein naar Holland gezet.

Men zegt nu, dat Hitler binnen zeer korten tijd den aanval met vaartuigen op Engeland zal ondernemen. De oudere lichtingen weigeren eenvoudig. Daarom zou de Hitlerjugend als parachutisten gebruikt worden. Ik kan dit laatste eenvoudig niet geloven: 1° om de onmenselijkheid, 2° om de zinloosheid van ’t gebruik van zulke ongeoefende kinderen.

Maar men stapelt meer leugens op: er is altijd nog wel publiek dat deze onzin gelooft. Rauschnings „Hitler m´a dit ... ”, heeft den bodem, waarop die leugenzwammen tieren, terdege voorbereid.

Ik moet ter ere van de joden zeggen, dat zij hun lot waardig dragen; zij klagen niet, beoordelen de zaken objectief en gelaten en beginnen er gewoonlijk zelf niet over.

Vannacht heeft Willemsen strafbewakingsdienst moeten verrichten om de bossen en heiden om Soesterberg te beschermen. Zijn wacht heeft geduurd van 2-6 vm. Daartoe moest hij zich echter reeds 8¼ u ’s avonds aan ’t politiebureau present melden om te worden geïnstrueerd en .. gefouilleerd op lucifers en rookartikelen!

De wacht bestaat in ’t aflopen en bewaken van 70 M wegkant om te voorkomen, dat kwaadwilligen de bossen insluipen. Zij hebben verder den plicht zulke sluipers, ook gewapenden!, te arresteren. Hoe deze brave burgers (niet allemaal 100% - helden!) dat moeten aanleggen, wordt hun niet meegedeeld. Zelf hebben zij generlei wapen, zelfs geen knuppel.

Men noemt ’t dan ook algemeen „pesterij van de moffen”; meer een strafmaatregel dan een doelmatige veiligheidsmaatregel. Men heeft vóór 5 weken geen geschikten dader kunnen aanwijzen en nu – doet men maar wat! De catastrofe moet toch op iemand gewroken worden.

De gemeente Soest met haar lange grenzen en geringere bevolking moet zelfs de leeftijdsgrens der „bewakers” op 55 jaar stellen. Een pretje is ’t niet; men voorziet zich van eetwaren en vaak nogal pittige dranken.

Ik passeerde gisterenmorgen met Kootje zo’n rayon bij Laan 1914, waar dus ’s nachts gewaakt was. Hij vond er ’t karkas van een gebraden kip, waaraan hij zich, vóór ik er erg in had, flink te goed had gedaan. Wij zijn wel wat bezorgd voor de beroerde gevolgen, die dit voor hem kan hebben.

Ik heb Willemsen dezen voormiddag vrij gegeven om uit te slapen. Ik hoop maar, dat men mij niet beschuldigen zal, ’t effect der straf te hebben geschaad, maar of hij nu hier in zijn kamertje zit te knikkebollen of thuis in bed kruipt, komt op ’t zelfde neer. Velen verlangen er nu naar, dat de Duitsers gauw weer in voldoend aantal hier zijn, zodat dat „gedonderjaag” uit is.

De zware aanvallen op Kreta en de voorbereiding op den aanval op Engeland worden natuurlijk aangezien als bewijzen, dat Duitsland zijn laatste wilde stuiptrekkingen doet. Ik kan ’t zo nog steeds niet zien ... Majoor Visscher en kapitein Schäfer wel! Die hebben de vorige week Donderdag al Oranje-bitter zitten drinken op de heuglijke wending! Zij verlangen naar ’t „oude leven”.

Mevrouw Bijdendijk vertelde Roos, dat Arnhem in staat van beleg is. Op het gerucht, dat de Duitsers terugtrokken uit de bezette gebieden was de stad in opwinding geraakt. Men was met Oranje getooid de straten opgegaan; er waren NSB-ers gedood en mishandeld (met kokend water begoten). Er zullen wel zware straffen vallen.

Van Dijk vertelt, dat de astroloog Ram heeft verklaard: hedenmorgen is om 11 uur de maan opgekomen (waar?) en op dat moment heeft ’t feit plaats gevonden, dat de snelle catastrofe der tragedie betekent. Welk dit feit is, zullen we over een paar dagen wel horen.

Willemsen had zich bij zijn nachtwake best geamuseerd. Postencontrole was er nagenoeg niet; andere instructies dan op ’t oproepingsbriefje waren niet verstrekt. De politie, die alles moet regelen, neemt ’t geval ook niet au serieux. Er is onder ’t stel jonge kerels veel gelachen; op een ogenblik stonden er 14 bij elkaar in plaats van hun vak te bewaken. Toen in den morgen de fabrieksmeisjes langs begonnen te komen, werd men „model” en menigeen werd aangehouden.

In Maastricht, waar men een dito „bewakingsdienst” heeft moeten instellen, was ’t consigne gegeven: alles aanhouden en naar de Kommandantur brengen. Daar hadden ze plichtmatig als eersten arrestant een hond voorgeleid. Volgde natuurlijk een geweldige schrobbering, met de nadere instructie, dat dat de bedoeling niet was.

Toen hadden zij een dikken Duitsen soldaat overmeesterd, een man met vreedzame bedoelingen. Maar zijn pleidooien baatten niet; ook niet zijn betuiging, dat hij een Duitser was. Men verstond hem niet en was er van overtuigd, dat hij een in Duitse uniform vermomde Engelsman was! Hij werd vastgebonden en bewaakt tot de dag aanbrak. Of men hem naar de Kommandantur heeft durven brengen, meldt de historie niet.

Dat de Maastrichtenaars grapjassen zijn is bekend; maar of zij zulke stukjes durven uithalen? De Duitsers hebben zo weinig gevoel voor humor en hun militaire eer is zo lichtgeraakt als een gevilde kikker.

Mevrouw Van Doorn vertelde, dat Juffr Verbeeten, dochter van Pa en pas tot schoolopziener gebombardeerd, als voorzitster der voorvergadering voor de Handwerkexamens in Amsterdam den vorigen Zaterdag, niet verschenen was. Reden: zij was bang, dat zij ’s avonds niet meer in Breda zou kunnen komen en – op Zondag wilde zij thuis zijn.

Ik vertelde Mevr. V Doorn, hoe en wanneer ’t schooltoezicht met deze figuur verrijkt was en dat zo’n benoeming illustreerde hoe de toestanden op vele gebieden vóór den oorlog in ons lieve Vaderland waren. Zij werd plotseling zeer gereserveerd en vroeg of ik van den tegenwoordigen staat zoveel verbetering verwachtte. Zij is een van de mootjeshakkers en non-collaboranten: liever ’t verleden met al zijn gebreken dan thans een vinger uit te steken om wat beters voor te bereiden; maar toch tegen alle beter weten in bij hoog en laag beweren, dat wij zelf verbetering zullen kunnen scheppen, als de bezetting maar voorbij is. Ja, ja!

Vandaag een gerookte ham binnen gekregen à f 1.80 p.p. Deze was allang in bestelling en bewerking. Thans kost gerookt vlees al f 3.00 p.p. Er worden reusachtige winsten gemaakt. De slagers enz. voelen zich goede patriotten: „wat men aan landgenoten verkoopt, slepen de Duitsers niet weg.” Iedere ketter heeft zijn letter. Voor „vrije” boter durft men f 3.00 p.p. te vragen en men krijgt het grif. ’t Is allemaal weinig sociaal, maar ieder heeft ’t gevoel, dat zijn leven er mee gemoeid is: een nieuwe oorlogswinter betekent zwarte en ongecamoufleerde hongersnood.

Wij hebben nu regen, maar nog steeds een nare kille temperatuur en geen zon. Alles groeit echter en alle planten bloeien tegelijk: Chinees klokje, ribes, prunus, en sering, dingen die normaal een paar maanden uiteenliggen. Ik heb zaterdag maar weer winters jägerondergoed aangetrokken. Katoen gaat nog niet. De electrische kachel doet nog steeds dienst.

De sigaren zijn weer opgeslagen en worden merkbaar slechter. Tabak is dubbel zo duur als vóór 10 Mei ’4o en van mindere kwaliteit. Ik denk, dat ik mijn voorraad maar ga opmaken. Later kan ik dan proberen of er in den handel nog iets rookbaar is; anders hang ik de pijp maar aan de wilgen.

In Arnhem hebben ze van de nachtwaak een maskerade gemaakt. Men zag er o.a. Chamberlain met de paraplu.

Vanavond vergadering bij Deelen op de Pr. Fr. Laan. Plotseling mitrailleur-vuur, daarna een ontploffing, die ’t huis deed dreunen. Daarna niets meer. ’t Was half negen, klaarlicht dag en nagenoeg onbewolkt. Geen vliegtuig te zien of te horen. Den volgenden dag vernomen, dat ’t een Engelse bom moet geweest zijn, bij Driebergen. Een poos later zou een geweldige steekvlam zijn waargenomen. ’t Is lang geleden, dat wij ’t oorlogsrumoer zo vlak bij gehad hebben.

Na de lezing en correctie van Wijngaardens plan had de verdeling der voorzittersfuncties plaats die de leden van den Districtsraad in de Commissies zullen uitoefenen. Na heel wat protest van Wijngaarden, Mevr De Mos, Deelen en mij heeft ieder zo’n commissie voor zijn rekening genomen, waarbij mij „Clubvorming der Jongeren” is toegewezen. Men zit in de schuit en moet mee: eerst uit nieuwsgierigheid in een onschuldig Senioren-Convent; daaruit gekozen in een wat vagen Raad van Bijstand, thans belast met ’t voorzitterschap van ’t neteligst deel: leiding der Jongeren, waaraan er al een paar hun vingers gebrand hebben.

Zeker, ik ben maar voorzitter; ik mag een commissie van 5 leden vormen, die ’t werk doen. Maar ik draag de verantwoordelijkheid. Initiatief zal men mij wel niet vragen: dat is er al te veel. Maar ik zal moeten oordelen, leiden en remmen; ’t laatste vooral. En dan in een groep mensen, jongeren, waarvan ik er nauwelijks een paar oppervlakkig ken, terwijl het de eerste maal in mijn leven is, (ik ben 58) dat ik niet-ambtelijk naar buiten treed, in zo’n milieu althans.

Vreemd, ik heb mijn leven lang tusschen de jeugd gesleten, waarvan 30 jaar tussen kwekelingen van 14-20 (–25?), ik heb 28 jaar lang aan ’t hoofd van inrichtingen gestaan, talloze vergaderingen geleid, bestuursfuncties bekleed in verenigingen en nooit heb ik mij in mijn hemd voelen staan als nu. Niet dat ik den steun van een ambt mis of de onderwijzersmentaliteit bij deze Unie-jongeren: ik heb altijd redelijk-wel met jongeren kunnen omgaan ook zonder „stok achter de deur”. Maar ik ben huiverig de verantwoordelijkheid te moeten dragen voor de daden van een aantal jonge mensen, die maar bij wijze van spreken een groep vormen, die nauwelijks iets gemeen hebben dan hun haat tegen de bezettende macht, en van allerlei oncontroleerbare zijden blootstaan aan invloeden, die opbouwenden arbeid in geestelijken zin uiterst moeilijk maken. En in die richting zou ik het toch willen sturen, want voor oom-ganzenbord voel ik mij te goed.

Ik zal maar eerst contact zoeken en een commissie samenstellen; daarna zullen we handelen naar bevind van zaken. De organisatie van V Wijngaarden draagt sterk de kenmerken van ’t vaderschap. ’t Zijn allemaal commissies, in vroeger tijd zo gemakkelijk: gedeelde verantwoordelijkheid! d.w.z. geen verantwoordelijkheid. Maar nu is de praktijk anders aan ’t worden: als iets misloopt grijpt de overheid de toppen beet. Zij heeft daarin, van haar standpunt uit, schoon gelijk; wij echter moeten die praktijk nog leren.

Enfin, wij zullen zien. Ik ben op democratische golven naar boven gespoeld en nu wordt er iets van mij verwacht. Vooruit met de geit! Roos is niet enthousiast. Maar dat gebeurt wel meer, en dan kwam ’t vaak toch behoorlijk uit. Dan evenwel was ik enthousiast en dat ben ik nu niet.

