26 januari 1941 (zondag)

26 Jan. In de kerken een bissch. rondschrijven voorgelezen, waarbij lidmaatschap van de NSB (naast dat van Lib P., S.D.A.P. en Comm) met weigering van de Sacramenten bestraft wordt.

V.L. vertelt, dat hij in Zeist aan de MULO-meisjesschool van Mej Barger een ambtelijk onderzoek heeft moeten instellen naar verspreiden en in - bezit - hebben van liedjes enz., die kwetsend zijn voor ’t Duitse Rijk en zijn vertegenwoordigers. ´t Gold een door een N.S.B.-kind verklikt geval van een kameraadje, dat ’t Onze Vader - van - Hitler in haar agenda had.

25 Januari. 't Baarns Lyceum gesloten: In een W.C. ’t lijk van een vermoorden N.S.B. - er ontdekt (bericht meegebracht door uit Baarn teruggezonden leerlingen)

De laster en weerzin tegen de Winterhulp groeien in ’t monsterachtige. Vrijdag 30 zal ik collecteren met een lijst. Ik zal dit werk steunen, omdat ik het onmisbaar acht. Ik doe mijn uiterste best, met de gegevens van Endhoven de valse voorstellingen betreffende de Winterhulp en den persoon van Piek te bestrijden; dit baat niet: men praat als Brugman maar loopt met ’t hoofd tegen een muur van vooroordeel en boze koppigheid. ’t Is droevig, maar men kent soms zijn verstandigste vrienden niet terug; zij zijn omschanst en geharnast met agressieve botheid.

Hoe slechter het Italië gaat in Cyrenaica hoe meer de hoop der anti-Duitsen groeit. Van de wending in de richting van een beter begrip voor den internationalen toestand en de consequenties, die de val van Duitsland na zich zou slepen, geen spoor meer.

Versfelt vertelt, dat de eigenaar van vliegveld - Ipenburg (een Reinders) van zijn vliegervriend, generaal Christiansen, comm- generaal in Nederland, vernomen heeft, „dat Duitsland op is, aan ’t eind van zijn benzine (de Roemeense is voor vliegtuigen niet te gebruiken! Dat weet nu plotseling iedereen!) en ook van zijn hoop, en dat begin Maart een geweldige maar uiterste poging gewaagd zal worden om met de rest der benzine den overtocht naar Engeland te forceren. Hitler zou vooraan zijn om bij mislukking den dood te zoeken! Dus: al weer een datum! Onlangs zei een kennis, die ik bestreed: Ja, er gaan veel leugens rond, maar die dienen om den moed er in te houden” Dat was ten minste eerlijk.

De Gestapo grijpt hard in, waar het spot en leugens betreft. Rozendaal vertelde van een familie in Leiden, die hij kent, en waarvan vader en oudste zoon gevangen waren genomen wegens zo’n pamflet-geval. De zoon had onder de mishandeling poging tot zelfmoord gedaan. Na 3 weken zijn beiden vrijgelaten, maar de zoon vertoeft in een krankzinnigengesticht. Men spreekt van gasthuis-patiënten met stukgeslagen nieren.

23 januari 1941 (donderdag)

Vergadering van het Seniorenconvent der Unie. Eindhoven, één van het grote driemanschap is gast. Hij beantwoordt de vele en pregnante vragen, die de vorige week voor hem zijn gereedgemaakt. Hij zegt iets over ’t staatkundig deel van ’t program. Dit kan niet tijdens de bezetting worden aangevat; daartoe zou de grondwet gewijzigd moeten worden, wat formeel al onmogelijk is; verder zou een aanroeren in ’t openbaar anderen aanleiding geven tot ’t pousseren van wijzigingen van onaanvaardbare draagwijdte.

Tot beperkten kring wil hij wel zeggen: de Unie houdt onder alle omstandigheden vast aan een Oranje als staatshoofd. Verder aan volksinvloed maar getemperd; één algemeen alleen aan het Staatshoofd verantwoordelijk minister, die zelf zijn ministerie kiest; een door ’t volk gekozen Kamer met adviserende macht; daarnaast een coöperatieve vertegenwoordiging arbeidend van beneden naar boven. Verder referendum en een ingetoomde pers. (Kortom iets in den geest van Salazar in Portugal).

(Eindh. was verontwaardigd over de houding van vele leden, die geen begrip tonen voor de vernieuwings -ideeën der Unie, ja zelfs illegale acties steunen. Zij zijn de oorzaak, zei hij, dat de Duitsers ons grondig wantrouwen, de pest aan ons hebben (hij zei ’t woordelijk!) en niet naar ons luisteren. Hij illustreerde dat met de anecdote, dat iemand, die in Den Haag een bijl kocht, gevraagd werd: „Zo, is U ook lid van de Unie?” Als bij een opstootje een massa - arrestatie gebeurt, zoekt men de Unie - leden er uit en houdt ze vast, de rest kan gaan.)

