30 maart 1941 (zondag)

Mevr. De Mosch komt mij verzoeken toe te treden tot het zitting nemen in een comité tot plaatsing van 1500 kinderen. Ik kan aan haar verzoek niet voldoen. Wegens al te drukke bezigheden. Zij vertelt, dat ’t maar voor kort zal zijn, daar de oorlog nu gauw uit is: op alle fronten zegevieren de Engelsen, overal heerst muiterij in ’t Duitse leger, van uit Indië en vooral vanuit Londen troost men ons met een spoedigen keer in den oorlog.

Versfelt zegt, dat op 11 Mei de oorlog uit is. Hij grondt dit op astrologische berekeningen! De man begint mij tegen te vallen.

De Italianen hebben een leelijken klap gehad in de Midd. Zee: belangrijke vlooteenheden buiten gevecht gesteld. Daar staat tegenover dat de Fransen met de Engelsen slaags geweest zijn te Gibraltar, toen de Engelsen een Frans convooi levensmiddelen voor het onbezette gebied opbrachten.

In Italië zou een anti-fascistische en defaitistische partij aan ’t groeien zijn onder den Kroonprins; alleen Mevr. De Mosch schijnt hiervan op de hoogte te zijn.

29 maart 1941 (zaterdag)

Ik ontmoet op de wandeling in ’t bosch Lezer. Deze vertelt mij stralend: ’t Gaat goed! Rusland heeft een telegram van gelukwens aan Servië gezonden. ’t Bericht was over een „zeer geheimen” zender gekomen! (Natuurlijk hoor je geen enkele bevestiging. Een canard van Lezer, alweer). Van Den Helder wist Lezer niets. Wel van een benzine-brand van 4 dagen in Schiedam, wat ik ook alweer van hem alleen hoor.

’t Wordt moeilijk met de mensen te praten. Doordat de naamlijst van den Raad van Bijstand in de krant heeft gestaan, heeft men nu toch moeten besluiten, dat Roos en ik geen N.S.B.-ers zijn. Maar pro-Duits zijn we. We doen trouwens weinig om te verbergen, dat onze sympathieën daar liggen en dat wij ook, zakelijk gesproken, voor ons land alleen heil kunnen verwachten van een Duitse overwinning.

Roos ergerde zich op haar bridge-clubje aan Mevr. Polak, die ofschoon doctor in de medicijnen, zo agressief, fanatiek, bekrompen en harteloos kan redeneren, dat men zich afvraagt: is dit nu een gestudeerde vrouw, moeder van twee kinderen? Onlogisch van den hak op den tak springen, domweg generaliserend, onomstotelijk ware berichten eenvoudig ontkennend, zo daast zij door, telkens zelf die kwesties introducerend ook als niemand er om vraagt.

Ik maak dat onder mannen dagelijks mee, maar mannen zijn toch niet zo fel en kunnen nog met wat humor eindigen. Roos wordt er nerveus van en heeft er verdriet om, en dat overkomt haar niet gauw.

28 maart 1941 (vrijdag)

Ik verneem, dat ’t Leger des Heils is opgeheven: internationale organisatie! Dat is een ontreddering. ’t Hoofdkwartier op de Prins Hendrikkade moest onmiddellijk verlaten worden (medegedeeld door Ds Gerritsen, die ’t wist uit een brief van Bouwe Vlas aan Blussé Van Oud-Alblas.

De jeugdherbergen zijn onder NSB–leiding gekomen. Op een middag in deze week hield voor ’t secretariaat in A/dam een grote auto stil, waaruit een NSB.-man stapte, een herbergier uit A/dam-Zuid. Deze had een man bij zich, die ’t bevel kreeg, de telefoon te verplaatsen. Men vroeg hem, wie hij was. Antwoord: ik ben de nieuwe hoofdleider.

Kochheim vertelt ’s avonds in de vergadering van den Raad van Bijstand: Den Helder staat in brand en de bevolking is gevlucht naar Bergen enz. De brand is gesticht door muitende Duitsers, die niet oversteken wilden; men had namelijk een poging tot bezetting van Ierland en een gelijktijdigen aanval op Oost-Engeland voor.

Hij vertelde verder dat ’t overal gistte: in Austerlitz liggen 800 Oostenrijkers, allen in ’t bezit van burgerkleren, die wachten op ’t sein om met „ons” mee te doen! Camerling-Helmolt vertelde erbij, dat 21 en 22 Maart „fatale datums” voor Hitler waren.

Gerard vertelde nog, dat het grootste getal van de 18 gefusilleerden Rotterdammers geweest zijn en wel leden van den befaamden Geuzenbond; ’t delict was sabotage geweest bij de afwerking van 2 Nederlandse onderzeeers, die op de Wiltonwerf door de Duitsers in beslag genomen waren. (Gerard zei: één; Mevr. de Mosch - twee). Deze waren bij de eerste proefvaart gezonken, wat door de Duitsers aan sabotage werd toegeschreven.

Huiszoekingen bij de arbeiders enz. die bij den afbouw betrokken geweest waren, leverden aanvankelijk niets op, tot ten slotte bij een arbeider een som geld werd aangetroffen, die hij niet kon verantwoorden. Na enkele dagen van „scherpe ondervraging” kwam hij los. Hij noemde de namen van Ruijs en Hudig, de eerste reder, beiden millioenairs. Na „scherpe ondervraging” bekenden ook dezen en nu volgde arrestatie van de hele Rotterdamse cel. Andere cellen bereikte men niet, daar de organisatie buitengewoon zorgvuldig en met inachtneming van alle voorzorg tegen verraad van cel tot cel, werkte.

Ruijs en Hudig werden veroordeeld tot lange gevangenisstraffen en zware boeten, een aantal werd ter dood veroordeeld, waaronder een ULO-onderwijzer (leraar), die juist in Waalwijk benoemd was; verder vele en langdurige gevangenis-straffen.