Zoëven kwam ’t bericht door, dat de Bismarck, die eergisteren de Hood tot zinken heeft gebracht, na een jacht van twee dagen in den grond is geboord. Een korte victorie. Maar de glorie blijft aan de Duitsers. Wie had ’t mogelijk geacht, dat Duitsland zelfs op dit gebied zo iets presteren kon. Dat men niet opkan tegen een 20-voudige overmacht, zegt hier niets.

25 mei 1941 (zondag)

’t Ziet er niet naar uit, dat Duitsland dezer dagen in elkaar zal storten: alle, ook door Engeland toegegeven of niet - ontkende berichten spreken een andere taal:

1° Het verdrag met Vichy is een feit; de gevolgen tonen zich nog niet direct, maar de woede van Engeland en Amerika is onbeschrijfelijk;
2° De westhelft van Kreta is vast in Duitse handen;
3° Irak houdt stand; de Duitsers steunen en de pan-islamitische beweging wordt sterker anti-Engels;
4° Syrië steunt de as.
5° In Cyrenaica blijft de toestand ondanks verbitterde aanvallen der Engelsen met de vloot in de lucht en te land stationnair.
6° In Spanje heeft een „zuivering” der regering plaats gehad, die thans geheel falangistisch is. (een bedreiging voor Gibraltar”).
7° De Engelse vloot heeft in de Midd. Zee ernstige verliezen geleden en gisteren is de grootste slag-kruiser van Engeland (43.000 ton) de Hood, bij IJsland door de Duitse Bismark in den grond geboord. (een schot in de kruitkamer);

kortom een reeks Duitse successen, die op geen verslapping wijzen.

Koning Faroek van Egypte heeft den Grieksen Koning verzocht zijn land te verlaten, daar hij neutraal wil blijven; die schijnt ook geen vertrouwen in Engeland meer te hebben.

Een episode: een officier die voor Fokker machines invloog, wist meer benzine te laden dan toegelaten was, steeg op en verdween naar Engeland (ca 14 d. geleden).

24 mei 1941 (zaterdag)

Niets voorgevallen vannacht. Vandaag of morgen zou „het” moeten gebeuren. Men ziet maar een enkelen Duitser op straat. Dat doet vreemd aan. Daarentegen zag ik vanmorgen een Nederl. matroos; waarschijnlijk een arbeidskamper, die nog zijn oude uniform afdraagt. Maar ’t doet op een dag als dezen ook vreemd aan: ik heb in geen half jaar een Nederl. matrozenuniform meer gezien. Vreemd – zo’n stemming bij je zelf.

Ik geloof heel weinig van al die sensatie-nieuwtjes – en toch geeft zo’n afgedragen uniform je een schok. Maar als ’t een bode van over de Noordzee was, zou hij hier niet overdag in uniform rondlopen. Onzin, ’t is alles sensatie. Duitsland zwicht niet; het gaat voort, ’t zit op Kreta, op de vliegvelden van Irak, in Marokko, Cyrenaïca; ’t heeft een pact met Vichy. Het gaat voort, onwrikbaar op zijn doel af.

Kruithof was gisteren vol hoop; natuurlijk, de omslag zou betekenen de vrijheid van Bert. Maar zorgen had hij toch ook: Nederland is arm; er zal een tijd van Nederl. dictatuur onder onze Koningin moeten volgen, anders rollen we zo weer in de reactie en in de ellende der partijheerschappijen en – twisten. En ook – en dat is merkwaardig – thans begint hij zich te realiseren, hoe moeilijk Nederland regeerbaar zal zijn en hoe groot de dreiging van ’t communisme is. Hij hoopt echter dat Göring in Duitsland de zaak recht zal kunnen houden en tot een aannemelijken vrede zal kunnen geraken.

Ik geloof daar niets van. Als Hitlers einde gekomen is wordt Duitsland in enkel weken, dagen misschien een chaos. Frankrijk komt zó in de macht van ’t bolsjewisme. En waar moet het dan heen met Nederland? Ik vrees, dat de teleurstellingen onzer brave landgenoten diep en bitter zullen zijn, d.w.z. zij die zoveel vertrouwen hebben op de graanschepen, ´t goud der Ned. Bank, Indië en den aan Indië gekoppelden gulden.

Hoe kàn Nederland standhouden midden in dien chaos! Eerst zal men met wellust alles vernietigen wat de Bezettende Macht hier had opgebouwd, ook de dingen waarvan ieder Nederlander in zijn hart moet bekennen, dat zij goed zijn, dat men er vroeger zelfs naar gestreefd heeft. Daarna zullen de partijen hun schade inhalen, de verloren posten bezetten (wee ons onderwijs, onze Rijkskweekscholen!). Dan komen de moeilijkheden met voedsel en grondstoffenvoorziening. Dan komt de demagogie, en de pers en de straatmanifestaties en dan .... komt Moskou. Zo zie ik het; niet anders.

Zij die Hitler thans verdoemen en vervloeken, zullen hem nog eens bewenen; dat staat bij mij vast. En de Amsterdammers, die een paar maanden geleden met hun leven „hun eigen Joodjes” verdedigden, zullen dan ondervinden, dat zij ook hun leven op ’t spel gezet hebben voor Russische en Amerikaanse Joodjes en die zijn helemaal niet sympathiek!

23 mei 1941 (vrijdag)

Er zijn geheimzinnige dingen aan den gang, waar niemand wijs uit wordt. Grote troepen- en materiaalverplaatsingen overal: auto’s, kanonnen, mensen paarden. Ontelbare treinen en kolonnes langs den weg. Meest naar ’t Oosten; maar Ds Gerritsen had van een treinmachinist gehoord, dat hier op de emplacementen 16 treinen munitie hadden gestaan, die uit ’t Oosten waren gekomen.

Op ’t viaduct hadden 4 zware afweerkanonnen gestaan en aan de omwonenden was aangezegd, dat zij er mee te rekenen hadden, dat ’s nachts (dus den afgelopen nacht) ’t station kon gebombardeerd worden. Miedema op de Regentesselaan had ook dit bericht ontvangen. De dames V d Werfhorst waren ’s nachts naar Zeist gaan logeren. Er is intussen niets voorgevallen, maar ... de aanzegging geldt ook voor vannacht.

Hier wonende Duitse burgers moeten zich laten keuren: zij worden ingelijfd als bezettingstroepen. Greet Polak vertelt, dat zij van enkelen de ogen had moeten keuren. De grote door Duitsers bezette villa’s in Baarn zijn ontruimd en „vrijgegeven”. Hier houdt men echter de lege gebouwen vast. De Orts-Kommandant vertrekt ook: men heeft zijn vrouwelijk kantoorpersoneel met koffers zien afmarcheren.

Men vertelt, dat ’t Soesterbergse vliegveld wordt verlaten. De burgerarbeiders krijgen hun congé, evenals de arbeiders in de hei-camouflage-werkplaatsen. ’t Vliegveld zou onbruikbaar gemaakt worden.

Daarentegen zou de Schelde vol schepen liggen! Wie krijgt daar nu een kop aan! Sommigen zeggen: ze trekken terug. Anderen beweren: ’t Gaat op Engeland aan. Nog anderen: ’t Zijn schijnbewegingen! (met welk doel dan?)

De berichten uit Duitsland zijn al even tegenstrijdig. Lezer vertelde van een zakenman, die deze week in Keulen moest zijn, maar de stad in oproer vond, vol geschiet en geschreeuw, zodat hij maar op ’t station gebleven is en per kerende gelegenheid is teruggekomen. Een ander zakenman zou ergens in Duitsland door een fabriek lopend, drie maal een briefje in zijn zak gevonden hebben met de woorden: Vrede of oproer!

Vanmorgen sprak ik Klaas Roozendaal, voor een week met verlof uit Praag. Hij roemde de rust en ’t vertrouwen der Duitsers, hun vast vertrouwen op den Führer en de overwinning. Als voorbeeld haalde hij aan, dat de Directeur van zijn fabriek gevraagd had, naar ’t front te mogen. Dit was hem geweigerd onder toevoeging, dat hij zulk verzoek niet voor de tweede maal moest doen, daar dit een zware straf na zich zou slepen. De man toonde zich tegenover KR verongelijkt en zei bitter: „Later zal ik aan mijn kinderen kunnen vertellen, dat ik gedurende den oorlog ... balkjes op draagkracht heb mogen keuren!”. Defaitistisch klinkt dat niet bepaald.

De Czechen haten de Duitsers met fellen haat. Hun samenwerking in oorlogs-industrie laat alles te wensen over. Zij zijn even fel op nieuws en geruchten als de Hollanders in tegenstelling met de Duitsers, die alleen het officiële Duitse nieuws de moeite waard achten. Intussen heeft ’t geval - Hess ook bij hen verslagenheid teweeggebracht. Zij begrijpen ’t niet, maar schikken zich in ’t niet-begrijpen. K.R. vertelt, dat ’t leven in Praag wel heel duur is, maar, dat men er veel meer krijgen kan als hier.

Merkwaardig is ’t, dat de Duitsers nu al 5 dagen op Kreta geland zijn en er zware gevechten leveren, wel met zware verliezen maar toch met succes – en dat er nog geen enkel Duits bericht over is verschenen.

De meisjes Winter verdienen f 125.– in de maand voor werk op de Kommandantur. Dr Winter heeft ca f 100 extra per week voor paardenkeuringen. Mevr. Winter ziet er zeer chique uit!

Van Dieren, een NSB-caféhouder te Amsterdam, gebombardeerd tot oppersten leider der Jeugdherbergorganisatie, heeft, volgens Kruithof een salaris van f 15.000 ’s jaars. „ .... Wenn schon, dann nicht für ’ne Pfifferling” zeggen de Duitsers.

Vanavond 7 ¾ ontmoet ik Kruithof, die van Pellemans gehoord heeft, dat in den loop van den middag een bericht uit Moskou is doorgekomen, waarin gemeld werd, - - - ! .. dat Hitler sedert twee dagen door de Wehrmacht gevangengenomen is en de Wehrmacht (Göring) de leiding heeft overgenomen!

Roos had gehoord, dat Hahn wist te vertellen van een IJmuider jongen, die een telexbericht (?) had opgevangen, dat luidde: Hitler en Göring per vliegtuig gevlucht, niemand weet waarheen. Heel IJmuiden had gevlagd. De jongen is gearresteerd! Dat zou eergisteren (Woensdag) gebeurd zijn.

Kruithof vertelde nog, dat een gezelschap journalisten (Ned). die bij de opening der Nederlandse Kunsttentoonstelling in Keulen tegenwoordig geweest waren, onder ede had moeten beloven, alleen te zullen publiceren, wat hun werd gedicteerd en wat zij op de tentoonstelling zagen; niets echter over hun indrukken van de stad enz. Een journalist van de Residentie-bode, van de reis terug, achtte zich aan dien eed niet gebonden en heeft een schildering gegeven van wat hij aan verwoestingen enz. had gezien. Pas daarna gaf hij zijn dictaat. Hij is natuurlijk gearresteerd.

21 mei 1941 (woensdag)

Prof. Ornstein (ontslagen als jood) is overleden; 60 jaar. Een verlies, dat niet weer hersteld kan worden; man van internationale faam. Deze ontijdige dood (geen zelfmoord) wordt in verband gebracht met ’t afbreken van zijn arbeid.

De volkstuintjes moeten aan den voedselcommissaris worden opgegeven; vermoedelijk om de opbrengst in mindering te brengen van de rantsoenen! Toch niet onbillijk tegenover de stedelingen, die geen tuintjes hebben.

Van Dijk noemt ’t verbod van fietstaxi’s aantasting der vrijheid! Gelukkig is niemand ’t er mee eens en juicht men ’t toe, dat de blanke rickshaw-koelie met één pennestreek van de straten verdwenen is. Dat is een beperking der vrijheid, die de menselijke waardigheid zeer ten goede komt. Ik ben benieuwd of ’t Handelsblad, dat dezen vorm van barbaarsheid bij zijn verschijnen begroette als bewijs van vindingrijkheid, energie en aanpassingvermogen, nu huilen of juichen zal, of ... zal doen of zijn neus bloedt. ’t Laatste vermoedelijk.

Enfin, de pers is gereorganiseerd en is geheel volksopvoedend orgaan geworden; het Handelsblad zal zijn tranen dus wel moeten bedwingen - - - voorzichtigheidshalve.

