29 oktober 1940 (dinsdag)

29 October. Grote vergadering van de Nederlandse Unie in de Markthal. De zaal is stampvol met een zeer heterogene massa. Zeer rustig; voor ’t grootste deel publiek, dat niet gewoon is politieke vergaderingen te bezoeken. Op de voorste rijen enkele genodigden, waaronder Mebius en Van Wijngaarden, gewezen S.D.A.P.-ers. ’t Kan verkeren.

Ronhaar opent; er wordt staande een lied gezongen: O schitterende kleuren, gedirigeerd door Bijvanck, een Chr. onderwijzer; alles bien étonné de se trouver ensemble! Dan spreekt Linthorst- Homan over wezen en doel der Unie. Hij legt den nadruk er op, dat de Unie vooruit moet zien; dat zij geen schuilkelder mag worden van reactionnairen; dat zij geen bond van Katholieken is, daar thans ook de Christelijken toestromen. Hij verweerde zich tegen verdachtmakingen; wees op ’t afslaan der verzoenende hand door de N.S.B.; maar eindigde enigszins in mineur, de mogelijkheid onder de ogen ziend, dat de Unie met haar plannen toch te laat zou komen.

De Heer L.H. maakt den indruk van een idealistisch, onbaatzuchtig, heldhaftig, maar toch reeds enigszins vermoeid en gedesillusioneerd man. Zijn sympathieke rede oogstte een warme bijval. Na ’t lied: „Waar de blanke top der duinen ....” was ’t woord aan den heer Roelfsema, minder veelzijdig, met minder achtergrond: een jonger man zonder politieke ervaring blijkbaar met een redevoering, die voor een naïever publiek had moeten worden gehouden.

De avond eindigde met een ander bekend vaderlands schoollied; ook heel goed bedoeld maar alweer een nagalm uit een eeuw van gematigd pathos op den bodem van verstandelijk politiek liberalisme. Een beetje zielig in dezen geweldigen tijd. Wie voor dezen avond gevreesd mocht hebben voor door de NSB uitgelokte relletjes werd gerustgesteld: alles verliep in de meest volmaakte orde. Met een sisser? Met een groot vraagteken!