Dat aanzienlijken, die toch beter weten moesten, misbruik maken van geld en positie om jonge heethoofden tot zulke dolzinnigheden te brengen, is misdadig! ’t Schijnt, dat men dit in gaat zien. Maar telkens komt een klein succes van Engeland de hersens weer in brand zetten; thans weer de staatgreep in Joego-Slavië, waar Prins Paul, de regent eergisteren gevlucht is en de jonge Peter (een halve Engelsman) als Peter II is gehuldigd. Daarmee verdwijnt de waarde van ’t pas gesloten verdrag met Duitsland. Wat Engels-gezind is, gloriëert. Daarbij komt nu de nederlaag der Italianen bij Cheren en de val van Harrar. Nu is ’t verstand in Nederland weer een paar weken uit wandelen.

27 maart 1941 (donderdag)

Ook Monopole is voor de joden verboden. Gerard van een schoolopzienersbezoek op de Veluwe terug, logeert bij ons. Hij is mager, evenals zijn hele gezin – in geen drie weken vers vlees gehad; nu en dan een dun schijfje worst. Zijn ambt bevalt hem best.

Hij vertelt dat Rotterdam geregeld 2 à 3 maal p. w. door de Engelsen met bommen bezocht wordt; steeds maar een enkele lading van 4 of 8 op een rij en gewoonlijk in ’t wilde weg geworpen. De gevolgen zijn beperkt maar vaak jammerlijk.

Een gezin was bij kennissen van hen op avondbezoek. Er was lawaai in de lucht. De bezoekers maakten zich ongerust: hun twee kleine kinderen waren thuis met ’t dienstmeisje en de werkster. Zij gingen toen juist in de buurt de bommen vielen. Van portiek tot portiek rennend kwamen zij thuis ... maar hun huis (a/d Heemraadsingel) was er niet meer. Een kind en ’t meisje dood, de werkster ook, in stukken gereten. ’t Jongste kind was onvindbaar. Eindelijk in den tuin een armpje. Den volgenden morgen ’t ledikantje aan de andere zijde van den singel (over ’t water dus) hangend boven in een boom. Een paar dagen na de begrafenis werd een groter deel van ’t lijkje gevonden geklemd onder de gebinten hoog in de vliering van een naburig beschadigd huis.

Op een avond zitten een man en een vrouw aan tafel; een scherf slaat in, schroeit ’t haar van de vrouw en slaat van den tegenover haar gezeten man ’t schedeldak weg.

’t Bombardement van ’t St. Franciscus-ziekenhuis (waar geen enkele Duitser was) is ontzettend geweest. Dagen na den brand vond men ’t verkoolde lijk van een zuster ergens in een goot. De chirurgen moesten vluchten met de patiënten die zich onder behandeling bevonden. Vele zwaar zieken zijn tijdens en tengevolge van de vlucht uit ’t brandende gesticht gestorven. Het Parkhotel zat vol Duitsers en, te oordelen naar de ravage, moeten er daar vele zijn omgekomen.

Günther voorspelde Rotterdam een grootse toekomst en sprak van zijn lievelingsplan: een havenschool voor opleiding van lui met Handelssch. en H.B.S. - diploma voor functies in ’t havenbedrijf.

23 maart 1941 (zondag)

In Amicitia zou een Kunstkring-concert plaats hebben, waartoe de Orts-commandant, met het oog op de reeds vóór de beslaglegging op het gebouw afgesloten contracten, toestemming verleend had. Toen de zaal gevuld was, moest Van der Tak, op Duits bevel, van ’t podium af mededelen, dat alle joden de zaal moesten verlaten. Onmiddellijk stonden alle aanwezigen op en verlieten uit protest de zaal. Buiten stond de W.A. der N.S.B. opgesteld om eventuele manifestaties te verhinderen.

22 maart 1941 (zaterdag)

Kruithof vertelt, dat ’t gebouw der Theosophische Loge met archief en kas door de Duitsers in beslag is genomen. Eigenlijk vreemd, dat dit niet reeds tegelijk met de opheffing der Vrijmetselaarsloges gebeurd is. Vanmiddag uit school passeerden mij een colonne Nederl. meisjes twee aan twee op de fiets in blauwe uniform met een armband waarop de vliegende meeuw (een NSB-symbool). Zij werden aangevoerd door een oudere leidster en zongen tweestemming een lied, waarvan ik woorden noch wijs ken; evenwel zeer welluidend en beschaafd.

’s Avonds 8½ u. naar de colporteurs-vergadering in ’t Unie-huis. Met mij Dr Deelen en Kochheim van den Raad v Bijstand. Broerse had de leiding. Dekhuizen was aanwezig. Er werd een colporteurs-vereniging gesticht met een bestuur van 5 leden (Lenz voorzitter); deze zal met afgevaardigden der kleine clubs de culturele raad vormen. Ik kreeg geen kwaden indruk van die jonge mensen al waren ze nogal luidruchtig.

Kochheim vertelde van een nieuwe poging om naar Engeland over te steken. Daarbij zouden 75000 Duitsers zijn omgekomen. ’t Was toen dat de Bremen was verbrand. Merkwaardig dat zoiets alleen fluistergerucht blijft. Deelen vertelde van het nieuwe Amerikaanse bombardementsvliegtuig, dat zonder landing of benzine-bijvulling heen en weer naar Amerika kan vliegen en een last kan vervoeren „gelijk aan dien van 125 volledig gepakte soldaten”! Waarvoor dat nodig is, zei hij er niet bij.

Ik zei, dat ’t een vervroegde Aprilmop was. Hij verzekerde, dat ’t klinkklare waarheid was. Hij voorspelde, dat de oorlog uit zou zijn, als Göring in Göbbels’ broek kon.

21 maart 1941 (vrijdag)

Vandaag hoor ik van Roos, dat Overste Fischer haar vertelde dat Isaak de Groot niet is doodgeschoten maar is getroffen door een kogel uit een karabijn, die in de brandende auto gloeiend geworden was. Intussen loopt de leugen natuurlijk Amersfoort rond.

De stemming wordt verbitterd; het standrecht is voor Nederland geldig verklaard en kan naar behoefte worden afgekondigd. De straffen zijn: de dood door den kogel, levenslange gevangenis of minder tot een minimum van 10 jaar.

