21 mei 1940 (dinsdag)

In den loop der week (van 15 – 20) wordt ’t leger reeds voor een groot deel gedemobiliseerd. Naarmate de jongens in rustiger kwartieren komen, komen ook de verhalen over den strijd, de nederlaag en . . het verraad. Vooral de mededelingen over de parachutisten (parachute - springers, valschermspringers, valschermjagers, luchtinfanteristen: men hoort ze op allerlei manier aanduiden) zijn belangwekkend. De idiote fabels van als nonnen, geestelijken en verpleegsters – verklede parachutisten verdwijnen als bij toverslag.

’t Verhaal van De Leeuw, leraar in Handenarbeid aan mijn school, een nuchter objectief man is wel ’t overtuigendst. Hij lag als soldaat - genist in Schoonhoven, eigenlijk in de Alblasserwaard ten zuiden van Schoonhoven. Hij zegt: Er werd alarm gemaakt. Vliegtuigen. Plotseling was ’t alsof het sneeuwde. De lucht zat vol valschermen, die langzaam daalden. Wij met mitrailleurs en onze karabijnen schoten zo hevig en juist, dat de eerste massa doorzeefd beneden kwam. Toen was onze munitie op en wij kregen geen meer. Maar de parachutes bleven dalen in grote hoeveelheden. Beneden gekomen verenigden de parachutisten zich in secties en stormden naar de aangewezen doelen. Er was geen sprake van individueel min of meer geheim of tersluiks optreden. ’t Was als met de gummiboten op de rivieren: massa’s opofferen om van een tijdelijke stagnatie in ’t vuren, door heetlopen van mitrailleurs of gebrek aan munitie bij de verdedigers, vasten voet te krijgen, zich in te graven en uit handmitrailleurs en automatische karabijnen ’t vuur te openen. Dan komt de vliegtuig - eskadrille terug en ondersteunt hen door laag vliegende met de mitrailleurs de weiden af te zoeken naar de Hollandse formaties, die, gemakkelijk vindbaar door de afstekende kleur der helmen, („’t lijken van boven gezien blinkende speldenknoppen, bijzonder gemakkelijk te vinden” verzekerde een Duits vliegenier), een zeker doelwit vormen. Dit mitrailleur - vuur uit de lucht van hoogten, niet hoger dan een huis, dat onophoudelijk cirkelen, en keren boven de ongelukkige dekkingloze genietroepen, verklaarde De Leeuw, was om krankzinnig te worden.

De munitie – voorziening, ongeoefend en berekend voor een stellingenoorlog faalde volkomen. Toen er een kist patronen kwam, bleek zij gevuld met kiezel! (Dit laatste verbijsterende feit heeft zich in heel Nederland voorgedaan, evenals de vervanging der springlading in bruggen enz. door zand, ’t verkeerd aanleggen van springlading aan bomen, die over de sloot vielen in plaats van over den weg, ’t onklaar maken van sluizen, waardoor ’t water wegvloeide, ja zelfs ’t gebruik van zand als vulling voor granaten!

Generaal Winkelmann, de oud – opperbevelhebber van Land en Zeemacht heeft verklaard (moeten verklaren?) dat hem geen feiten bekend zijn die op verraad wijzen, maar dat hij uitvoerige mededeling met plaats naam en datum wacht. Karrenvrachten zou hij kunnen krijgen, maar niemand waagt graag zijn leven).

Ellendige ervaringen heeft hij, De Leeuw, gehad met ’t lagere beroepskader, dat geen enkel initiatief ontwikkelde en krampachtig en stompzinnig vasthield aan in de omstandigheden belachtelijk geworden dienstvoorschriften. Toen bij ’t „alarm: parachutespringers” de troep moest uitrukken voor de vervolging in ’t open veld, moest eerst nog de vetlap over den helm of ’t een parade gold. En ’t uitrukken moest geschieden met volledige bepakking! Na 2oo M tirailleren, springen, dekken, dreven allen van ’t zweet en smeten tegen ’t consigne in alles ter zijde om zonder jas, alleen met helm, karabijn en patroontassen de vervolging voort te zetten.