Het jongmens, dat den beruchten fietstocht naar Hilversum heeft op touw gezet blijkt een zekere Kooy (of v.d K) te zijn, een nietsnut, die wegens wangedrag van alle scholen is afgetrapt en zijn ouders tot last is. En dan proberen vooraanstaande paedagogen staande te houden, dat bij de vrije groepsvorming der jeugd steeds de beste karakters de leiding krijgen! Gelukkig, dat in ons Unie-District thans vaste lijnen getrokken worden en tot nader order alle bijeenkomsten zijn afgelast.

Ieder feit aan een der fronten wordt thans aangezien als ’t begin van ’t eind. Op Kreta 1500 Duitse parachutisten geland; ’t grootste deel onschadelijk gemaakt. „Zie je nu wel: hun felste wapen is al waardeloos”. Afwachten; als ze wat beginnen, is ’t altijd goed bekeken. Solloem is Duits en blijft het ook. Irak houdt stand; de Duitsers zitten er op de vliegvelden. Het verbond van Duitsland met Vichy is er ook en wekt kolossale deining in Engeland en Amerika. De woede op Darlan is onbeschrijfelijk. Syrië staat naast Irak afwerend tegen Engeland. De Mohammedaanse wereld organiseert zich geleidelijk tegen Engeland. Maar volgens de „optimisten” zegt dat alles niets. Dat is ook allemaal zo ver!

Liever put men troost uit ’t feit, dat een kennis in Londen en zijn vrouw ieder nog een auto hebben en dagelijks gebruiken. Zo sterk is Engeland nog! Zo onmetelijk rijk aan benzine. Naarmate de spanning toeneemt en de hoop op een snel en dramatisch einde groeit, doet de grootste nonsens weer opgeld. Fnuikend is het echter wel geweest, dat Churchill, in zijn met zoveel spanning verbeide rede van gisteren, niet meer van het geval - Hess heeft gerept. Er zit blijkbaar „geen muziek in”.

Men is er algemeen en stellig van overtuigd, dat de grote „keer” over een paar dagen zal plaats hebben. Van Dijk, met wien ik voor Maandag en Dinsdag een lessenverschuiving besprak, zei: „Als ’t dan nodig is”. Kruithof zegt, dat men uit ’t zwijgen van Londen opmaakt, dat men naar aanleiding van mededelingen, die Hess gedaan zou hebben een geweldigen coup voorbereidt.

De treinenloop van ’t Zuiden naar Utrecht en vandaar naar ’t Oosten wordt met ingang van morgen sterk ingekrompen. Dit betekent volgens de zegslieden van Kruithof niet meer en niet minder, dan dat Duitsland Frankrijk en België zou prijsgeven! Maar hij begrijpt er evenmin iets van als ik.

Vrijdag wordt Ornstein begraven; officiëel mag er niets gebeuren, maar de assistenten hebben vrij gevraagd en de studenten zullen er bij massa’s zijn. Daar dit wel eens zou kunnen worden opgevat als een anti-Duitse demonstratie, wat dan sluiting der Universiteit tengevolge zou kunnen hebben, heeft Anton Kruithof alles wat hij aan boeken, aantekeningen en materiaal op ’t laboratorium voor zijn promotie-werk had liggen, naar Amersfoort in veiligheid gebracht.

Ik kan een gesmokkelden buitenband krijgen voor f 20.–. Ik denk dat ik het doe.

Vandaag zijn buitengewoon strenge straffen afgekondigd tegen staking, uitsluiting, stillegging van belangrijke bedrijven, in bezit hebben of verspreiden van anti-Duitse geschriften; straffen van 2–15 jaar, boeten tot f 50.000, ja zelfs in bijzondere gevallen de doodstraf.

Op „verzoek” van den NSB-provinciale Commissaris Müller hebben alle gemeenten in Utrecht bij de ingangen tot de gemeenten en kommen borden geplaatst met het opschrift: „Joden niet gewenst”. Alleen de stad Utrecht en Amersfoort hebben geweigerd er aan te voldoen. De Joden kunnen nu ook niet meer intercommunaal verhuizen.

20 mei 1941 (dinsdag)

Vergadering ten huize van Mevr. De Mos-Francken over ’t concept-grondslag en werkverdeling van de leidende instanties in ’t District - Amersfoort van de Unie. ’t Concept is van Van Wijngaarden, door en door vertrouwd met die zaken: een degelijk stuk werk, maar ... dat ons tevens voor een taak stelt, die verscheidenen van onzen Raad van Bijstand, (thans „Districts Raad geheten) niet aandurven om den omvang en de verantwoordelijkheid: dat is geen debating-club meer!

Intussen: ’t is dringend nodig en ’t is de enige weg. Ons senioren-convent was hoogst amusant maar - steriel. De bespreking, (die niet afkwam, Maandag de rest) verliep zeer vriendschappelijk, al werden nogal wijzigingen aangebracht. Nieuws was er niet. Men zit in spanning, want voor 28 Mei moet „het” gebeuren. „Wie ’t niet ziet, is blind!”

De officier die schoten liet lossen op ’t Stationsplein, was wèl dronken (n’en deplaise, Peper), zó dronken, dat hij tegen zijn Feldwebel aanviel, die hem moest steunen (zeggen Ronhaar en Kochheim). K. zegt, dat voor de Engelse officieren al kwartier gemaakt wordt! Als dat nu geen bewijs is! Voortvarende lieden overigens. Als men liever eens uitkeek, waar men zou kunnen landen; dat kwartiermaken komt best later in orde. ’t Maakt echter een degelijken indruk en ’t klinkt triomfaal.

19 mei 1941 (maandag)

Het sensatienieuws van Kochheim over den dronken officier, die in ’t wilde in de lucht liet schieten, is alweer tot het rijk der fabelen verwezen. Peper, die er zelf bij gestaan heeft, vertelde mij de ware toedracht. Er is per trein een hoogwaardigheidsbekleder gepasseerd, wien men eer bewezen heeft met saluutschoten. Peper staat er voor in: hij heeft alles meegemaakt!

Intussen stijgt de opwinding en cumuleren de sensationele berichten. Vanmiddag is ’t bericht omgeroepen, dat de Hertog van Aosta in Abessynië de wapens heeft neergelegd. Dit feit, dat niets verbazingwekkends heeft, omdat we dat al weken verwachtten (’t is een mirakel, dat een leger, van alle kanten aangevallen en van iederen toevoer afgesneden het zoveel lange weken heeft uitgehouden; menigeen heeft zijn oordeel over de gevechtswaarde van den Italiaansen soldaat herzien!) dit feit moet thans gelden als bewijs, dat de as aan ’t breken is. Ook dat nog steeds Duitse troepen ons land verlaten!

Vanmorgen hoorde ik, dat er 1 Juni nieuwe komen. Men verwacht n.b. een Engels-Hollandse landing op onze kusten en meent, dat Duitsland op dat moment niet voldoende afweerkracht zal hebben. L. vertelde mij ook van brieven, die de leiders van in ’t geheim gevormde hulptroepen in Nederland bereikt zouden hebben, waarin werd aangemaand zich gereed te houden; het tijdstip was nabij!

Een trein arbeiders (Nederlanders) zou uit Duitsland via Nederland naar Frankrijk vervoerd worden; bij de Lunetten (bij Utrecht) had men aan de noodrem getrokken en toen de trein tot stilstand was gekomen, waren er 600 gedeserteerd. ’t Wordt ook anders verteld, maar de kern schijnt waar te zijn.

Men blijft volhouden, dat Hess, op aandrang van een grote groep, met terzijde-schuiving van den Führer, in Engeland over een draaglijken vrede is gaan onderhandelen. Men zou den Führer langzamerhand als Duitslands noodlot gaan beschouwen! Ik geloof er voorlopig niets van.

De aandrang der burgers op onze grenzen in ’t Noorden schijnt veroorzaakt te zijn door bloedige daden der S.S. op de burgerbevolking in Hamburg.

18 mei 1941 (zondag)

De eerste warme lentedag. Gisteren was het nog zo koud, dat Roos den haard maar weer heeft aangemaakt (met bloedend hart! Want ons kolenoverschotje, dat wij den volgenden winter zo nodig zullen hebben, slinkt er weer verder mee weg). Nu brandt de haard nog, maar wij zitten onder den kastanjeboom en zijn voor de zonnehitte in de koele schaduw moeten vluchten. De wind is nog steeds Noord - Oost, maar haast niet meer voelbaar.

Kochheim is vanmorgen hier geweest: de man der sensaties. Hij vertelde ’t geheim van ’t schieten gisteren: „een colonne materiaal was over ’t stationsplein getrokken; plotseling had een dronken officier op ’t plein enige mortieren in stelling laten brengen en had met los kruit een reeks schoten in de lucht laten lossen!” Op mijn vraag, wat dat had moeten voorstellen, zei hij : „Dat is een voorteken van de débâcle, die aan de capitulatie voorafgaat. ’t Was een zielig gezicht geweest. Totale wanorde.”

Daar ik van dat alles niets begreep, voegde hij erbij: „In Duitsland kraakt het aan alle kanten. Staat van beleg in Berlijn; mitrailleurs op de straathoeken; bloedbaden onder de burgerbevolking. Hier al seintjes. Men is gereed!” Volgens deze lui is de hongersnood in Duitsland zo hoog gestegen, dat het gezag de teugels uit de hand glippen.

Ik vertelde hem, dat ik daar niet veel van geloofde, omdat Dijkstra, HBS-leraar te Winterswijk, die hier voor een vergadering was, mij gisteren vertelde, dat bij hen aan de grens niets van honger of oproer in Duitsland te merken was. Geregeld gingen daar dagelijks een 600 arbeiders de grens over om in D. te werken en menigeen bracht vandaar een stuk vlees of spek mee. Wel vertelde deze, dat aan den Rijn en in de Noordzee-steden de bombardementen hels moeten zijn. Allemaal van horen zeggen, maar wat hun eigen ogen zien is alleen welstand en rust.

Worden er dan geen Hollanders als getuigen in Duitsland uitgenodigd? Natuurlijk; groepen uit allerlei bedrijf en beroep worden daar ontvangen rondgeleid en na hun terugkomst logenstraffen zij alle leugenfantasieën. Maar dat baat niet: dat wist men toch vooruit; ’t zijn natuurlijk N.S.B-ers, en als ze dat ook niet zijn .... Ze zouden eens moeten wagen de waarheid te schrijven.

De aardigheid van de Hess-affaire is er af. De Engelsen zwijgen; de Amerikaanse bladen schrijven, dat Hess een idealist is, met eerlijke bedoelingen. Wat naïef, wat overspannen misschien, maar die eerlijke en ernstige plannen had, nog steeds een groot vriend van Hitler is en niets loslaat, wat zijn vaderland tot nadeel of oneer zou kunnen strekken.

Kapelaan V. Rijckevorsel preekte vanmorgen over de treurige omstandigheden, waaronder ’t Katholieke leven thans gebukt gaat: radio weg; pers grotendeels weg; Organ. Kath Verkenners ontbonden; onderwijs onder druk enz. Hij kondigde een congres der geestelijkheid aan, samengeroepen door den Aartsbisschop. Dit is sinds ’t uitbreken van den oorlog het eerste positieve geluid en beslist vijandig aan ’t Duitse Bestuur.

Kochheim vertelde, dat hij Vrijdag op ’t politiebureau geweest was om te spreken over ’t colporteurs-relletje in Hilversum. Commissaris Goorhuis prees Kochheims optreden: hij kon nu zijn brief overleggen. Hoofd-Inspecteur van Rooyen zei, de namen van de deelnemers in ieder geval te moeten kennen.
Kochh. antwoordde, dat hij met ´t onderzoek bezig was, maar dat dat niet zo eenvoudig was. V R. zei betekenisvol, dat hij dat begreep en ook dat dat tijd zou kosten ... maar dat hij gerust was! ... De zaak was in goede handen .... ! (Ik vind dat ook!!)

17 mei 1941 (zaterdag)

Clara Boldewijn vertelde, dat Raak (onderwijzer in Zeist en oud-cursist van mij) gisteren door de Gestapo uit school is gehaald, omdat hij op 10 Mei provocerende daden had verricht: hij had opwekkingen in rouwrand verspreid om de plaatsgenoten op te wekken bij wijze van rouw de overgordijnen te sluiten.