De lust tot anecdoten verzinnen en spotliedjes dichten is er uit. Alles zwijgt verbeten stil. Er zijn nog altijd mensen, die naar radio-Oranje luisteren, in de heilige overtuiging, dat zij daar de waarheid te horen zullen krijgen ....! De Duitsers hadden een storings-station tegen die uitzendingen opgericht op Ameland, dat echter door de Engelsen werd stukgebombardeerd. Nu is ergens anders een nieuw in werking gesteld en wel zo afdoend, dat de korte golf totaal overstemd wordt door geloei, terwijl de ultra-korte (die wij trouwens op ons toestel niet hebben) maar op 1 band en dan nog maar bij tussenpozen doorkomt.

De verenigingen voor radio-uitzending zijn thans versmolten en geven nog slechts 1 program. De A.V.R.O. gaat voort met het uitgeven van de Radio-bode.

De Winterhulp-collecte van deze week gaat voort. Velen geven nu wel, maar weigeren het bedrag achter hun naam te vermelden. Roos heeft dat ook gedaan. ’t Is een vorm van protest, maar ik voel daar niet veel voor — niet meer althans. ’t Is een vorm van solidarisme met mensen, die men om hun domheid, koppigheid, particularisme en zeker niet het minst – liefdeloosheid hoe langer hoe minder achting gaat toedragen. Toen de Unie nog streed voor de Winterhulp in Nederlandsen geest streed ik mee; maar nu de Unie onder pressie van de 18-karaats Nederlanders zich teruggetrokken heeft, zie ik niet in, waarom ik mij nu ook achter deze domme beweging zou scharen. De koppige ezels hebben ’t nationale aan ’t werk grondig kapot getrapt. Moet men zich nu schamen voor ’t werk zelf, dat toch een menslievend werk is?

20 maart 1941 (donderdag)

Er is hier een centrale keuken opgericht, die tegen afgifte van enkele vlees- en boterbons, elken dag 1 L. gekookt voedsel uitreikt tegen f 0.25 voor houders van boterkaarten en f 0.13 voor houders van margarinekaarten. Men koopt daartoe een knipkaart voor 9 maaltijden en moet elken dag, dat men voornemens is voedsel te halen (of te laten halen), een volgnummer afhalen.

Deze inrichting leek mij zeer on-Hollands; ik schijn mij echter te vergissen: tot de eerste kwartjesdeelnemers behoren Ticks-Koening (gepens. postdirecteur) en de Heer Andráe (advokaat in ruste). Ik kon mijn oren niet geloven. Ik vrees, dat bij mij nogal wat weerstanden overwonnen zullen moeten worden, voor ik daartoe overga. Men zal zich in veel moeten schikken, maar sommige lui, die overigens helemaal niet geneigd zijn, sociale instellingen met vanen en kruisen te begroeten, zijn op zo’n punt nu weer zo gemakkelijk.

’t Is lastig; men kan aan de mensen geen houvast meer krijgen. De Winterhulp voor behoeftigen wil men niet, omdat zij Duits georganiseerd is; maar voor een bakje zuurkool gaat men geestdriftig in de rij staan. ’t Is waar, dit laatste geeft materiëel voordeel en dan laat men gevoelens blijkbaar zo zwaar niet wegen; men kan ook nog volhouden, dat de centrale keuken een Nederlandse instelling is, maar de grondidee is toch die van een Duitsen oorlogs-nood-maatregel evenals de Winterhulp. Zou ontvangen toch zaliger zijn dan geven, ook al kan men geven aan zijn deur, terwijl men voor ’t ontvangen driemaal moet lopen en queue maken: De Keukentrots der Hollandse huisvrouw, almede een trek van het geestesmerk des volks, legt ook al geen gewicht in de schaal. Intussen – één bonte kraai maakt nog geen winter. Maar merkwaardig blijft het.

Men zegt, dat de melk „op de bon” komt en dat er te weinig pootaardappelen zijn. Ook zal de broodkaart langer moeten strekken. De toekomst wordt niet vrolijker. De duikbootoorlog wordt intenser, de nachtelijke aanvallen vice-versa talrijker en omvangrijker.

De sigaren worden duurder en slechter; onder de 12 cts is geen gewoon-model sigaar meer te vinden. De kleintjes van 4 en 5 cts zijn smakeloos. Sinds heden mag in school maar één ketel meer gebruikt worden. Ik denk, dat ’t wel schikken zal. Sinds wij ca 5 Maart op school de circulaire hebben getekend, die ’t doorvertellen van leugenachtige berichten en ’t belasteren van de Winterhulp verbiedt, krijg ik op school zowat niets meer te horen!

18 maart 1941 (dinsdag)

Kruithof vertelt ’t vroeger aangehaalde geval Picquart en zegt, dat den zoon van ’t Woningbureau Van Haselen iets dergelijks is overkomen. Deze kwam op een donkeren avond bij Schoterman uit en komt in botsing met een Duitser. Er worden een paar driftige woorden gewisseld. Plotseling geeft de Duitser hem een geweldigen slag tegen de kaak. V.H. ligt met een kaakfractuur in ’t St. Elizabets.

Riek vertelt, dat een van de zoons Klein, joden, antiquairs enz. voor zijn zaak naar Den Haag ging. Hij is niet teruggekeerd. Men zegt: doodgeschoten en verbrand. Wat is er van waar?

Niemand weet iets positiefs meer. Geen krant meldt iets. ’t Geval van den gevangen dominee doet vermoeden, dat dit wel niet ´t enige zal zijn van critiek op den kansel.

Er hebben verschuivingen plaats waaruit men alleen al deducerend ’t leed kan beseffen, dat tallozen overkomt; zo de radio-overname, ’t verdwijnen van dagbladen, de maatregelen tegen zaken met vijandelijk kapitaal e.t.q. Soms hoort men iets van betrokkenen; de rest moet men gissen.

Evenwel, ook vroeger hadden economische en sociale verschuivingen plaats, men beschouwde die echter, met zekere gelatenheid, als „natuurlijk”. Nu gaat alles abrupter en de sfeer van dwang en censuur maakt alles angstwekkender; als spookbeelden in den nacht.