De L. verklaarde mij ook, hoe verwarring ontstond door de uniformen. De uniform der parachute - spr. was niet een namaak van de onze al leek zij er enigszins op. Zij had gele schouderbedekkingen, die evenwel verdwenen voor ’t oog in de boterbloemen der weiden. Van injecties aan de par - spr., van neerwerpen door openklappen van den bodem van ’t vliegtuig geloofde hij niets. Niets dergelijks heeft hij kunnen constateren. Hij heeft wel geconstateerd en geconcludeerd (wat ook voor de hand ligt) dat deze p. – spr. een corps, bestaande uit fanatieke, doodverachtende, zelfbeheerste, voor hun doel tot ’t uiterste getrainde, gezonde, taaie kerels met een verbazingwekkenden moed en tegenwoordigheid van geest waren. (Janitsjaren!). Met slappe vaatdoeken richt men niets uit, al worden ze met cocaine - injecties geactiveerd! (Van andere zijde vernam ik, dat deze, vaak zeer jonge, kerels behalve hun wapens (waarnaast een pionniersschop) ook toiletartikelen en sportkleding bij zich hebben: men heeft dan ook opgemerkt, dat, als ze niet vochten, ze direct met athletiek bezig waren! Dat klinkt aannemelijker dan de fantasieën van vermommingen als non!

Bitter werd De Leeuw, toen hij ’t verhaal deed van den dood van zijn vriend. Zij lagen onvoldoende gedekt in ’t veld; een eskadrille was over hen heen geraasd. Hij stiet zijn vriend aan, die naast hem lag: „Opstaan! Dekking zoeken!” Zijn vriend bewoog niet; vlak naast hem op armlengte afstand had een mitrailleurskogel zijn hersens doorboord: geen geluid had hij gegeven, geen beweging had hij gemaakt.

Er waren meer gevallenen. Toen men gelegenheid kreeg hen te „begraven” in een gemeenschappelijken kuil en de compagnie voor de laatste eer aangetreden stond, werd er van achter door burgers op hen geschoten. Een leger, dat het mooie lied: „Morgenrot!” in deze tijden zo vaak en zo weemoedig zingt, kan de „hulp” van deze sadistische duivels niet op prijs stellen. Daar ben ik zeker van. Dat overigens overal de Nederlandse militairen door eigen landgenoten (of ook hier lang woonachtige Duitsers, halve en kwart Duitsers) beschoten zijn, vanuit dakramen (Wassenaar K.), vanuit brievenbussen (Alkmaar, Dordt) dat zijn feiten die door geloofwaardige ooggetuigen op zo onderscheiden plaatsen zijn waargenomen, dat Winkelmann dat wel zonder getekend bewijs voor waar mag aannemen. Daarbij slappe, zorgeloze leiding. Van officieren, niet berekend voor hun taak, jongeren zonder ervaring, anderen vastgeroest in academische opvattingen en helaas vaak mensen, die de mobilisatie als een aangename, door een mooi salaris vriendelijk gekleurde tijdpassering beschouwden. Zij zijn er in alle tijden en bij alle volkeren geweest; maar bij ons waren er te veel. Tegen die lichtzinnigheid en lamlendigheid kunnen de flinke kerels, (Ronberg) (zou evt. ook Ronhaar kunnen zijn, die naam komt vaker voor; red.) die er toch waren, niet op!

De Leeuw vertelt: „In de uiterste spanning, toen wij een brug moesten bewaken (als „soldats perdus”) om den aftocht te dekken van een legerkorps, dat uit Braband was gekomen en reeds min of meer in wanorde achter de Hollandse waterlinie een steunpunt zocht, werd ik door de officieren van mijn compagnie met mijn eigen auto naar Schoonhoven gezonden, een onderneming, waaraan over ’t hele traject lijfsgevaar verbonden was. Ik moest een brief bezorgen en op antwoord wachten. Na bezorging bleek dit bericht te bevatten ― een verzoek om toezending van . . . cigaretten en vlees voor de H.N. officieren!” Daarover waren deze heren bekommerd, daarvoor zonden zij een ondergeschikte, echtgenoot en vader van 3 kinderen desnoods den dood in!

Veel andere dingen heeft De L mij nog verteld, die ik mij niet meer herinner. Alleen nog dit: Men had in de afdeling al gauw ingezien, dat de helmen niet deugden. Deze droegen aan de voorzijde een metalen heraldieken leeuw, afzonderlijk er op bevestigd. Dit teken, deed het nut van den helm te niet, daar de kogels niet afketsen, maar zich juist in de oneffenheden ingroeven. Dit was na ’t eerste treffen, ook voor den onnozelste, duidelijk. Toch kreeg men geen permissie die dodelijke dingen te verwijderen. In ’t veld gingen echter de mannen hun gang: met hun pionniersschop stieten zij de noodlottige versiersels van de helmen af en bestreken de blinkende plekken, die achterbleven met koemest. Zo beoefenden zij mimicry tegen de dienstvoorschriften in. En dat terwijl de parachute - springers hoezen van verschillende kleur bij zich droegen om te gebruiken, alnaar de bodembedekking dit raadzaam deed schijnen! Och! Onze jongens hadden gezond verstand genoeg. Jammer dat de legerleiding niet een klein beetje had kunnen overnemen.