De handwerkbenodigdheden voor de lessen zullen nu vermoedelijk toch door het Textiel-Bureau in Den Haag buiten de distributie om worden geleverd.

Vanmorgen kwam Kruithof bij mij met het verzoek een kaart van f 1.– te kopen voor een fonds tot steun aan Jeugd-herbergouders, die hun ontslag genomen hadden wegens bevel tot weren van joden en toelaten van N.S.B.-jeugd in uniform. Ik nam er een – uit liefdadigheid. Roosendaal, principiëler dan ik, weigerde: niemand dwong hen, zij waren vrijwillig gegaan, dus moesten zelf de gevolgen dragen. Hij begint „scharfschleiferisch” te worden.

Kruithof vertelde mij, dat er een paar meisjes (Martha C. en Tilly v. d N), uit zijn klas gekomen, bij Kr. op de schrijfles aan ’t huilen gegaan waren, om uitlatingen van R., naar zij zeiden. ’t Wordt lastig. Ieder hield zijn gevoelens in bedwang en spaarde zijn omgeving. Waarom moet nu juist hij provoceren! Hij kan meer gelijk hebben dan de anderen; ik sta hem, politiek gesproken, het naast. Maar paedagogisch heeft hij ongelijk. Hij kan alleen maar de studie - sfeer bederven. Wat hij precies gezegd heeft weet ik niet. Dat moet ondervraagd worden. Een pijnlijke historie.

Grotendorst is bij de Gestapo ontboden. Hij had in Januari in een kapperswinkel ’t vermoeden uitgesproken, dat enige in Holland gevallen bommen wel Duitse zouden geweest zijn. De man, die hem had aangebracht, was de N.S.B.-er, oud-onderofficier Katerberg, de schoonvader van Feuerstein, den tolk!

In den namiddag ca 5½ u een reeks vrij zware knallen in de naaste omgeving uit het Westen.

16 mei 1941 (vrijdag)

Willemsen vertelt, dat de Amersfoorters tussen 20 en 45 jaar door de Wehrmacht worden opgeroepen om bewakingsdienst te verrichten op de heide bij Soesterberg, van 2-6 v.m. waar telkens branden ontstaan; dit zou, volgens Schutte geen straf zijn voor sabotage, maar zij hebben voor zulke diensten geen mannen genoeg beschikbaar.

Schutte vertelt, dat men van Arnhem uit strafbewaking heeft bij den kabel naar de heide van Terlet. De bewaking stoppen goudsbloemzaad in hun zakken om den weg over een paar weken om te toveren in een Oranje–weg.

In Sint-Aagten zitten een groot aantal Duitse vrouwen en kinderen (niemand heeft ze ooit gezien!), die in Zuid-Limburg van honger de grens zijn overgekomen. Vandaar dus ook die detachering van marechaussee naar de Groningse en Drentse grenzen; de Duitsers kunnen hun eigen mensen zo’n post niet toevertrouwen.

Wilde geruchten doen de ronde. Opstand in het Rijnland. Muiterij op Soesterberg, waar men niet meer wil vliegen; daar zouden 3 officieren doodgeschoten zijn. Christiansen zou weg zijn en onvindbaar.

Schutte vertelt, dat 2 officieren bij Verwer een kist dure sigaren komen kopen. Verwer vraagt of de heren Urlaub hebben. Zij grimmig: „Wir haben niemals Urlaub; wir gehen nach England”. Verwer vraagt of zij Hess gaan terughalen. Zij verbaasd: „Wie wissen Sie das?” Verwer: „dat weet hier in Holland ieder kind.

Het montuur van Schutte’s bril is gebroken en hij kan geen nieuw krijgen. Ik vraag: Kunnen de Duitsers die dingen niet fabriceren? Hij: jawel, maar de fabrieken hebben geen vakmensen meer.
Mulder beaamde dat en haalde uit een gesprek met een Duitser aan: Wir wollen den Krieg nicht. Nur die jungen Leute, die niemals etwas anderes gemacht haben als blosz marchieren und die nicht mehr arbeiten können oder etwas anständiges lernen”

15 mei 1941 (donderdag)

Rudolf Hess und kein Ende! De Engelsen geven toe, dat Hess naar een hem bekenden lord Hamilton heeft willen vliegen: op zijn kaarten stond ’t verblijf van Ham. met een ruimen cirkel aangeduid. Ook wordt toegegeven dat hij overspannen was.

Vergaderd ten huize van Van Dijk (de gewestelijke secretaris (die over een paar dagen deze functie zal neerleggen). Kochheim had de 3 geroyeerden gesproken en den indruk gekregen, dat wij ons oordeel moesten herzien: aan de organisatie van den fietstocht naar Hilversum had geen van drieën deel; de samenkomst ten huize van Vierbergen had ook niets met jeugdorganisatie te maken.

Vierbergen wilde de schuldigen mee opsporen en legde de verklaring af nooit iets in dien geest te zullen ondernemen. Melchior en Dekhuyzen hadden inderdaad een idealistische jeugdorganisatie willen vormen en nu bleek ... (’t is haast ongelofelijk!) ... in samenwerking met een Hagenaar, die daartoe toestemming had van ’t Hoofdbestuur zelf!

Daar zaten wij met ons goede gedrag ― wij, die de Unie en haar leiders tegen illoyaal gewroet wilden beschermen. Wel was de toestemming van ’t H.B. weer vóór een paar dagen ingetrokken, maar Melchior had wat hij hier gedaan had, verricht in overeenstemming met ’t HB! Onze verontwaardiging was groot.

Op onze vraag of er dan van Den Haag geen leiding uitging kregen wij van Van Dijk een uiteenzetting, waaruit bleek hoeveel halfheid, slapheid, stuurloosheid, verschil van inzicht, grilligheid, gemis aan organisatievermogen, consequentieloosheid, dilettantisme bij ’t Haags bestuur bleek te bestaan; hoeveel voortdurende wisseling van personen in de lagere leiding, hoeveel breed opgezette plannen, halve uitvoering, tegenbevelen, onvoldoende tegenbevelen, naast elkaar bestaande tegenstrijdigheden daar plaats hadden, bevolen werden, veroorzaakt werden enz. Een Janboel in één woord.

Van intrige en verraad sprak hij echter niet, gelukkig. Wel moet ’t HB en speciaal ’t 3-manschap voortdurend op zijn qui-vive zijn tegenover aanbiedingen, tips en voorstellen van verdachte lieden „met buitenlandse relaties”. Wel dringen in ’t bestuur mensen door als Groeninks-Van Zoelen met geavanceerde rasdenkbeelden, wat velen een doorn in ’t oog is.

Op dit punt heerst verdeeldheid ook in 3-manschap. Linth-Homan wil de Unie zuiveren, ariseren. De Quay en Einthoven willen dat niet. ’t Zal wel voornamelijk dat punt zijn, dat enkele maanden de crisis deed ontstaan, waaraan de Unie bijna te gronde ging en die, volgens De Quays woorden nog niet uitgewoed is; „de pot is alleen voorlopig gekramd”. De Quay blijft de handige schipper, de bemiddelaar; Einthoven blijft „zich” en wil niet heengaan omdat hij dan de ineenstorting der Unie en de zegepraal der N.S.B. verwacht. Linth - Homan’s figuur is min of meer dubbelzinnig geworden. Toch was ook reeds vóór de crisis, de eenheid, kracht, het zelfvertrouwen en verantwoordelijkheidsgevoel bij ´t 3-manschap zelf gering.

Toen in November de NSB een greep naar de macht dreigde te doen en overal in Nederland de openbare gebouwen bewaakt werden, toen in Den Haag de W.A op straat was en overal tegelijk relletjes losbraken, toen men elk ogenblik een aanval op het Unie-hoofdkantoor kon verwachten, was het daar plotseling merkwaardig leeg. En omstreeks 4 u haalde de Quay zijn horloge te voorschijn, zeggend: „Heren ik moet morgen college geven en om 5 uur gaat mijn trein”, waarop Linth - Homan ook zijn horloge voor den dag haalde en zei: „Heren ik moet morgen ’t College van Ged. Staten in Groningen presideren; mijn trein gaat half zes”.

Einthoven heeft toen nog 2 nachtportiers gevonden ieder met een gummi-knuppel op een stoel achter de hoofddeur. Hij heeft deze mannen geprezen, heeft een pook genomen en is bij hen gaan zitten. Zo is dien nacht de Unie van ’t Nederlandse volk verdedigd.

Na die gebeurtenis heeft Eindhoven er de walg van gekregen. ’t Is nog eens gebeurd in een critiek moment, dat op ’t Hoofdbureau in Den Haag alleen ... 50 typistjes aanwezig waren! – Al zulke trieste dingen vertelde Van Dijk in kleuren en geuren. Hij zei dan ook, dat hij blij was nu eindelijk heen te kunnen gaan.

Hij heeft van Januari af rondgelopen om een opvolger te kunnen vinden. Nu heeft hij Mr Slot, districts - leider te Zeist, bereid gevonden hem als gewestelijken secretaris op te volgen. Ook ’t vormen van de z.g. Gideonsbende en de nieuwe titulatuur die wij zullen krijgen, waarbij de gewestelijke leiders den titel van „baljuw” zullen dragen, kon hem niet bekoren. Hij zei ’t niet, maar ik voelde, dat hij dat allemaal te „Arisch” vond. (Hij is met een half-Jodin getrouwd). Misschien is hij daarom alleen al een minder gewenst persoon.

Dat na deze uiteenzetting de stemming op onze bijeenkomst down was, is duidelijk. Het voorstel tot royering wordt niet gedaan, natuurlijk. Kochheim zal de daders onder de jongens zoeken. Ronhaar zal zaterdag voor de colporteurs een boet-predikatie houden. Dekhuyzen krijgt een commissie op zijn dak (Deelen en V Wijngaarden) om hem te bewegen zich geheel terug te trekken. Ronhaar blijft, Broerse blijft en wij zullen a.s. Dinsdag 8 u bijeenkomen ten huize van Mevr De Mosch om een organisatie-voorstel van Van Wijngaarden te behandelen ...

Toen ik ruim 11 uur met dezen naar huis fietste, verklaarde hij mij, dat hij die vergadering vrij doelloos vond en dat hij er ernstig over dacht, uit de Unie te treden! Ik zei, dat ik bleef, omdat er geen andere mogelijkheid was. Ik heb nooit in de Unie geloofd. Heel erg teleurgesteld ben ik dus niet. Op de vergadering bij Van Dijk werd het nog eens duidelijk gezegd: „Er is geen revolutie in Nederland, er is alleen oorlog en bezetting”.

Als men niet aan een revolutie gelooft, is de Unie ook niets dan een bolwerk van conservatisme. Ik heb dit altijd vermoed, maar nu dezer dagen door ’t geval - Hess de hoop op een spoedig einde weer levendig wordt, worden de conservatieve en reactionaire tendenzen van de Unie-leden, die ik ken, onmiskenbaar duidelijk.

14 mei 1941 (woensdag)

(Gisteren) Hedennamiddag ca half twee zware rook en lichte ontploffingen in ’t westen. Ik verneem, dat een Duitse machine brandend is neergestort op een loods achter de Bernhard-kazerne, na van de laatste het dak beschadigd te hebben. Men zegt: 10 doden, n.l. 4 Duitsers en 6 Hollanders.

Er wordt gezegd, dat grote afdelingen onzer marechaussee naar de Oostgrenzen in Groningen en Drente gedirigeerd zijn. Wat ze er moeten doen, weet niemand. Gaat Rauter Holland tegen Duitsland verdedigen? Een vreemde figuur. Er zijn er die zeggen: om honger-invasies uit Duitsland te keren.

13 mei 1941 (dinsdag)

Alles is vol over ’t geval - Rudolf Hess. De meesten veronderstellen: een vlucht na een uitgelekt putsch-plan. De Duitse pers veronderstelt officieel: een daad van een lijder aan hallucinaties, die zich inbeeldde door persoonlijk ingrijpen Engeland nog te kunnen redden van vernietiging.

