22 januari 1941 (woensdag)

Gisteren (22 Jan) vertelde V.L. mij, dat dit onmogelijk waar kon zijn, daar in de Insp.vergadering lang en breed over V. R., zijn taak en de uitvoering daarvan was gesproken en dit geval ongetwijfeld door Van Gaasbeek, in wiens inspectie het zou hebben plaats gehad, te berde zou zijn gebracht.

Nog mooier was een verhaal van Mevr Van Doorn. Haar vriendin, verbonden aan de M.U.L.O. van Lobstein in Hilversum vertelde haar, hoe toevallig tijdens de afwezigheid van L. van ’t Departement(?) bericht was gekomen, dat L. niet meer in school mocht komen ingevolge de Joden-verordening; het personeel had dit ieder voor zich aan de klassen meegedeeld. In de klas der vriendin had dit veel consternatie en tranen verwekt, ook bij 3 meisjes – NSB-ers, die er „wit” bij hadden gezeten. Korten tijd daarna was er een „rapport” ter inzage gekomen (van NSB-zijde) waarin aan V. Rossum werd meegedeeld, dat de kennisgeving aan de leerlingen niet objectief genoeg was geschied; de woorden der leerkrachten werden vermeld (volgens de vriendin V Trappen tendentieus en onjuist). Men was verontwaardigd, maar besloot ’t rapport zonder op- of aanmerking terug te zenden en af te wachten wat ’t lot zou brengen!
Welnu – van deze hele geschiedenis kan geen woord war zijn, daar L. er wegens ’t bereiken van den leeftijd reeds 3 maanden met pensioen uit was!

V L. vertelde mij in vertrouwen de tactloze behandeling, waaraan Gerard in de Inspecteursvergadering op ’t Departement bij zijn eerste kennismaking met de nieuwe collega’s had blootgestaan van de zijde van Wesseling, Directeur van Onderwijs. Er was al in stilte her en der geïnformeerd of G. „zuiver op de graat” was. Een enkele had ook kennis met hem gemaakt. Maar men was niet tevreden, er hing een spanning.

Zonder opzet informeerde Luycx hoe ’t kwam, dat zijn naam bij zijn ontslag niet was gepubliceerd. Wesseling antwoordde dat er wel meer vreemde dingen gebeurden, ook bij benoemingen o.a. bij die van den Heer Blijdenstijn: er was een voordracht van 2 aangeboden, waarop zijn naam niet voorkwam. Deze was door „de Heren Duitsers” teruggezonden met de mededeling dat G ’s naam er bij moest en dat deze benoemd moest worden.

V.L. vond de situatie pijnlijk. G. heeft daarop geantwoord, dat zijn staat van dienst voldoende was om een benoeming mogelijk te maken en dat hij er zich op beroemde een minstens zo goed Nederlander te zijn als wie der aanwezigen ook. Hij was Unie-lid en durfde als enige in zijn woonbuurt in R/dam zijn raam er aan wagen, door er een Unie-plakkaat op te hangen; hij moest zijn zoons weerhouden zich in Engeland bij ons leger te voegen.

V.L. had den indruk, dat hij met die verklaring de lucht gezuiverd had. G. is daarop (na afloop der verg.) met Wesseling naar diens kamer gegaan en vermoedt, dat alles wat nog scheef kon staan, recht gezet is. ’t Is een tactloosheid van Wesseling, die door niets geprovoceerd is. ’t Was blijkbaar voor de Heren een benoeming „met de Duitse overheid als kruiwagen” (alsof er nog een andere overheid bestond!). (Van de benoeming van de dochter van Hoofdinspecteur Verbeeten tot schoolopziener, wier enige verdienste is geweest, dat zij ambtenaar op Pa’s bureau was, en die niet eens een akte van onderwijzeres bezat, van dit ordinaire kruiwagentransport met nepotisme als duwkracht, werd niet gerept. Dat werd wel niet goedgekeurd, maar aan zulke Roomse heilige huisjes roer je niet: dat is Hollands en ... denk om de verdraagzaamheid – vanwege de politiek, die ook nog niet dood is.

De Duitsers – ja, dat is wat anders; dat zijn tyrannen die de heilige vrijheid aanranden. Ik hoop intussen van harte, dat de Duitsers spoedig eens wat tijd zullen kunnen vinden om ook zulke interne aangelegenheden eens onder de loupe te nemen: een beetje frisse wind in ons lager onderwijs en den kring, die meent de lakens te mogen uitdelen, zou gunstig kunnen werken.

Er wordt verteld dat Dr Gielen, Insp. te Rozendaal, de opvolger wordt van Verbeeten; dus een man zonder verstand van ’t l. o. wordt inspecteur en is reeds na drie jaar rijp voor hoofdinspecteur. Of – voor de inspectie heb je geen kennis van ’t onderwijs nodig, – of een ons politiek is meer waard dan een pond kennis.