Sprekende over de Winterhulp geselde hij de lasterzucht van een deel der Nederlanders, roemde Piek om zijn krachtige waardige houding tegenover de Duitsers; hij had de bepaling van zijn salaris aan Trip en Snouck Hurgronje overgelaten, die ’t nog niet eens waren; hij had de Duitse lijstencollecte (met huisnummers) weten te voorkomen; hij had gevochten om de kerken haar vrijheid te laten bij haar liefdadigheid en was totaal onkundig geweest van de circulaire, waarbij de regering den kerkbesturen den plicht oplegde toestemming te vragen voor collecten in de kerken (met het onuitgesproken doel controle te houden op die inzamelingen, die groeien naarmate de Winterhulp minder inzamelt).

Aangaande ’t punt opvoeding deed hij de voor mij zeer teleurstellende mededeling, dat de Unie er niet aan dacht de „verworvenheden van den 80–jarigen schoolstrijd” te niet te doen. (En toch willen die mensen éénheid; een eenheid die door ieder richtingsschooltje mag aangefloten worden!) Men wilde de eenheid bevorderen als volgt: alle 35.000 onderwijzers en leraren zouden een adaptatie-cursus in de eenheidsgedachte moeten volgen! Enthoven gebruikt daarbij ’t beeld van „een machine, waardoor die massa zou moeten passeren”.

Ik vroeg hem, of die machine tanden zou hebben (Ik dacht n.l. aan grijprond sels, die de massa als hooi in ’t apparaat zouden trekken). Enthoven, onmiddellijk in ’t beeld antwoordde: „Jawel, klauwen”. Ik heb hem toen gezegd, dat, al zou hij daarvoor ’t hardst denkbare metaal kiezen, die tanden of klauwen in minder dan geen tijd uit zijn apparaat zouden vliegen.
Hij meende dat dit meevallen zou, waar toch professoren, leraren en onderwijzers, die de zaak in studie hadden, optimistisch gestemd waren.
Bij ’t afscheid- nemen vroeg hij me „wat ik eigenlijk was”. Ik zei ’t hem en verklaarde dat ik ´t beste met hem hoopte, zij ’t met geen greintje geloof in de zaak.

Ik ben uitgenodigd door de groep Van der Tak, Deelen, Insinger c.s. om tot een of andere studiegroep toe te treden, die studie maakt van belangrijke sociale vraagstukken; ik heb aangenomen en zal ook Maschhaupt voordragen.

20 Januari vernam ik, dat de zoon van Van Lee, leraar H.B.S. tot 5 jaar tuchthuis veroordeeld is wegens pogingen om naar Engeland te gaan en diefstal van een Duitse legerrevolver uit een auto, waarvan hij een ruit had stukgeslagen. Een jongen, die w.i w weinig beloofde – maar ook nog maar een 5e kl. HBS er. Zijn vader heeft een verzoek om gratie naar S.Inq. weg en hoopt, dat hij zijn straf althans in Nederland mag ondergaan.

De kerken weigeren collecten - permissie aan te vragen. (vertelt Endhoven) De bijzondere hogescholen weigeren de benoemingen van professoren door Van Dam te doen geschieden. Thans volhardt alleen nog de V.U.

22 januari 1941 (woensdag)

Gisteren (22 Jan) vertelde V.L. mij, dat dit onmogelijk waar kon zijn, daar in de Insp.vergadering lang en breed over V. R., zijn taak en de uitvoering daarvan was gesproken en dit geval ongetwijfeld door Van Gaasbeek, in wiens inspectie het zou hebben plaats gehad, te berde zou zijn gebracht.

Nog mooier was een verhaal van Mevr Van Doorn. Haar vriendin, verbonden aan de M.U.L.O. van Lobstein in Hilversum vertelde haar, hoe toevallig tijdens de afwezigheid van L. van ’t Departement(?) bericht was gekomen, dat L. niet meer in school mocht komen ingevolge de Joden-verordening; het personeel had dit ieder voor zich aan de klassen meegedeeld. In de klas der vriendin had dit veel consternatie en tranen verwekt, ook bij 3 meisjes – NSB-ers, die er „wit” bij hadden gezeten. Korten tijd daarna was er een „rapport” ter inzage gekomen (van NSB-zijde) waarin aan V. Rossum werd meegedeeld, dat de kennisgeving aan de leerlingen niet objectief genoeg was geschied; de woorden der leerkrachten werden vermeld (volgens de vriendin V Trappen tendentieus en onjuist). Men was verontwaardigd, maar besloot ’t rapport zonder op- of aanmerking terug te zenden en af te wachten wat ’t lot zou brengen!
Welnu – van deze hele geschiedenis kan geen woord war zijn, daar L. er wegens ’t bereiken van den leeftijd reeds 3 maanden met pensioen uit was!

V L. vertelde mij in vertrouwen de tactloze behandeling, waaraan Gerard in de Inspecteursvergadering op ’t Departement bij zijn eerste kennismaking met de nieuwe collega’s had blootgestaan van de zijde van Wesseling, Directeur van Onderwijs. Er was al in stilte her en der geïnformeerd of G. „zuiver op de graat” was. Een enkele had ook kennis met hem gemaakt. Maar men was niet tevreden, er hing een spanning.