De Engelsen zeggen niets: zij hebben H. naar een veilige plaats gebracht en kunnen nu uit hem halen, wat zij willen! Wij kunnen dus ’t een en ander verwachten: zij zijn meesters in de kunst van liegen. Tenslotte zijn er nog lui, die geloven, dat Hess door de Duitse Regering is afgezonden om te onderhandelen. Maar dan kiest men toch een neutraal land voor plaats van samenkomst en laat men zijn parlementair, naast alle andere gevaren, (ook) bovendien niet dat lopen van zijn nek te breken. (’t Was zijn enkel; – niet zijn heup).

Men is ’t er algemeen over eens, dat het incident een zware slag voor Duitslands prestige is. Men gelooft van die voortschrijdende geestesziekte niet veel; zo’n patiënt handhaaft men niet op een hogen post en zeker niet als 2en Stellvertreter van den Führer. Op 1 Mei zat hij nog in ’t openbaar naast hem. De voorspelling van den astroloog Ram schijnt te willen uitkomen: een plotseling feit, dat een fatale wending geeft Enfin, de wending moet nog komen en als op 28 Mei de oorlog uit zal zijn, moet dat gauw gebeuren.

Kochheim vertelt, dat al onze marechaussee aan de Duitse grenzen staat: zij moeten de uitgehongerde Duitse bevolking tegenhouden, die er vast van overtuigd is, dat Holland nog over enorme voorraden beschikt, daar nog steeds treinen Duitsland binnenkomen met op de dekkleden de woorden: „Geschenke aus Holland”.

Er zijn, volgens K. nog meer aanwijzingen, dat het in Duitsland scheef gaat. Hij verwacht een Göring-putsch. Maar Kochheim is Kochheim! Ik heb nog aan geen enkele Duitse uiting ook maar de geringste verandering of schijn of schaduw van onzekerheid kunnen bespeuren. Trouwens ’t gaat met die geruchtenstroom altijd zo: als Duitsland hard toeslaat en grote vorderingen maakt is ′t met de geruchten dood-tij, maar als even de opmars gestaakt wordt na ’t bereiken van een mijlpaal vloeit de geruchtenbron weer overvloedig, als spreeuwengekwetter in een kersenboomgaard, wanneer ’t schieten een half uur gestaakt wordt.

Das Reich schreef een paar weken geleden: er is een regelmatige afwisseling van veldslagen en diplomatieke slagen; tegelijk kan dat niet. Thans nu Turkije en Spanje diplomatiek bewerkt worden, de rust op den Balkan wordt gevestigd, nu rusten de wapenen en hebben er stille maar weldoordachte troepenverschuivingen plaats voor een volgend offensief. Alles heeft plaats volgens een onverbiddelijke logica; de leugenpropaganda ziet dat ook wel, maar rekent op ’t gebrek aan geheugen bij ’t grote publiek.

Gisteren is ’t Gymnasium door de Duitsers ontruimd, evenals ’t huis van Dominee Goedhuis; zij gaan naar Griekenland; waarschijnlijk Thracië en de Dardanellen.

Wij hebben vanmiddag wat bloemen neergelegd op ’t graf van den armen Hans Westendorp; eergisteren voor een jaar gesneuveld. Arme „kluns”! Zo noemden de spotzieke meisjes uit de 3e klas hem om zijn onbeholpenheid, schuchterheid en wereldvreemdheid. Er zijn er heel wat mindere, die nu, fris en gezond, lopen te briesen van dapperheid, maar zo, dat niemand ’t hoort. Ik moest daaraan denken toen ik bij zijn graf stond.

Vanavond spoedvergadering van den Raad van Bijstand gehad: allen aanwezig behalve Camerling Helmolt. Later kwam ook Ronhaar er bij. Er was een lam karwei op te knappen. Zoals gezegd: Ronhaar en Broerse hadden hun functies neergelegd omdat er een nevenleiding was opgetreden, die tot een waarschuwing der politie had geleid.

Bij de bespreking bleken de feiten als volgt: Melchior wil een geheime jeugdorganisatie en heeft zich met Dekhuizen in verbinding gesteld. Daarop is in ’t Unie-huis een propaganda-avond voor jongeren gehouden met lichtbeelden van een zekeren Gruys. Er zouden ook vreemden (uit Den Haag) bij tegenwoordig geweest zijn.

Dit werd meegedeeld door Hartings, die er bij geweest was, maar tegen Melchior niet had durven optreden. Dit alles is tegen den wil van ’t HB der Unie, die na ’t verbod der Bezettende Macht geen Unie-jeugdvorming meer toelaat. Ik deelde mee, wat Melchior mij van wijderstrekkende plannen had meegedeeld: een wijdvertakte organisatie van jongeren te scheppen, die paraat moest zijn als ’t moment gekomen was.

Nu is er ook een vergadering ten huize van Vierbergen gehouden (of deze met de Verg. in ’t Unie-huis verband houdt, en of Melchior en Dekhuizen daar ook tegenwoordig waren, staat nog niet vast). Daar echter is de fietsclub tot stand gekomen, die den voorvorigen zondag in Hilversum de politie tot haar waarschuwing aanleiding heeft gegeven. ’t Is dus duidelijk: er is een geleide groep, die gevaarlijk optreedt en wier voortbestaan de Unie kan compromitteren met betreurenswaardige gevolgen voor ons, die aan ’t hoofd van den Kring-Amersfoort staan en deze zaak onder onze verantwoordelijkheid laten passeren.

V. Wijngaarden stelde de zaak scherp: hij eiste royement als Unie-lid van alle betrokkenen en mededeling aan den comm. v pol. Goorhuis van dezen strafmaatregel, opdat wij ons daarop in geval van onaangenaamheden kunnen beroepen: hard maar onvermijdelijk. Ik was ’t daarmee eens voor wat de 3 genoemde leiders betrof: Melchior, Dekhuizen en Vierbergen; maar de jongeren, die zonder kennis van zaken meegelopen waren, wilde ik alleen een schrobbering geven zonder meer, ook al uit consideratie van hun mooie Unie-werk.

Besloten werd: een voorstel van royement der drie genoemden naar Den Haag te zenden, met belofte van mededeling van nadere maatregelen; alle bijeenkomsten der colporteurs-groepen tijdelijk stop te zetten tot sterker reglementen zullen zijn vastgesteld; ’t senioren-convent deze week niet te doen plaats hebben (daar men toch niet vriendschappelijk kan bijeenkomen met Dekhuizen, die, zonder dat hij ’t weet, voor royement is voorgedragen; bericht aan de geroyeerden kon om tactische redenen vóór ’t antwoord uit Den Haag niet plaats hebben); op donderdag (15 Mei) half acht weer den Raad v Bijstand bijeen te roepen en enkele deelnemers aan den Hilversumsen tocht te ondervragen. (V.W. wil de namen van allen, om toch te royeren, maar dat wil ik niet).

Verder hebben wij de consequentie onder de ogen gezien en aanvaard, dat, indien Den Haag niet wenst te royeren wij, Raad van Bijstand, met den Secretaris Ronhaar en bloc uit de Unie zullen treden. ’t Is een ellendig geval: alle drie zijn mensen met grote geestdrift, die veel voor de Unie gedaan hebben: Melchior met arbeid en invloed, die ver buiten den Kring - Amersfoort reiken; Dekhuizen, een kinderlijke warhoofd, maar die dan toch maar ’t Unie-huis heeft gesticht en uit hem alleen bekende bronnen (Van Raalte en andere joden) financiert; Vierbergen, een man van groten invloed onder de jongeren en een geestdriftige werkkracht, leider van toneel- en reciteerclub, daarbij een schrander, dapper en vasthoudend man. Wat wij gedaan hebben, moest gebeuren; maar ik voorzie hopen onaangenaamheden. Vooral Melchior en Vierbergen hebben grote groepen jongeren achter zich.

12 mei 1941 (maandag)

Vanmiddag achter in den tuin gezeten; een fijne zon maar een scherp windje en alles nog poederdroog. De familie Maschh. met de Knocke’s en Versfelt ook in den tuin. ’t Zag er idyllisch zomers uit. De Duitse majoor maakte ook een paar passen in den tuin maar was blijkbaar niet op zijn gemak en verdween weer. De positie van die lui is niet prettig.

’s Avonds de Visschers te bridgen. Daarvan is niets gekomen. Om 9 uur komt Kochheim binnen, die mij noodzakelijk spreken moet. Hij laat mij een brief lezen van Ronhaar aan hem, waarin wordt meegedeeld, dat Broerse wegens eigenmachtige clubvorming der colporteurs de zaak er bij neergooit; naar aanleiding daarvan legt ook Ronhaar ’t secretariaat neer. Kochheim is bij hem geweest, heeft hem overgehaald, achter de schermen te blijven leiden, terwijl Kochheim voorlopig de zaken zal afdoen. Evenwel de zaak zit heel scheef.

Commissaris Goorhuis heeft K. gewaarschuwd, dat onze colporteurs in clubverband in Hilversum luidruchtig zijn opgetreden en voor ’t Unie-huis nationale liederen hebben gezongen. Na zijn gesprek met Ronh. was Kochheim naar ’t Uniehuis gegaan en had de zaak willen ontruimen en sluiten. Daarbij was hij op Dekhuizen gestoten, die een scene had gemaakt en hem gezegd had, dat hij in ’t Unie-huis niets te commanderen had.

Kochheim zei me, dat hij morgen door de politie den sleutel bij Dekhuizen zal laten opeisen. Ik kom met Kochh. overeen, dat wij morgenavond 8½ een vergadering van den Raad v Bijstand zullen houden om de nodige maatregelen te nemen – Tijdens ons onderhoud komt Daan Kochheim ’t bericht van de „vlucht”(?) van Hess (zaterdag 6 u.n.m.) meedelen. Dit wordt ’s avonds 12 u. door de Duitse radio bevestigd.

De Führer had Hess met ’t oog op een hersenziekte ’t vliegen verboden; toch had hij een vliegmachine weten te bemachtigen en was ermee verdwenen; hij had een brief achter-gelaten, die getuigde van verstandsverbijstering. Hij is in de buurt van Glasgow met een parachute gedaald en is met een gebroken heup in een ziekenhuis opgenomen. Hij noemt zich „Horn”, maar is door personen, die hem van nabij kennen herkend; bovendien had hij foto’s bij zich die geen twijfel overlaten (Hess heet in Engeland: he – without SS!).

10 mei 1941 (zaterdag)

De gedenkdag van het droeve begin. Als ik vanmorgen half zeven wakker word, lig ik na te denken, hoe het een jaar geleden was. Wat staat mij dat alles nog fel voor den geest: die vliegtuigen, dat afweergeschut, die lichtspoormunitie, en dan ’t vertrek onzer buren, de verbindingsmanschappen naar de stellingen.

Ik praat weer met den sergeant-majoor, die met trillende stem zichzelf moed inspreekt. Ik hoor weer de radio: „Parachutisten in de Bosjes van Poot” en „Britse en Franse vliegtuigen, hulp van onze geallieerden!” ’t Is een film, die ik zonder hapering kan laten aflopen; een nachtmerrie, die ik bijna zonder hiaat weer kan beleven.

En nu is ’t een jaar verder; van de schokkende gebeurtenissen zijn wij gegleden in de grauwheid van een dadenloze afwachting. Het verdriet, de pijn van den eersten slag is verminderd. Maar de zorgen voor de toekomst zijn groot: levensvreugde is er maar schaars meer. Hoe zal de toekomst zijn. Een ineenstorting van Duitsland: dus de eindoverwinning van ’t Jodendom? Of een overwinning van Duitsland. Ik hoop op ’t laatste, want een verstandig compromis tussen Duitsland en Amerika over ’t hoofd van ′t uitgestelde Engeland heen ...?

Een mooie droom, maar Amerika wordt oorlogszuchtiger. De strijd duurt voort en ook Hitler spreekt al van – een overwinning in 1942, terwijl hij tot voor kort dit jaar nog den oorlog hoopte ten einde te brengen. De hulp van Amerika aan vliegtuigen en munitie laat zich wel voelen: Hamburg en Bremen hebben zwaar geleden; dat geven de Duitsers ook toe.