17 maart 1941 (maandag)

’s Avonds 7¼ vergadering van den Raad van Bijstand (zo zal de contact-commissie der Afd Amersfoort van de Unie heten). Deelen vertelt van een ontzettend auto ongeluk dezen middag op den Hoogeweg. Een Duitse auto met Duitsers en Hollanders op weg naar den Haag naar een rechtszitting. De auto vliegt in de bocht tegen een boom op en raakt in brand! 3 Duitsers dood, 3 gewond; 3 Hollanders dood, 3 gewond. De gewonde Hollanders naar ’t Elisabeths ziekenhuis: één predikant, die te veel op den preekstoel verteld had, een fotograaf die portretten van Beatrix gemaakt had en een die nog niet spreken kon. De gewonde Duitsers naar den Lichtenberg. Een fietser, die voorbijkwam en de auto naderde werd à bout portant en zonder waarschuwing met een revolver neergeschoten – onmiddellijk dood. Toevallig een Jood, een Amersfoorter, Isaäk de Groot; handelaar in oud-ijzer.

Kochheim vertelde, dat op een stations-perronnetje van een plaatsje bij Deventer zijn vrouw door een NSB.er in uniform was gelast haar uitgezaagde dubbeltjes-speld te verwijderen. Ook had hij een bezoeker der Leipziger messe gesproken, die een samenscholing had meegemaakt van Duitse bezoekers, waar geschreeuwd werd: Wer wollen Frieden! Ik geloof ’t niet.

De Raad van Bijstand werd door Ronhaar geïnstalleerd en kreeg reeds dadelijk een uiterst naar conflict te behandelen tussen Broerse en Dekhuijzen. ’t Was Zaterdagavond in ’t Unie-huis in tegenwoordigheid van vele colporteurs tussen die beiden tot een heftige scene gekomen. Broerse had, in overleg met ’t Seniorenconvent een overkoepelende Raad over de verschillende jongerenclubs willen vormen. Dekhuijzen had wat anders gewild (geen dwang van boven) en was, afschoon hij er niets mee te maken had, voortgegaan met inmenging. Tenslotte een conflict tussen twee lastige mensen, die evenwel beide grote verdiensten hebben.

Ik stelde voor, dat de voorzitter, Camerling - Helmont ze in een gesprek tot elkaar zou brengen en hun terrein eens en voorgoed afbakenen. Ook stelde ik voor, dat de centrale „culturele - commissie”, gevormd door bestuursleden der clubjes, onder leiding van Broerse haar algemene plannen zou bespreken en dat volgens rooster telkens één van ons aanwezig zou zijn. Deelen bleek voor de leiding van Broerse niets te voelen. Dat hangt nog even. Broerse heeft veel prestige, kent alle jongelui persoonlijk en is als ’t moet niet bang voor autoritair optreden. Dat hij maar onderofficier is, doet niets ter zake. Een goed jeugdleider kan geleerdheid missen; bij de jeugd telt alleen karakter.

Ik vergat van de Vergadering van 13 Mei de volgende merkwaardigheid. Kochheim deed ’t Uniehuis een portret van de Koningin cadeau. Ik plaatste het en zette ’t Wilhelmus in. Een paar stemmen vielen aarzelend in, zongen 2 regels mee, haperden en zwegen. ’t Schijnt met de liefde voor ’t Oranjehuis bergaf te gaan!

14 maart 1941 (vrijdag)

Wanneer de familie Cramer, (apotheker) de knappe dochters, 20 en 18 jaar, studente en lyceumleerlinge, ’s avonds kwart over 10 zonder bezwaar met den hond uit wandelen stuurt, een zeer soliede, echt Roomse familie, dan spreekt daaruit wel een rustig en gemotiveerd vertrouwen in het fatsoen van den Duitsen soldaat! Ik weet niet of zij zich bewust zijn, daarmee ’t tegenbewijs te leveren tegen de sensationele verhalen, die men zo vaak heeft opgedist! Men hoort die verhitte fantasterijen niet zo veel meer: men is gaan inzien, dat tegen ’t fatsoen en de discipline van den Duitsen soldaat geen laster stand houdt.

De rede van Seijsz-Inquart, waarin den Hollanders enige harde waarheden werden gezegd, wordt genegeerd. Niemand zegt er een woord over. Een zei: „de huichelaar heeft ’t masker afgelegd.” Iets anders heb ik niet gehoord. Negeren? Of ... zou men in stilte aan ’t denken gegaan zijn? Zou men toch tot een begin van inzicht naderen? Maar helaas, nu zijn daar weer die geruchten over den machtigen steun van Amerika, over de nieuwe vliegtuigen, die alle Spitfires en Hurricanes in de schaduw stellen. Zulke geweldigheden vallen als „ein Reif in der Frühlingsnacht”, op de Blaublümelein van het kiemende inzicht.

13 maart 1941 (donderdag)

Senioren-Convent. De voorzitter deelt mee, dat de Unie van nu aan zich los maakt van de Winterhulp, daar zij de nieuwe wijze van collecteren (met te voren ingevulde lijsten) afkeurt. De leden blijven echter persoonlijk vrij. Ik vraag het woord en merk op, dat de Unie-leden zich nooit aan de opwekkingen der Unie hebben gestoord; dat integendeel de grote massa steeds ’t werk heeft gesaboteerd en dat als nu deze on-Nederlandse campagne door NSB.-er wordt afgewerkt, de Unie-leden dit aan zichzelf te wijten hebben.

Volgens Einthoven had Piek daar ook tegen gevochten; als we hem beter hadden gesteund was dit niet gebeurd. Men wilde nog heten-liegen, dat Einthoven dat zou gezegd hebben; dat baatte weinig en men moest mij gelijk geven. Er is verder een contact-commissie gekozen voor advies enz. aan den secretaris. Ik maak er met zes anderen deel van uit.

Ronhaar spreekt verontwaardigd over den nonsensicalen inhoud van ’t weekblad de Unie en toont de ondeskundigheid aan der schrijvers over sociale en economische onderwerpen. Hij wekt ons op om te doen als hij en de redactie te schrijven; hij kreeg ten antwoord van de redactie, dat hij gelijk had. Zoiets kan dus helpen. Ik deelde mee, dat ik reeds in dien geest had gehandeld ten aanzien van ’t stuk: „de Schoolorde in Gevaar”, en tevens welk dwaas antwoord ik had ontvangen.