Zonder opzet informeerde Luycx hoe ’t kwam, dat zijn naam bij zijn ontslag niet was gepubliceerd. Wesseling antwoordde dat er wel meer vreemde dingen gebeurden, ook bij benoemingen o.a. bij die van den Heer Blijdenstijn: er was een voordracht van 2 aangeboden, waarop zijn naam niet voorkwam. Deze was door „de Heren Duitsers” teruggezonden met de mededeling dat G ’s naam er bij moest en dat deze benoemd moest worden.

V.L. vond de situatie pijnlijk. G. heeft daarop geantwoord, dat zijn staat van dienst voldoende was om een benoeming mogelijk te maken en dat hij er zich op beroemde een minstens zo goed Nederlander te zijn als wie der aanwezigen ook. Hij was Unie-lid en durfde als enige in zijn woonbuurt in R/dam zijn raam er aan wagen, door er een Unie-plakkaat op te hangen; hij moest zijn zoons weerhouden zich in Engeland bij ons leger te voegen.

V.L. had den indruk, dat hij met die verklaring de lucht gezuiverd had. G. is daarop (na afloop der verg.) met Wesseling naar diens kamer gegaan en vermoedt, dat alles wat nog scheef kon staan, recht gezet is. ’t Is een tactloosheid van Wesseling, die door niets geprovoceerd is. ’t Was blijkbaar voor de Heren een benoeming „met de Duitse overheid als kruiwagen” (alsof er nog een andere overheid bestond!). (Van de benoeming van de dochter van Hoofdinspecteur Verbeeten tot schoolopziener, wier enige verdienste is geweest, dat zij ambtenaar op Pa’s bureau was, en die niet eens een akte van onderwijzeres bezat, van dit ordinaire kruiwagentransport met nepotisme als duwkracht, werd niet gerept. Dat werd wel niet goedgekeurd, maar aan zulke Roomse heilige huisjes roer je niet: dat is Hollands en ... denk om de verdraagzaamheid – vanwege de politiek, die ook nog niet dood is.

De Duitsers – ja, dat is wat anders; dat zijn tyrannen die de heilige vrijheid aanranden. Ik hoop intussen van harte, dat de Duitsers spoedig eens wat tijd zullen kunnen vinden om ook zulke interne aangelegenheden eens onder de loupe te nemen: een beetje frisse wind in ons lager onderwijs en den kring, die meent de lakens te mogen uitdelen, zou gunstig kunnen werken.

Er wordt verteld dat Dr Gielen, Insp. te Rozendaal, de opvolger wordt van Verbeeten; dus een man zonder verstand van ’t l. o. wordt inspecteur en is reeds na drie jaar rijp voor hoofdinspecteur. Of – voor de inspectie heb je geen kennis van ’t onderwijs nodig, – of een ons politiek is meer waard dan een pond kennis.

13 januari 1941 (maandag)

Maandag 13 Jan. vertelde Dr Deelen me dat Roelfsema en Jef de Brouwer van ’t Unie-bestuur in Den Haag gearresteerd waren. De kas en ’t archief van de Afd. Amersfoort zouden in beslag genomen zijn. ’t Laatste bleek onzin; ’t eerste waar.

De zoon van leraar Van Lee, een hoogste klas HBS-er, die naar Engeland wilde, is verraden en zit gevangen. Nader gehoord: had daarbij een Duitse legerrevolver gestolen; veroordeeld tot 5 jaar gevangenisstraf.

In tegenstelling met ’t op de vorige blz. vermelde hoor ik bij V L., dat een kapelaan die met de Sacr. der stervenden op de fiets op weg was naar een zieken en bij den overweg onder ’t wachten zijn voet plaatste op de treeplank van een Duitsen leger-auto, van een der inzittenden 4 slagen in ’t gezicht ontving. ’t Wordt algemeen verteld; ik kan zoiets niet geloven en zal trachten er achter te komen, wat er van aan is. (Niets van waar)

Wij komen vaak Zondags in de late uren langs de danszaal de Oranjeboom; altijd een rustige bedrijvigheid waargenomen. Nu vertelt V.L., dat de eigenaar van de Oranjeboom verzekert: „Mijn nette Hollandse gasten gaan heen als er Duitsers komen; het plebs blijft, waarmee de D. ruzie zoeken. Mijn zaak verloopt zienderogen en na den oorlog ben ik mijn bestaan kwijt.”

Hoe leugens opkomen en verdwijnen:
Rector Keulen vertelde mij op ’t ijs, dat Van Rossum (de officiële „rusthersteller” op de scholen) in Maarsen in een l. sch was gekomen, van ’t hoofd had geëist hem met zijn klas alleen te laten en onder de kinderen een onderzoek had ingesteld naar aldaar gesignaleerde gesprekken, versjes, tekeningen enz. beledigend voor Duitsland.