Maar ... daartegenover staat een verlies van 1 millioen ton scheepsruimte van Engeland gedurende April. De strijd wordt feller. Tobruk in Cyrenaica houdt ’t nog steeds en Gen Rommel schiet niet op. De Engelsen zullen daar wel versterkingen ontvangen hebben van hun uit Griekenland gevluchte troepen en van eenheden, die uit Abessynië losgemaakt kunnen worden, nu ’t Italiaanse leger daar na dapperen tegenstand de capitulatie nabij is. Zo zwenkt de oorlogskans en ’t is nu in ieder geval wel zeker, dat 1941 de beslissing niet brengen zal. Wij zien een nieuwen winter van ontberingen al als een spookbeeld oprijzen.

Wat wisten wij een jaar geleden nog van de ellenden van den oorlog! Toen was er opwinding, verwarring, maar desondanks – hoop. En nu – dreigt er hongersnood en heerst er geestelijke depressie, angst bij velen, knagende zorg bij allen. Een leeg land, rantsoenering der noodzakelijkste levensmiddelen beneden de bestaansgrens. ’t Brood voedt niet meer en de hoeveelheid is te gering. De aardappelvoorraad zal niet reiken tot den nieuwen oogst. Boter zal om de andere week vervangen moeten worden door jam. Visch is gerantsoeneerd in kleine hoeveelheden en enorm duur.

De mensen klagen van leegheid en ijlheid. En dat zelfs zij, die nog over wat voorraad beschikken. Hoe gezinnen zonder voorraad, vooral die met opgroeiende kinderen er aan toe zijn, weten wij aan ’t gezin van Gerard in Rotterdam. Wij zonden hem deze week 5 pond clandestien spek (voor f 7.50!). De arme mensen waren o zo dankbaar. De jeugd zal gehavend uit deze ellende te voorschijn komen. En dan te bedenken, dat wij pas aan een begin zijn. Zo staan wij voor ons tweede oorlogsjaar.

Wij ontvingen in de bus een getypte opwekking om op Woensdag, 14 Mei, ten teken van rouw de gordijnen aan de straatzijde des namiddags gesloten te houden en zoveel mogelijk binnen te blijven; verder gedurende de rouwdagen 10 - 14 alle feestelijkheden, ook huiselijke, na te laten. Ik heb nergens kunnen bespeuren dat men er gevolg aan gegeven heeft.

Roos was Zaterdag 10 Mei met Mies en Toos op Rusthof om bloemen te brengen op ’t graf van Schouten. Men had zich kunnen voorstellen, dat de graven der gesneuvelden onder de bloemen bedolven zouden zijn; evenwel – niets daarvan! Dat is wel tekenend voor de Nederlanders: koud zijn zij niet, maar vooral geen pathos!

De dames zochten ook ’t ononthulde monument. Toen zij ’t vonden, waren daar vier heren in jacquet die een krans met een lint in Oranje-blanje-bleu hadden neergelegd. Plotseling sloegen zij de hakken tegen elkaar en brachten den Hitler-groet, waarna zij heengingen. Op ’t lint stond: Nationaal-Front. Een deputatie van Arnold Meijer, dus. Verder was ’t op ’t kerkhof stil.

De aangekondigde rede van Musschert op den Grebbeberg heeft niet plaats gehad. Gelukkig, dat men dat schandaal heeft voorkomen! Ontwakend tact-gevoel? Daarentegen is ze in Utrecht gehouden. Eén der redenaars liet zich wraakzuchtig uit over hen, die vóór de capitulatie de N.S.B.-ers vervolgden. Dat voorspelt weinig goeds voor Bert Kruithof. Daar staat tegenover, dat de dagvaarding tegen 20 Mei is ingetrokken. De behandeling is dus weer uitgesteld; men durft er blijkbaar niet aan: men vermoedt, dat er te veel onwelgevalligs zal loskomen. Dat wijst toch op gemis aan zelfvertrou-wen. De heren zitten nog lang niet vast genoeg om veel te riskeren!

Gisterenavond bij Ticks-Koening: To vroeg Mein Kampf te lezen ..... Wij gaan vooruit! Zij zeiden ook, dat met sommige van hun kennissen geen gesprek meer te voeren is. Er komt iets van inzicht. Toch blijft men vasthouden aan ’t waandenkbeeld, dat zonder Hitler ook bij ons wel verbeteringen in de politiek en de regering zouden zijn gekomen. Men beroept zich thans zelfs op de leuze der Koningin van voor enige jaren: „geestelijke en morele herbewapening”, en vergeet ’t onbegrip en den smaad, waarmee die leuze bij de massa des volks ontvangen werd. Dit is geen huichelarij: men is dat eenvoudig totaal vergeten!

En hoe is nu het beeld der stad na een jaar bezetting? Lege winkels, die met schijnetalages enigen indruk trachten te maken. Slagerswinkels met de halve week door gesloten luiken, zeer weinig rijdend verkeer; wat er is, is in hoofdzaak militair vervoer; particuliere auto’s verdwenen op enkele Hollandse wagens voor ambtelijk verkeer. Paarden en hitten voor allerlei stadsbezorging. Veel bakfietsen. Fietsen in minderend getal: de een na den ander valt uit door gebrek aan banden.

Veel militairen van allerlei wapens, maar hoofdzakelijk vliegers en Flak - (Flugzeug-Luftabwehr kanonen) manschappen; dan gewone infanterie, Krad-mannen (Kraft-rad) motorrijders dus en Grüne Polizei. S.S. zien we hier niet meer.

Geweldige verplaatsingen zijn de laatste 2 maanden niet meer voorgekomen. De militairen gedragen zich ordelijk. Dronkenschap ziet men niet meer, sinds allen op hoog bevel iedere week een pakket naar huis moeten sturen; als er een vergeetachtig is, geschiedt het ambtshalve door den Feldwebel. De café’s zitten steeds vol militairen evenals de bioscopen.

De betere Hollanders gaan niet meer naar de bioscoop: men wil geen Duitse films en wenst geen soldatenpubliek. Is er echter soms (heel zelden) een vrije Hollandse toneeluitvoering, dan loopt ’t storm. Ik zelf ben dit jaar 1 maal naar de bioscoop geweest. ’t Was een ellendige film; ik heb er voorgoed genoeg van.

Op de kruispunten is een opeenhoping van grote gele richtingsborden met zwarte letters, alles voor den legerdienst. Winkelende soldaten met pakken en zware tassen ziet men dagelijks met massa’s. Zij hebben een onbegrensde koopkracht en schijnen vrij over bons te kunnen beschikken. De ortskommandant ziet men voor zijn genoegen in een open brikje met steeds wisselende bespanning „van tender haar” (zei Warenar). Kenners zeggen, dat ’t Poolse paardjes zijn en dat die Kommandant een befaamd stoeterij-houder zou zijn.

Gisteren zag ik bij ’t Belgisch monument (ik dronk daar een kop nog tamelijk goede koffie en Kootje kreeg van Voskuylen zijn traditionele bakje water) één soldaat voor f 3.50 koek en biscuits kopen; hij begon direct te consumeren. Zouden ze in de kazerne met de rantsoenen aan ’t minderen zijn?

De militairen zien er overigens weldoorvoed uit en goed in de kleren. Dat begint voor ’t gewone volk minder te worden. Als men de schooljeugd (van de volksscholen) ziet, merkt men vrij sterken achteruitgang, vooral wat de kousen en schoenen betreft. De sigaren worden duurder en ook wat minder. De kleintjes van 3 cts kosten nu 5 cts. Tabak is er ook nog: iets duurder maar nog van dezelfde kwaliteit. Wat moet Nederland toch enorme voorraden tabak gehad hebben. En dan te denken hoeveel tabak er in Rotterdam verbrand is en wat de Duitsers oproken en wegkopen!

Men verzekert, dat de Amersfoortse astroloog Ram (onderwijzer aan de Pallas Atheneschool) voorspelt, dat tussen 10 en 22 Mei van dit jaar, dus dezer dagen er plotseling „iets gebeuren zal” waardoor op 22 Mei de oorlog zal zijn afgelopen. Wij zullen de waarde der astrologische voorspelling dus weldra ondubbelzinnig kunnen beoordelen. Men treft weinig profeten die zich zo blootstellen. Als ’t uitkomt, gaan Roos en ik bij hem lesnemen.

9 mei 1941 (vrijdag)

In Leeuwarden wordt een kerk verbouwd, afbraak en puinrommel er om heen. Een Duitse krant geeft een foto daarvan met het onderschrift: Zo bombarderen de Engelsen in Nederland de kerken. De Leeuwarder winkeliers hingen deze foto’s in hun etalage’s tot intense vrolijkheid van ’t publiek. Zij werden echter heel gauw door Duitse militairen verwijderd.

Men vertelt verbluffende staaltjes van foto-vervalsing en haalt dan steeds aan het boekje over Hitler, door Seysz-Inquart verspreid, waar men valt over de foto van Hitler, die juichende kinderen begroet, zeggende, dat Hitler en de kinderen elkaar niet aankijken.

Ik probeer dan steeds de lui te doen begrijpen, hoe de situatie in Berchtesgaden is: het vooruitspringend terrasgedeelte, waar Hitler gewoonlijk de kinderen begroet. (Wij zijn daar geweest en hebben dat zelf gezien) Mijn betoog heeft maar matig succes: men wil aan bedrog geloven; gelooft men daaraan niet meer ... dan is men verloren.

’s Avonds senioren - convent. Ronhaar deelt mee, dat een openbare samenkomst op 10 of 14 Mei ter herdenking van de gevallenen door de Duitsers is verboden. Eveneens een herdenkingdienst in de kerken. Ook de onthulling van een gedenkteken op Rusthof voor gevallen Amersf. soldaten op een van die dagen is verboden!

Deze mededelingen wekten ziedende verontwaardiging: ons volk mag zijn gevallenen niet herdenken terwijl Hitler zelf in iedere rede zijn gevallen makkers uit den Wereldoorlog en de gevallenen in dezen oorlog gedenkt. Wij mogen geen simpel gedenkteken onthullen terwijl in München bij de Ehrenhalle een permanente erewacht geposteerd is. Dat is mooi; maar waarom wordt ons dit verboden?

Hebben de Duitsers zelf niet getuigd, dat onze mannen dapper gestreden hebben en met ere gevallen zijn? Zijn zij het dan eens met Van Genechten, de proc. gen. in Den Haag, een Belg N. B., die zei: „Wij moeten den 10 en Mei maar zo gauw mogelijk vergeten”.? De Belgen zullen dit evenmin als de Hollanders. Rekent men er soms op, dat zonder herdenking in ’t openbaar de gevoelens spoediger zullen verzwakken? Het tegendeel zal waar zijn, want bij den rouw voegt zich thans verbittering. Of is men bang voor uitbarstingen bij zulke herdenkingsfeesten? De Nederlanders zijn geneigd dit te menen en trekken conclusies, die ’t prestige niet versterken.

Wanneer zullen de Duitsers toch eens iets van de Nederlandse mentaliteit gaan begrijpen? Waarom luisteren zij alleen naar een troep wraakzuchtig en door nerveuzen angst opgehitst gepeupel? –. Moeilijkheden zullen nu zeker niet uitblijven: Ronh. heeft aan alle gezindten in Amersfoort verzocht, a.s. Zondag gedurende den gewonen dienst op een of andere wijze de doden te herdenken.

Kochheim zal in zijn fabriek Woensdag 14 Mei, om 1 uur den arbeid 5 minuten doen staken en nodigt anderen uit hetzelfde te doen. Ronhaar zal Woensdag 1 uur met leden van den Grebbebond (een oud-strijdersvereniging) een krans bij het ononthulde monument neerleggen. Hij deelt hierbij mee, dat eergisteren 7 Mei, alle nog bestaande militaire verenigingen zijn opgeheven; de Grebbebond had nog geen bericht en daarvan zal hij gebruik maken; men vreest alleen, dat Rusthof gesloten zal zijn!

De scholen ontvingen een Departementale aanschrijving, dat de Directeuren in een toespraak tot de leerlingen moeten waarschuwen tegen ieder uiterlijk vertoon van gevoelens op de herdenkingsdata, daar deze door de bezettende macht „als tegen haar zou kunnen worden beschouwd”. Ik heb aan dien last voldaan.