Onmiddellijk schoot V Helsdingen R.K. toe om mij te bestrijden. De knuppel was in ’t hoederhok. Jawel, Unie ... heel goed, maar niemand moet iets behoeven prijs te geven. Nu ik, wat dit betreft, nooit. Dan maar geen Unie meer. De Führer zal Engelsen en Joden treffen, waar hij ze treffen kan – Welnu: zo ik de bijzondere school. Wir haben lang genug geliebt; wir wollen endlich hassen. ’t Geluk eindelijk niet langer bonne mine à mauvais jeu te moeten maken, dat is mij zeer veel waard.

12 maart 1941 (woensdag)

Mevr. Van Doorn vertelt, dat de metaalfabriek De Munck–Keyzer te Utrecht gisterenavond op klaarlichten dag nog, door een Engelsman in duikvlucht met 4 zware bommen is bestookt. Tevens vertelt zij, dat ’t Duitse kapitaal in Indië voor een bedrag, gelijk ’t totaal der boeten, is geblokkeerd. Rozendaal vertelt, dat Asscher (jood) in Amsterdam heeft aangeboden het volle bedrag der boete (15 m. dus) alleen te betalen.

Holtzappel vertelt, dat Asscher met een anderen jood bij Rauter is geweest; hierdoor zou matiging in de behandeling der joden zijn verkregen en de voorgenomen verdere deportaties zijn stopgezet.

Roos hoorde bij Van Loon, dat Leo het volgende had meegemaakt. In zijn kamp te Laren is een Duits adviseur gesteld, een correct, aangenaam man. Hij werd door 3 mannen van den Arbeidsdienst (N.S.B. ers), brachten hem den Hitlergroet, wat de anderen ergerde. Dezen beklaagden zich bij den commandant die den troep liet aantreden en in tegenwoordigheid van den adviseur, de mannen vertelde, dat hij de commandant was en niemand anders en dat hij den adviseur op zijn verzoek in de gelegenheid stelde, iets te zeggen. De Duitser nam ’t woord en zei, dat hij tot zijn ergernis gezien had, dat sommige der jongens zich als halve Duitsers gedroegen. Zij behoorden hele Hollanders te zijn.

11 maart 1941 (dinsdag)

De voedseltoestand wordt hier en daar précair: Roos hoorde hoe een mevrouw in den winkel van Rozeboom klaagde, dat haar lang opgeschoten jongens aan ondervoeding begonnen te lijden. De winkeljuffrouw zei, dat de zoon van Mevr. Van Dijk, Eyse dus, 25 pond was afgevallen.

De oberleutnant der Ticks-Koening is vertrokken. Hij ging op een avond, maar Jan en Toos waren opzettelijk vroeg uitgegaan om ’t afscheid te vermijden: zij waren zo verontwaardigd over ’t meeslepen van de massa’s en massa’s kostbare waren (bonbons, leerwerk, fijn textiel), die hij de afgelopen dagen uit Hilversum, Utrecht en Amersfoort had bij elkaar gekocht, waartoe hij steeds maar weer per auto heen en weer reed, dat zij hem niet meer konden aankijken, laat staan – spreken. Hij heeft dit zelf ook gemerkt.

10 maart 1941 (maandag)

Schutte vertelde Roos (vanmorgen op de wandeling), dat hij een meisje had zien verbaliseren, dat bij ’t voorbijtrekken van zingende Duitse soldaten de oren had dichtgestopt.

De steunwet is vandaag (of eergisteren?) door den Senaat in Washington aangenomen; Amerika zal dus oorlogsmateriaal aan Engeland „lenen” en ’t over 2/3 van den weg met Amerikaanse oorlogsschepen convoyeren. Dat land treedt dus feitelijk in den oorlogstoestand zonder oorlogsverklaring.

Italië biedt, na zijn aanvankelijke tegenslagen, in zijn Oostafrikaanse koloniën taai weerstand. Cheren is nog steeds niet gevallen.

Ook Haarlem heeft een regerings-commissaris, de NSB.–er Plekker.

Vandaag de eerste, bijna warme lentedag. Van regeringswege wordt de raad gegeven, aardappelen en bonen te planten. Ons tuintje is er volgens den tuinman ongeschikt voor.

8 maart 1941 (zaterdag)

Sinds de vorige week zijn de fietsbanden gerantsoeneerd! Alleen zij die een fiets nodig hebben om hun dagelijks werk te bereiken, kunnen er een krijgen – mits zij er minstens 5 KM vandaan wonen! En mijn voorband is zo dun als een dubbeltje! Binnenkort met de apostelpaarden!

De houding van ’t publiek wordt zo mogelijk koeler. Men ziet ook geen meisjes meer zich met hen afgeven. Evenwel, zij blijven correct, al loopt er ’s avonds wel eens een troepje te brullen. Van onze officieren-buren zien we nauwelijks eens in de week een rug of profiel.

Van oorlogsactie geen spoor. De nachten zijn absoluut stil. De kranten geven geen nieuws. Joego-Slavië helt naar den kant der Asmogendheden over, hoe ook Engeland en Amerika hun best doen.

De Unie neemt stelling tegen de benadeling der religieuzen en schrijft, „dat Nederland van Dollard tot Schelde schouder aan schouder staat tegen deze aanranding der sacrosante souvereiniteit in eigen kring”. Ik heb ze in Den Haag per brief ongezouten mijn mening gezegd. Vandaag ( 8 Maart) kreeg ik een nietszeggend briefje terug: men zou binnenkort in een artikel over onderwijszaken zijn houding publiceren. Men stelde er prijs op dan ook mijn oordeel te horen. Nu, daar kunnen ze op rekenen. Als Rome ze aan den halsband heeft, kunnen ze naar de hel lopen. Ik ben er zeker van, dat ze dan ook alleen Ultramontanen zullen overhouden.

7 maart 1941 (vrijdag)

Vollenhove vertelt: in den winkel van Lorjé (Nijburg, een jood) laat een Duits officier zijn tas per vergissing liggen en komt niet terug. Die mensen in angst. ’s Avonds komt de Duitser en Mevr. Nijburg verzoekt hem in hun tegenwoordigheid den inhoud te controleren; immers, zij zijn joden en zijn huiverig voor aanraking met Duitsers. De officier stopt zijn tas in den zak en zegt: ik ben geen Duitser; ik ben een Oostenrijker.