Van de kaarten ter opwekking tot het nemen van een abonnement op de Unie zijn er (blijkbaar!) enige in de handen van NSB-ers gevallen. Eén werd terugontvangen getekend: Juliana van Buren, beroep: hoer; en een Bernhard van Lippe, beroep: deserteur. Er zijn mensen met smerige zielen; men wil hen voor N.S.B- ers houden, maar onder de Unie-leden schuilt een massa tuig. Waarom moeten dat NSB-ers geweest zijn? Is ′t zo waarschijnlijk, dat zij aan die kaarten geraakt zijn?

Bij de voortzetting der bespreking van het volkskarakter kwam de vraag: is ’t Nederl. volk zelfbewust of heeft het neiging buitenlandse verschijnselen te prijzen met geringschatting van ‘t eigene. Ronhaar meende, dat in ’t Zuiden (Brabantia Nostra) het laatste meer ’t geval was dan in ’t Noorden, blijkens artikelen in de „Unie”, die in ’t Noorden nationaal-socialistisch aandeden en nogal ergernis verwekten.

Ik zei: dat is geen karakterloos nalopen van het nieuwe, maar een gevolg van ’t intenser doordringen van den geest van Quadragesimo Anno, dat zozeer aan ’t nationaal-socialisme herinnert, dat men bladzijden uit Mein Kampf, vermengd met hoofdstukken uit de Encycliek zou kunnen voorlezen, zonder dat men merken zou, dat hier twee zo verschillende personen aan ’t woord waren.

Merkwaardig was de enthousiaste instemming van Dr. Deelen, die zich nu pas kon verklaren, dat bij een plan tot ordening van de geneeskundige verzorging in Nederland, de katholieke artsen tot een zo principieel verschillend resultaat waren gekomen als hun niet-kath. vakgenoten. Ik geloof, dat ik door mijn opmerking bij vele der aanwezigen iets gewekt heb. Quadragesimo Anno heeft zelfs bij de aanwezige Roomsen nieuwe belangstelling gekregen.

Op ’t Sen-conv werd nog verteld, dat in Groningen als prof-internist een onbeduidend plattelandsmedicus is benoemd. Uit protest hebben bij zijn ambtsaanvaarding alle assistenten aan zijn kliniek hun betrekking neergelegd.

8 mei 1941 (donderdag)

Gisteren een brief van Ma uit Hulst ontvangen. Het is in Zeeuws-Vl een armoedje, heel wat anders dan gedurende den Wereldoorlog, toen men ons vandaar in Velsen van voedsel voorzag. Geen vlees, geen kaas, geen eieren en dat in een land, dat van melk en honing pleegt over te vloeien. Wij meenden hier altijd: als nergens meer wat te vinden is, merken ze in Z.Vl. nauwelijks iets van schaarste. ’t Is natuurlijk mogelijk, dat ’t land radicaal leeggesmokkeld is: dat ligt in den aard.

Ma schrijft van troepen hongerige Belgische kinderen die ondanks politie en douane geregeld overkomen om te bedelen. ’t Moet een droeve aanblik zijn. Welgestelde Belgen besteden fantastische prijzen (voor een paar oude kippen f 10.-), daarbij riskerend ’t aan de grens in beslag genomen te zien enz. Eieren 15 cts.

Fantasten (als Versfelt en Ds v Hengel) wisten te vertellen dat ’t vuren van gisteren morgen geen afweergeschut is geweest, maar vuur van handgranaten – van uit de kazerne!! Dus: een in bloed gesmoorde muiterij. – Van Dijk vertelt (en dat komt met mijn oriëntatie uit), dat ’t wel degelijk afweergeschut op motorwagens was, die op de Koninginnelaan opereerde.

’t Weer blijft steeds slecht; ’t is grimmig koud, gewoonlijk zwaar bewolkt, de wind steeds Noord en Noordoost, hard en doordringend. De mensen lijden er onder. In school is men sinds gisteren voor de 3e maal weer met de verwarming begonnen; ’t kon niet anders, al teert men in op zijn reserves voor ’t volgend verwarmingsseizoen, waar ieder met schrik tegen op ziet.

De straalkachels zijn maar een zwakke hulp, daarbij enorm duur en ’t ergste is, dat men subiet over zijn electriciteits-rantsoen heen is. Veel mensen zitten zonder enige brandstof; wat dat voor mensen met kleine kinderen is, laat zich denken.

Gisterenavond kwamen de Maschhaupt’s vragen, of zij bij ons mochten komen zitten; hun huis was een ijskelder. Zij brachten de eigen theeboel mee en waren gelukkig bij ons om den haard een beetje te kunnen bekomen.

Voor clandestiene ham vroeg men ons gisteren een rijksdaalder per pond; dat hebben we maar gelaten. Toch hadden we al spijt, toen ons een aanbieding bereikte van schouderham: f 1.80 p.p. We hebben dat met beide handen aangegrepen: goed gerookt, den zomer door houdbaar, vertrouwd adres. Als ’t nu maar komt.

Veel mensen moeten in snel tempo kostbare, maar niet-houdbare voorraden opeten. Roos is zeer verstandig geweest en heeft alleen gekocht, wat absoluut houdbaar is – als tenminste de zomer nu weer geen buitensporige hitte brengt.

Onze tuinman ried ons af, den tuin te beplanten met aardappelen en bonen, zoals velen doen: de grond is te mager en de ligging te slecht om iets te kunnen verwachten. Hij heeft ons „vrije” erwten en bonen beloofd - - - - . Veel mensen planten aardappels en bonen, maar deskundigen verwachten alleen grote teleurstellingen, d.w.z. op ’t hoge deel van Amersfoort. Schwerzel heeft een lap grond gehuurd halfweg - Soest. Dat kan wat worden en daarbij heeft hij tijd om de zaak zijn eis te geven.

Onze avonden van ’t „Senioren – Convent” blijven in hoge mate gezellig en interessant. Misschien zijn zij niet geworden, wat de opzet was: studie van ’t program der Unie en vorming van nieuwe groepen voor verbreiding der gedachten. Maar al is men met ’t laatste nog niet begonnen, ’t eerste deel, de studie houdt ons aangenaam en leerrijk bezig.

Mr Maschhaupt behandelde de ME-gilden, Dr Ronhaar ’t plan-Salazar, bankdirecteur Rogaar de werkzaamheid der banken, Van Wijngaarden ’t Werkloosheidsvraagstuk, Ir Van Hasselt den Arbeidsdienst. Thans zijn wij bezig met ’t Nederl. Volkskarakter naar aanleiding van een vragenlijst van ’t Hoofdbestuur, en er ligt nog te wachten een enquête over „Wat ons onder ’t vorige regiem fouten toeschenen”.

Allemaal interessante vraagstukken, waarbij de meningen stevig tegen elkaar botsen en desondanks een vriendschappelijke geest blijft heersen. Merkwaardig is, dat, welk onderwerp ook aan de orde is, steeds perspectieven geopend worden in de richting van ’t Nationaal-Socialisme; maar niemand, behalve ik, durft de lui voor hun eigen consequenties plaatsen. Zij zijn als meikevers, die telkens de dekschilden even openen om ze daarna weer stijf aan te drukken, verschrikt van hun eigen durf.

Ronhaar weet op grof-korrelig humoristische wijze eventuele spanningen af te reageren. Hij is onbetaalbaar: zonder hem lagen we allang uit elkaar. Bij het debat over Van Hasselt’s Arbeidsdienst kwam hij op tegen de voorstelling van den Roomsen Helsdingen die vreesde, dat de goede gezinsgewoonten onder dien Arbeidsdienst zouden lijden en een half jaar kampleven de jeugd zou verruwen.

Kostelijk was de schildering van de verregaande smerigheid en slordigheid van den Nederlandsen recruut, waarmee hij als soldaat, officier en hoofdofficier te maken en te strijden had gehad: van de beschimmelde kuch, ’t vuil en de vlooien in en onder de kribben, de luizen en ’t straf-milimeteren, dat hij had moeten toepassen, de wacht bij de douches, (een lange sergeant, die in de douche-hokken kon kijken of de kerels ook werkelijk er onder gingen staan!) en al zulke sappige bijzonderheden meer! Hij gaf geen cent voor de hooggeroemde Hollandse gezinsopvoeding.

Dr Deelen dringt helaas steeds sterker aan op ’t vormen van nieuwe groepen en ’t verminderen der bijeenkomsten van ’t senioren-Convent. Hij heeft natuurlijk gelijk; onze kring is te eng. Maar ik vrees, dat de aardigheid er af zal zijn! Ik vind ons studeren veel mooier dan dat „uitdragen”. ’t Practisch resultaat van beide is nihil, maar ’t eerste is veel aardiger.

7 mei 1941 (woensdag)

De Markthal en de Manege worden volgestapeld met scheepsladingen en vrachtwagens van de kostelijkste en zeldzaamste levens- en genotmiddelen uit Amsterdam: spek, vlees, suiker, koffie, thee, tabak, jenever.

Sommigen zeggen: om ze te beveiligen tegen de bombardementen der Engelsen; anderen: om ze te beveiligen voor plundertroepen bij hongerrevolutie. De eersten vinden ’t voor Amersfoort niet geruststellend als opslagplaats gebruikt te worden. Alsof ’t spel sprak barstte vanmorgen een zwaar bombardement van afweergeschut los. Niet alleen hebben we dat hier haast nooit gehad, en zeker ’t laatste half jaar niet, maar zulk zwaar afweergeschut was ons onbekend. Intussen hebben we geen vliegtuigen vernomen en kan ’t best wat anders zijn dan afweer; ’t heeft maar 7 minuten geduurd.

Toos Visscher had zich beschikbaar gesteld een Rotterdams kind gedurende 2 maanden in huis te nemen. Zij had een Roomsen jongen gevraagd van den leeftijd van Joost. Zij kreeg een achterlijken proletariër met een slechts gedeeltelijk bruikbaren arm, voor kort hersteld van een schedeloperatie, ruw, bot en met heimwee. Hij had al 3 maanden op een sigarenfabriek gewerkt en lustte alleen paardevlees. Naar de kerk ging hij in R. nooit; wat vader deed voor de kost, wist hij niet. Daarbij had hij nog lange vingers. Toos heeft hem na één dag ervaring teruggestuurd. De comité’s kunnen wel wat beter selectie toepassen; op die manier werken zij de goede zaak tegen.

Irak is in vollen oorlog tegen Engeland. De sympathieën van Iran en Syrië zijn voor Irak. Duitsland schijnt havens in Frans Marokko te zullen krijgen. Steeds opnieuw komen berichten van opstanden in Brits-Indië.

Ondanks alles blijven de echte „mootjeshakkers” zeggen, dat alles goed gaat. Zij verdoven en verblinden zich met hun eigen bluf: „Engeland heeft op den Balkan nooit serieus willen vechten; maar ze hadden nu eenmaal hulp beloofd en nu moesten ze wel wat doen, voor hun eer!”

Zulke redeneringen gaan er bij de lui nog steeds in! Lui met zulk fijn onderscheidingsvermogen voor eer durven nog den mond vol nemen tegenover mensen, die de Duitsers niet voor tijgers en gangsters willen aanzien! Zij willen Nederlands erewacht zijn! Als je eindelijk een van die lui zover hebt, dat hij iets van dit schijnheilig schoftendom der Engelsen ziet, luidt het ontmoedigend referein: „Ja, maar van hen moeten wij het nu eenmaal hebben.”

Eergisteren werd hier in Concordia een samenkomst gehouden van „Evangelie en Volk”, een groep Christelijke N.S.B.-ers. Ik had er nooit van gehoord. Hun critiek was fel; op de kerken, die Christus’ woord miskenden. Hun jodenhaat is te bitter om nog christelijk te heten. Laat zij maar zeggen, wat zij met de joden willen; weten zij een menselijke oplossing, die de maatschappij tegen hen beschermt, goed dan. Maar hun ophitserij is negatief en dat is onjuist. De joden horen hier niet thuis; accoord. Maar waar moeten ze blijven?

5 mei 1941 (maandag)

Roos ontmoette Rijman (stichter der Int. School v Wijsbegeerte). Ofschoon nog hopende op een Engelse overwinning, zag hij in, dat een ineengestort Duitsland den chaos zou betekenen. Een compromis ware hem liever. Wel was hij overtuigd, dat de kans daarop gering was en hij troostte zich met de gedachte, dat „een geëvolutionneerd communisme” te dragen zou zijn. Intussen zag hij ook wel, dat dit de definitieve jodenheerschappij zou betekenen; daarbij ontpopte hij zich als een sterk jodenhater, wat bij een cosmopoliet als hij wel zeldzaam is. Roos beval hem de lezing van Fords Ebreo Internazionale aan.

’t Intervieuw met De Quay (zie vorige blz) blijkt bij nader toezien van 9 februari ’39 te zijn; door V en V gebruikt om wat stemming te maken. Die mensen is geen strijdmiddel te gemeen.

Matschudding in Amicitia. Galesloot had een drive gevraagd ten bate van Be Quick. Dit was goedgevonden mits geen joden meededen. De Mulders deden mee en naar aanleiding daarvan vroeg Galesloot aan den restaurateur van de Wapenroem Hoefnagels, of nu toch weer joden in zijn zaak werden toegelaten. „Neen”, zei Hoefn. „zijn die er dan?” Galesloot zei: „Natuurlijk, de familie Mulder!” Hoefn. zei, dat dat geen joden waren. Galesloot hield vol, maar moest later inzien, dat hij zich vergist had.

Nu heeft een goed vriend dit weer aan de Mulders overgebriefd, die zeer verontwaardigd waren en bij ’t bestuur aandrongen dat Galesloot verplicht zou worden excuses aan te bieden. Dat zal nu geschieden.

Intussen is de felle reactie van de Mulders zeer vermakelijk. Hij schreef het bestuur dat hij „herstel eiste van eer en goeden naam!” Die mensen zijn dus al zover, dat hun eer en goede naam wordt aangetast, als zij voor joden worden gehouden. Dat is voor de joden het toppunt van smaad. En dat van een man, die tot voor een half jaar bij iedere gelegenheid voor den dag kwam met zijn lidmaatschap der Loge! En die wekelijks in ons bridge - clubje amicaal met den braven Van Vollenhoven verkeert. De man ook, die mij onlangs om raad vroeg of hij N.S.B.-ers kon weigeren voor Duitse privaatlessen.

Als ik zijn snelle evolutie zie, vermoed ik, dat hij zulke gewetensvragen wel zelfstandig zal oplossen, zeker van nu af aan! Of zou hij dat alleen gevraagd hebben om zich bij daaruit voortvloeiende moeilijkheden op mijn advies (gunstig of ongunstig) te kunnen beroepen? Er zijn van die helden, die niet gerust leven, of zij moeten naar alle kanten gedekt zijn.

4 mei 1941 (zondag)

Den avond doorgebracht bij Dr Polak. Wij waren verrast daar een veel rustiger en zakelijker beoordeling van de feiten te ontmoeten dan de vorige maal. Zij toonden begrip voor de toenemende dreiging van het communisme.

3 mei 1941 (zaterdag)

Reeds 3 weken zit de wind in ’t Noordoosten. ’t Is grimmig koud. Vandaag heeft Roos opnieuw den haard aangemaakt. In school is ’t haast niet te harden, daar is de verwarming met 1 Mei definitief stopgezet. De natuur is zeker 3 weken achter. Gisteren ging ’t eerste bloempje aan den morelleboom open. De beuken tegenover ons huis zijn nog even kaal als in ’t hartje van den winter. ’t Enige genot is vooralsnog het lengen der dagen. ̶

Engeland prijst onbeschaamd zijn terugtocht uit Griekenland als een meesterstuk van strategie. De Engelsen noemen dit den schitterendsten terugtocht in Engelands aan terugtochten zo rijke historie.

De vorige week vertelde Maschhaupt ’t volgende geval: de garage - Molenaar, die sinds lang bijna geen personeel meer bezig houden kan kreeg verlof haar boekhouder Hunsche te ontslaan. Deze solliciteerde bij de gemeente en kreeg toezegging van een aanstelling. Evenwel moest dit formeel over de arbeidsbeurs lopen. Hij moest zich daar dus aanmelden. De arbeidsbeurzen moeten echter aan de overheid mededeling doen van beschikbare werkkrachten. In Den Haag werd beslist, dat Hunsche voor arbeid in Duitsland bestemd werd. Zijn protest, dat hij al een gemeentebetrekking in uitzicht had baatte niet, evenmin als ’t argument, dat hij niet van huis af kon wegens de ziekte van zijn vrouw: men vroeg hem, hoe lang die ziekte duren kon en toen hij (naar waarheid) verklaarde, dat ’t een chronische ziekte was, die jaren kon duren zei men, dat men daarop niet wachten kon.

De man moet dus òf naar Duitsland òf hij komt zonder steun op de keien met een zieke vrouw en enige jonge kinderen tot zijn last. Hij vroeg de Unie om hulp, maar hoe kan die helpen? Zulke dingen gebeuren: ’t is hard, maar ’t is niet te veranderen. Wij moeten er met Duitsland door.

Toch zou men in dit geval willen weten, wat men in Duitsland heeft aan een boekhouder, die vermoedelijk geen Duits spreekt, en of een bureau-betrekking op ’t gemeentehuis in onze stad niet de juiste oplossing geweest was.

Donderdag waren Melchior en Vriens bij mij om ’n rapport samen te stellen betreffende het Gebouw - Van der Tack. Pratend over de toekomst van Nederland meende Melchior, bij een nederlaag van Duitsland, niet te moeten vrezen voor communisme. „De geest van jong - Nederland was zo krachtig nationaal en eensgezind, dat wij ieder gevaar ’t hoofd zouden kunnen bieden. Alles kwam er op aan, dat wij vóór de ineenstorting van Duitsland een goedgezinde, sterke organisatie van jongeren zouden hebben” Hij wilde dit bereiken door uitwisseling van groepen reizende jongeren - - -

Deze brave idealist wil vooral veel praten en laten praten om de waarheid te doen doorsijpelen. Hij noemde Bilthoven, waar die groepsvorming al veelbelovend zich ontwikkelde! Ik heb een sterk gevoel, dat de goede man geen flauw idee heeft van wat er dreigt onder onze volksmassa’s.

Hij zei, dat op 1 Mei, de goed gezinde Nederlandse arbeiders in kleine groepen op hun wijze den 1 Mei-dag hadden herdacht (dus niet op Woudenbergse manier). Toen ik hem vroeg in welken geest zij dat hadden gedaan, antwoordde hij geheimzinnig: „In den waren geest”. Hij meent, dat ’t communisme dood is.

Dat meende niet Dr. Ronhaar, die ’s avonds 3 Mei bij ons was. Deze vertelde mij dat op 1 Mei alle brievenbussen beplakt waren geweest met ’t opschrift: „Kameraden, laat uw Mei-feest niet bezoedelen; staat niet achter Hitler Mussolini en Musschert maar achter Marx, Stalin en Rosa Luxemburg.”

Deze briefjes verschijnen telkens weer, overal met plaatselijke wijzigingen in alle bezette gebieden. Ik meen, dat dit duidelijk is en dat, mocht het Duitse regiem ineenstorten, wij zonder overgang in ’t communisme zullen zitten.

Ronhaar vertelde ook, dat hij kort geleden een der kopstukken van de Nederlandse communisten sprak, die hem vertelde dat zij gereed waren. Ronhaar zei: wij ook. Hij meent, dat ’t communisme geen kans maakt. Een sterke gewapende macht staat gereed iedere poging van die zijde met kracht te breken. Een generaalsregering zou misschien jarenlang ’t bewind in handen moeten houden. ’t Partijwezen mocht geen kans meer krijgen. Over de economische vraagstukken, waarvoor die militaire dictatuur zich geplaatst zou zien wist hij weinig te vertellen: alles kwam terecht!

Ik vind zo’n opvatting vreemd: bij een doctor in de sociale aardrijkskunde zou men allicht zoveel realiteits-zin verwachten dat hij althans de financiële en economische consequenties onder de ogen zag. Hij gaat niet verder dan: de Duitsers weg; wij bezetten gedeelten van Duitsland en halen daar onze schade terug! En met jongensachtige verlekkerdheid voegde hij er bij: „mocht ik eens een commando in zo’n bezet gebied krijgen; wat zou ik ze alles met woeker teruggeven wat ze ons hebben aangedaan!”
Primitief soldaten-instinct, niets meer. Ik geloof zelfs, dat het geheime verlangen bij hem meespreekt: dan voorgoed soldaat en nooit meer voor de klas; en van bataljons-commandant minstens tot kolonel.

Vanmiddag liet Rozendaal mij een uitknipsel uit de Telegraaf lezen: een intervieuw met De Quay (lid v.h. 3-manschap der Unie) over den Arbeidsdienst. ’t Was verbijsterend: hij wilde den Arb.d. wel, maar voor jeugdige werklozen en .... gescheiden in kampen naar confessies! Dat durft de voorman van de grootste beweging in Nederland thans nog verkondigen!

Dus er is dit jaar voor de eenheid van ons Volk nog niets bereikt. Niets, absoluut niets, ondanks de vele holle artikelen in ’t Unie - blad. Is het dan wonder, dat de Duitsers de Unie waardeloos achten, ja wantrouwen? Wat is er onder zulke leiding te beginnen! Ik kan De Quay nu wel weer schrijven, maar als ik antwoord krijg, is ’t even nietszeggend als bij de vorige gelegenheid.
’t Is om wanhopig te worden.

2 mei 1941 (vrijdag)

Eergisteren deed het bericht de ronde, dat de Engelse radio had meegedeeld, dat de Duitser met 12.000 man gemotoriseerde troepen in Finland waren geland. Niemand begreep er iets van; allerlei veronderstellingen werden geuit: Hitler wil de noordelijke havens bezetten, vóór ze ijsvrij zijn; ’t gaat met Finland tegen Rusland; ’t is om Zweden te doen; enz.

Intussen is na 2 dagen het bericht nog niet bevestigd: ’t zal wel een canard zijn. Gerard schrijft de R/dam weer zware nachtelijke bombardementen heeft te verduren. Den laatsten nacht van 11 u n.m. tot 3. u vm. Er vallen tientallen burgerdoden en - gewonden.

De aardappelbeperking maakt de mensen wanhopig. In Feyenoord zijn winkels geplunderd. Op de Coolhaven stonden wagens aardappelen gereed voor de verzending naar buitengemeenten. Golven van jongens met zakken en manden overstroomden ze: de schippers, die ze gelost hadden keken werkeloos toe; de politie liet zich niet zien!

Vandaag wordt de verordening gepubliceerd, dat het vertonen van de kleuren en de (levende) beeltenissen van de levende leden van het Oranje-huis verboden is; dit vermoedelijk naar aanleiding van demonstraties op 29 April, Prinses Juliana’s verjaardag. Mevr Van Doorn vertelde, dat zij dien dag in Zeist een Chr. school had zien uitgaan, waarvan vele kinderen uitbundig Oranje droegen. De 1–Mei-viering anders dan in de ge-N.S.B-iseerde N.V.V is natuurlijk verboden.

– Vanmorgen vertelde Kruithof dat Arie, die bij Philips op de onderzoekslaboratoria werkt, een nieuwe gloeilamp heeft uitgevonden, een gebogen buis zonder metaaldraad, die een revolutie in ’t verlichtingswezen kan betekenen. – Verder vertelde hij in Den Haag o.a. van den Directeur van ’t Huis v Bewaring gehoord te hebben, dat alle rijksambtenaren boven de 60 er dit jaar uit gingen. Dat zou ook een revolutie betekenen , o.a. op mijn kweekschool.

Roos heeft als maagpatiënte een extra-toewijzing van melk en grutterswaren ontvangen. Zij moet daarvoor echter weer een halve brood- en een halve vleeskaart afstaan! Toch maar accepteren. In ’t brood zit toch weinig voedingswaarde. Zij was blij met een melkbon van Mevr Oosterveld; ik kreeg er ook een voor haar van Mevr De Mosch.

Telkens leest men overlijdensberichten van jonge mensen uit ´t interneringskamp te Buchenwalde; de vorige week Minister Goseling (49 jr); thans weer een advertentie van een ritmeester uit Den Haag (48.jr). Wat kan dit zijn?

De Joden worden meer en meer geïsoleerd. Dezer dagen zijn zij van de beurzen uitgesloten.