7 Maart om 8 uur vergadering van de Sectie Cultuur der Werkgroep onder leiding van Gemeente-architect Van der Tak. Van der Tak presideerde zelf als lid dezer sectie. Aanwezig waren verder Ds Melchior (leraar M.6); Valkhof (uitgever), Dr Nieweg predikant-schilder, Sluiter (tuinarchitect), D de Leeuw (schilder en leraar Ambachtsschool), Vriens Dir Pontschool, Adriaans (architect), Raven, gymnastiekleraar en ik.

Na enige uiteenzetting van de onbevredigende houding van Insinger en Deelen in de medische afdeling, die waren uitgetreden omdat een lid der sectie, Dr Linschoten, een uitnodiging naar Duitsland had aangenomen, begon de sectie met haar arbeid. ’t Bleek, dat V d T. een langgekoesterde hobby had: hij wil de wording der nieuwe maatschappij bevorderen door de stichting van een gebouw in Amersfoort, met een zaal van 2500 zitplaatsen vanwege de acoustiek en wandelgangen er om heen.

Vóór wij nog precies wisten, waarvoor dit gebouw zou moeten dienen, zat hij midden in de technische bijzonderheden. Hij wees ook de plaats aan: huis en tuin van Not Schreuder. ’t Zou prachtig worden en Sluiter moest zich maar een idee vormen van de entourage om er een lust-warande omheen te scheppen. Adriaans vroeg nu hoe V.d.T. de mensen daarheen zou krijgen en waarvoor. ’t Bleek nu, dat v.d.T beheerst werd door het Kr-d–Fr. denkbeeld. Ieder gezinshoofd in Amersfoort moest verplicht worden 10 cts p.w. voor dit schone doel te offeren. Dat was (bij 10000 gezinnen) f 1000.– ’s weeks; ieder geldschieter zou dat een gezonde basis vinden.

Ik vond ’t nu tijd eens te vragen op welke staatkundige basis dat moest gebeuren en of V.d.T. zo’n financiering wel echt Nederlands vond; of hij meende, dat allen, ook zij die van toneel, film en sommige andere kunst uit godsd. principe afkerig waren en dat gebouw dus nooit zouden bezoeken, blijmoedig hun bijdrage zouden neertellen. VdT meende, dat zij niet gedwongen moesten worden te komen; maar betalen moesten ze, want zonder dwang bereik je niets. Trouwens, die tegenstand zou gering zijn en de tegenstand zou gauw slijten. De Nederlanders waren wel individualisten maar ’t was nu tijd, dat ze dat af gingen leren.

Toch is de man geen N.S.B.–er; hij sprak althans van „iemand voor N.S.B.-er uitschelden”. Ik bleef bij mijn mening, dat eigener beweging de bevolking van Amersfoort zich zo niet zou laten ringeloren. V d T. zag niets van die bezwaren en wij zijn geeindigd allen een kant der zaak in studie te nemen, in ’t luchtledige, dan maar. Melchior, Vriens en ik zijn de studie-commissie voor „gebouw en jeugd”. Voor 7 April zullen we onze resultaten tonen! Dan komt weer een pleno - bijeenkomst.

’t Bloemenjoodje Hilversum zegt, dat alle straathandel in Amsterdam verboden is, evenals de markthandel. 4500 mensen brodeloos.

De „boekenweek” (reclameweek van den boekhandel) is mislukt. Het „geschenk” (ditmaal een bundeltje van 3 novellen en enige gedichten) is door de Duitse overheid verboden. Niet om den inhoud. Maar men eiste, dat ook Duitse boeken zouden mogen meetellen voor de minimum-aankoopsom, die de koper moest besteden, om ’t „geschenk” te krijgen, en dat dus ook Duitse boeken moesten worden geëtaleerd. Daar dit maar schoorvoetend en op te kleine schaal gebeurde, werd ’t „geschenk” eenvoudig verboden.

De verse vis komt nu ook „op de bon”. Dat was ’t laatste vrije voedsel. Met de aardappels dreigt ’t spaak te zullen lopen. Er zijn grote kwantums naar België en Frankrijk gezonden, waar hongersnood heerst.

6 maart 1941 (donderdag)

De Leeuw vertelt, dat men in Amsterdam de joodse leerlingen op middelbare scholen telt om jodenscholen te vormen. Ook de studenten zijn geteld. Aan alle universiteiten samen zouden maar 80 joodse studenten zijn. Dat aantal lijkt mij erg laag.

Vandaag zijn in Den Haag 18 doodvonnissen uitgesproken tegen leiders van de stakingen in Amsterdam. Tegen één persoon werd voor 4 gevallen het doodvonnis uitgesproken. De zittingen waren voor de pers toegankelijk. Namen en kwaliteiten zijn niet gepubliceerd; van één werd gezegd, dat hij leraar was.

De beschuldigingen waren velerlei: geheime verzetsorganisatie, spionnage, sabotage, plannen tot vergiftiging („moffenchampagne”) enz. Ook de organisatie „de Geuzen” werd weer genoemd. Wat er van gepubliceerd is, maakt den indruk van onnozelheid, domheid en naïveteit; blaaskakerij en zelfoverschatting.

Van namiddag Mulder gaan feliciteren met zijn verjaardag. Ruim 20 gasten, de meesten „18-karaats”. Een dame vertelde, dat een kennis een nieuw dienstmeisje wilde engageren; deze vroeg 2 avonden per week vrij „om met N.S.B.-ers uit te gaan”. De dame verontwaardigd. ’t Meisje stelde haar gerust: zij had er al 17 ’t water in gesmeten.

Mulder liet me een brief lezen van een vriend, directeur der H.B.S. in Leeuwarden. Deze schreef, dat een leerling thuis een dubbeltje uitgezaagd had (voor een speldje zoals door Oranjegezinden gedragen werden; mag ook al niet meer). De leerling werd aangebracht en ofschoon hij er niet mee de straat op geweest was, laat staan in school, werd hij gevangen gezet. De directeur werd op de Kommandantur ontboden en kreeg een hevige schrobbering met het dreigement, dat als zulke dingen nog voorkwamen, de school gesloten en hij gearresteerd zou worden. Of hij al betoogde, dat hij toch onmogelijk aansprakelijk gesteld kon worden voor wat de l.l. thuis deden men bleef erbij met ’t argument, dat dan moest geconcludeerd worden, dat de leiding niet deugde: een directeur behoorde zoveel invloed te hebben, dat de l.l. ook buiten de school onder zijn appèl stonden. De l.l. zit nu al 3 weken!

5 maart 1941 (woensdag)

Een brief van Linneweber, een rector, verbonden aan ’t Dept. v. Opv. W. en C. en inspirator voor Duitse ideeën „an höchster Stelle”. Gerard had hem over mij gesproken als man die van de opleiding wat af wist. Ik had G. gezegd, dat ik graag eens met hem zou willen spreken. Nu kondigt hij mij zijn komst aan of, juister gezegd, vraagt mij mij in de Kweekschool te kunnen bezoeken tussen 10 en 15 Maart „Besuch rein privater Art und daher Bedenken politischer Art so gut wie ausgeschlössen”.

Natuurlijk is zo iets nooit mijn bedoeling geweest. Bij de tegenwoordige stemming tegen de Duitsers, die door de gebeurtenissen te Amsterdam tot kookhitte is gestegen, kan men een bezoek van een Duitser niet goed praten; in mijn functie zou ik in ieders ogen een landverrader zijn.

Evenwel er is nog een andere reden, die de kennismaking belet. De Secretaris-generaal V Dam heeft een paar weken geleden zijn reorganisatie - plan der Kweekscholen bekend gemaakt. Ik mag nu alleen nog in ambtelijk verband handelen. Ik heb Linneweber in dien geest geschreven; ik hoop, dat hij het inziet. Wij leven snel; 3 maanden geleden was loyale samenwerking nog iets, waarover gesproken kon worden.

Albert en Greet Polak komen bridgen. Zij vertellen: „De Kattenburgers in Amsterdam voegden de Duitsers toe: Wat jullie met je eigen joden doet, moet je zelf weten, maar van onze smousjes blijf je af.” Dat tekent de gevoelens van ’t ogenblik; als men er maar niet uit concludeert, dat de Amsterdammers thans pro-semiet zijn!

4 maart 1941 (dinsdag)

In Amsterdam is gisteren, na veroordeling door het Veldgerecht een jood doodgeschoten, een winkelier van een zuurwinkel in de Van Wou -, waar joden met illegale oogmerken samenkwamen. Bij een nachtelijken overval door de Duitsers, had hij hen met een bijtende vloeistof bespoten. Dit is, meen ik, het eerste doodvonnis.

De ingrijpende maatregelen volgen elkaar nu snel op. Vandaag is de algemene arbeidsdienst afgekondigd: willekeurige burgers kunnen nu uit hun werk worden gehaald om elders diensten te presteren. Alle verenigingen in Ned. zijn onder een specialen commissaris gesteld, die naar willekeur kan ontbinden, samensmelten, hervormen, statuten opleggen en besturen kan wijzigen en vervangen. Amsterdam, Hilversum en Zaandam zijn met ontslag aan Burgem. en Gemeenteraden onder Commissarissen gesteld. Alle gemeente-commissies in die steden zijn ontbonden; alleen de Wethouders blijven. De 18-karaats Nederlanders zien in deze scherpe maatregelen een toenemende nervositeit en angst bij de Duitsers! ’t Loopt nu gauw af! Kr. beweert, dat de revolte in Amsterdam de joden in andere steden heeft gered; ook zegt hij desnoods gaarne ’t offer van een boete te brengen voor ’t zelfde ideaal. Verder meent hij, dat diegenen, die het verzet in Amsterdam niet kunnen toejuichen, de ware liefde en eerbied voor ’t nationale verleden niet bezitten en de daden der Watergeuzen niet op de juiste waarde weten te schatten! Een jongen van 10 jaar, zou ’t niet kunnen verbeteren. Intussen is ’t een feit, dat men tegenwoordig gevaar loopt in zijn reputatie als goed patriot, als men aan zulke idiotieën niet mee doet.

De bommen die zaterdag op Den Haag zijn neergekomen, en daar 8 levens hebben gekost, naast vele zwaar- en lichtgewonden zijn natuurlijk Duitse bommen geweest; men neemt dat eenvoudig unaniem als vaststaand aan, zonder zich, als vroeger met het Haarlemse geval, te vermoeien met het uitvinden van „bewijzen”. Het wachtwoord is nu eenmaal uitgegeven en wie zich niet onderwerpt, is een Crypto-N.S.B. er.

Vanmiddag was Versfeld hier. Hij vertelde, dat generaal Boerstra, oud - leger Commandant van N. Indië met goedvinden der Duitse overheid via Wladiwostok naar Batavia had willen gaan om te onderhandelen over de zaak der gijzelaars (Nederlanders, die in Duitsland op Buchenwalde zitten als weerwraak over de behandeling van Duitsers in Indië). De Indische regering wilde hem niet ontvangen maar stuurde een paar mensen naar Tokio om daar ten huize van den Nederlandsen gezant Pabst te onderhandelen. Boerstra had daar verbaasd gestaan over de mentaliteit der Nederlanders in Indië, die ons van lafheid beschuldigden en maar niet begrijpen konden, dat niet ieder Nederlander onmiddellijk een Duitser had koud gemaakt. (Merkwaardig! ’t Zelfde soort heldenmoed als waarvan de in 1914 over de grenzen gevluchte Belgen zulke weerzinwekkende blijken gaven).

Versfeld vertelde verder, hoe verbaasd en teleurgesteld De Geer moet zijn geweest, toen hij in Den Haag alleen blijken van minachting ondervond: door de telefoon schold men hem uit, in de kerk schoof men van hem weg en spuwde hem voor de voeten, in De Witte liet men hem alleen aan een tafel zitten. Versfeld zelf is optimist: hij meent, dat Duitsland verliezen zal, dat Amerika ons met leningen uit het moeras zal halen, dat Indië ons zijn voorraden in korten tijd en in grote massa’s toe zal zenden, dat de Nederlanders geleerd zullen hebben zich boven partijwezen te verheffen, dat communisme een hersenschim is en dat het ideaal zou zijn Nederland uit te breiden met NW– Duitsland en Denemarken en het van de Noordzee afgesloten en ontwapend Duitsland in ca 3 onschadelijke gebieden te verdelen.

En toch is Versfeld Mr Dr Juris! De hogere kringen in Den Haag zijn volgens hem optimist: een half jaar, een jaar hoogstens kan het nog duren. Dan moet de instorting komen omdat ’t vervoerwezen in precairen toestand raakt. Een voornaam Unilever-man vertelde: de geweldige haringvangst van dit jaar is omgezet in margarine, maar toch heerst er gebrek omdat de distributie stagneert wegens gebrek aan vervoermiddelen. Een enkele trein graan uit Roemenië brengt ’t hele verkeer in de war: er zijn geen wagons meer!

Hoe ellendig de toestand in D. thans is blijkt uit ’t volgende: een Delfts ingenieur was voor zaken in Berlijn; hij is met één arm teruggekomen: de andere is in Berlijn gebleven in straatoproer: afgeschoten! De bezetting van Bulgarije legt volgens hem geen gewicht in de schaal. Ons goud in Engeland en Amerika waarborgt een daling beneden 50%. Er zal zeer spoedig na den oorlog in Nederland een fenomenale opleving te verwachten zijn. Tot zover Versfelt.

2 maart 1941 (zondag)

2 maart. De Vollenhoven’s bridgen bij ons. Mevr. v Vollenhoven vertelt, dat een poos geleden een neef van Mevr Cramer, een Picquart, in dienst van de K.P.M. met verlof in Holland, een reunie had met collega’s in Den Haag. Op weg naar zijn hôtel loopt een Duitser hem tegen ’t lijf, die hem een slag in ’t gezicht geeft. Er ontstaat een worsteling. Twee Duitse schildwachten voor ’t Ministerie van Koloniën overmeesteren P. die wordt meegenomen. Zover luidt ’t relaas van den vriend, die hem vergezelde en ook gearresteerd werd. Den volgenden dag deden de ouders van P. navraag en vonden ’t lijk van hun zoon met doorschoten hoofd op ’t politiebureau.

Er is weinig actie in de lucht. De duikbootsuccessen tegen de Engelse koopvaardij zijn volgens ’t A.N.P. enorm groot. In Amerika duren de debatten over de hulp aan Engeland voort; de groep Wheeler houdt stand. De beslissing kan nog wel een week op zich doen wachten.

Volgens lui die naar de Eng. radio luisteren, moet de levering in ’t groot van Amerikaanse vliegtuigen de Engelsen reeds zeer ten goede komen: de nieuwe machines zouden in aantal en vooral in kwaliteit de Duitse ver overtreffen; woorden kosten niets. Iedere dag, die Engeland wint, wordt door de pro-Engelsen als een nieuw bewijs voor de verzwakking van Duitsland uitgelegd.

De stad loopt vol zwarte (SS) vliegers. Overal kan men horen, dat de Duitsers zelf ’t Rotterdams ziekenhuis hebben gebombardeerd! Men staat voor geen enkele leugen meer, hoe boosaardig ook.

Vandaag de eerste sneeuwklokjes gezien; alles is laat, dit jaar.

1 maart 1941 (zaterdag)

1 maart. Zoeven een bulletin gelezen voor de Amersfoortse Courant: Amsterdam krijgt een boete van 15 millioen, Hilversum 2½ m., Zaandam ½ m. Ik heb gezegd dat ik de boete voor Amsterdam op 5 m. schatte en werd uitgelachen. Natuurlijk zal dit de dapperen in Amersfoort, zolang ze zelf niet aan ’t betalen toe zijn, niet weerhouden te blijven brullen als Hollandse leeuwen. De 9 doden, 24 zwaar- en 24 lichtgewonden, ongerekend de slachtoffers bij de politie zullen evenmin hun heilig vuur temperen, zomin als de deportaties, waarvan tot nog toe alleen een getal van 600 joden bekend is. De rest, daarvan krijgen we later misschien nog iets te horen!

De morele winst, het tijdelijk verbod van uniformen ook voor de W.A. der N.S.B., (alleen in Noord-Holland) waarop men zo fier is, gaat helaas weer te loor als men verneemt dat 600 W.A. mannen naar München gaan om voor de S.S. opgeleid te worden.

En verder schijnt de aansluiting van Boelgarije aan de As, die vandaag tot stand gekomen is niet een teken van de verzwakking van Duitsland te zijn. Maar wat zegt dit van onze draufgänger van beiderlei kunne!

Met de 4e collecte der Winterhulp, die deze beide dagen gehouden wordt, gaat het allermiserabelst. Ik ontmoette Oosterman, die nog steeds de dagelijkse leiding heeft; er zijn thans nagenoeg alleen nog N.S.B.-collectanten. Men heeft dus bereikt, wat we voorspeld hebben: door de onthouding der 18-karaats-Nederlanders-op-een-koopje is de Winterhulp hier in Amersfoort voor de Unie verloren terrein geworden.

Oosterman heeft de mensen bezworen de leugens niet te geloven; dat al het geld door zijn handen ging en op de juiste wijze, en niet ten bate van N.S.B.-ers werd aangewend; het heeft evenmin gebaat als mijn pogingen in eigen kring: niemand wil overtuigd worden.

Oosterman wordt ’t te machtig: hij staat ongeveer alleen. Hij legt het bijltje er nu ook bij neer. De volgende collecte geschiedt met ingevulde lijsten: Duits systeem dus. ’t Stuit mij tegen de borst op deze wijze dwang te helpen uitoefenen. Daar pas ik ook voor. Roos, als comité-lid, kreeg ’t verzoek die lijsten te helpen opmaken. Zij meldt zich ziek. (Camerling – Helmont vertelde, dat Prof. Van der Ley, Dir der M.T.S. te Dordt, daarnaar gevraagd, had meegedeeld, dat Piek een lawaai-schopper was, directeur van een effecten-kantoor, dat niet ging, N.S.B.-er was geweest, en dat niemand in Dord begrepen had, hoe die man Dir. van Winterhulp had kunnen worden. Kwaad wist men evenwel niet van hem.)