4 juni 1941 (woensdag)

De ex-keizer Wilhelm II von Hohenzollern is vanmorgen 10½ u in Doorn overleden; 82 jaar. Men heeft hem ongemoeid gelaten gedurende de bezetten: een bewijs voor de kracht en zelfbewustheid van ’t regiem.

Ik heb hem tweemaal in mijn leven gezien: eenmaal ’t voor - vorig jaar in zijn auto te Doorn: een oude man met een puntbaard en een slappe bruine hoed, vriendelijk groetend en eenmaal, nu misschien 36 jaar geleden in Amsterdam op de Keizersgracht in een victoria met koningin Wilhelmina aan zijn rechterzijde. (of tegenover hem?). Toen was hij nog de Wagner–figuur: zilveren helm met gouden adelaar, blauwe mantel, snor met steile punten, indrukwekkend saluerend. Ik stond met een klas kinderen vóór onze school en zelfs mijn Amsterdamse jongens, anders niet gemakkelijk onder den indruk, hadden iets van kleine kleuters, die een sprookje horen.

Wat ligt er allemaal tussen deze twee tijdstippen! Van 1918 woonde hij in Doorn. Hij was er zeer gezien; hij en Hermine. Sieni Ruitenbeek, de dochter van den gemeente-secretaris van Doorn, tot verleden jaar kweekelinge aan mijn kweekschool, vertelde er soms van. Hij kwam veel met de dorpsmensen in aanraking en hij (en vooral Hermine), was vaak bij hen aan huis geweest.

Ook de Duitsers van de oudere generaties vergaten hem niet: zelden kwam men het poortgebouw langs of er stonden Duitsers te wachten in de hoop een glimp van hem op te vangen. Er moeten er in Duitsland velen zijn, die nog hopen op een contra-revolutie met een Hohenzollern aan ’t hoofd. Ook in Holland schept men zich wel zulke illusies.

Ik geloof daar niet aan en ik houd dat voor dromen; voor de jongere generatie in Duitsland heeft het monarchistisch beginsel afgedaan. Ik vrees soms, dat dat hier in Nederland zelfs ’t geval is. Ik hoop, dat ik mij vergis. Oranje is voor Nederland toch meer dan de Hohenzollern’s ooit voor Duitsland (Pruisen misschien uitgezonderd) geweest zijn.

’t Bloemenjoodje Hilversum vertelde Roos opgetogen, wat hij de vorige week had meegemaakt: Een dame met een uitgezaagd dubbeltje op den mantel zit in de tram. Twee Duitse soldaten vragen haar, wat dat is. Zij: „dat is onze Koningin”. De Duitsers: „Zo, is dat nou jullie weggelopen Koningin?” De dame: „Ja, dat is onze weggelopen Koningin, die zo goed is geweest voor jullie weggelopen keizer!” De Duitsers hadden niets meer gezegd, en waren de volgende halte afgestapt. De hele tram had geapplaudisseerd. Ons Joodje was verrukt over zoveel slagvaardigheid.

(Een goede grap is deze: Waarom zijn de Amsterdamse onderwijzers zo tegen de N.S.B? Antw: Omdat zij ’t land hebben aan „Voûte” en „Vlekke”. (Voûte is regerings-comm. (burgemeester) en Vlekke is N.S.B.–voorzitter van den Bond v. N.O.)

De Tiecks-Koening ’s hebben twee Rotterdamse jongens van 10 en 14 jaar. Zij bepaedagogelen ze hevig, voorlopig nog met succes en liefde. Toos is de hoogste instantie! Wij hebben een paar sportkousen en een paar gymnastiek-pantoffels geschonken: zij kunnen van alles gebruiken.

Toos T – K moet van Hitler nog maar steeds niets hebben. Ik heb haar „Mein Kampf” geleend: zij is na 4 weken al ongeveer aan blz. 100. Maar: „allemaal niets waard! Beweringen zonder bewijs!”

Morgen mondeling examen. Willemsen fietst de stad rond om iets te vinden, waarop wij de schoolkinderen, die bij ’t gymnastiek-examen meedoen, kunnen tracteren. Chocolade-repen waren er al lang niet meer: onze hoop was gevestigd op zuurballen, maar ... nergens meer te vinden. Nu is hij uit op een soort notenrepen. Ik hoop, dat hij slaagt.

Rozendaal had zijn familie in Lisse bezocht en vertelde, dat ’t oordeel van zijn familie over de Duitsers al vrij wat waarderender klonk; d.w.z. ’t oordeel van de mannen; de vrouwen blijven gevaarlijk pro-Engels.

Roos ziet met kommer den voorraad rijst van Kootje minderen. Zij heeft prachtig vooruitgezorgd, maar toch .... De vleesnood zal ons binnenkort nopen het ingeblikte hondenvlees aan te spreken. Dat is eigenlijk het plechtanker, met nog een fles of wat levertraan. ’t Wordt voor de honden angstig. Die van Ronhaar leeft op aardappelschillen en groentenafval! ’t Is een treurig vooruitzicht.

Wij hebben een ellendige vergadering van ’t Senioren-convent. Ronhaar heeft zijn ontslag ingediend en leest, in een memorie, zijn motieven voor. Nu komen ook de handelingen van Melchior en Dekhuizen voor ’t front. Dat was zeer pijnlijk. Vooral de ruzie tussen Dekhuizen en Broerse. Eind-conclusie: drie lui zullen met den Haag zelf spreken om Flot ’s houding te doen veranderen. Intussen handhaaft Ronhaar zijn ontslagaanvrage. Men wil met dit bezoek de stappen van ’t Hoofdbestuur ter vervanging van Ronhaar vóór zijn! Als ze tenminste iemand te spreken krijgen, die wat te zeggen heeft. Maar dat is een grote vraag.

Hoe is nu de situatie? Over en weer zijn fouten gemaakt. Ronhaar heeft nooit ernstig samenwerking gezocht met Utrecht; daardoor hokte de boel en heeft Melchior ’t vertrouwen van Utrecht en Den Haag kunnen winnen. Dat is Ronhaar ’s fout. Nu is Flot op ons afgekomen als Paulus op de Corinthiërs, vooringenomen en afkeurend wat er in Amersfoort aan goeds verricht was. Dat is Flot’s fout.

Maar wij hebben toch in zover gelijk, dat dan Amersfoort met zijn Unie-werk er wezen mag, en wij naar verhouding meer en beter colporteurs en propagandisten, meer leden en veel meer abonné’s hebben dan b.v. de stad Utrecht, onze plaatselijke organisatie goed geweest is, en dat als wij die willen verbeteren om Ronhaar te ontlasten, het misselijk is die poging te stuiten met constatering van formele fout.

Flot zelf erkent, dat er in Den Haag veel rammelt. Laat men dan liever ons werk op prijs stellen en aan ons een voorbeeld nemen. Maar wij zullen ’t werk wel moet afgeven aan ’t Keurkorps van Kerels, dat men aan ’t vormen is, en ’t is niet prettig in ’t vooruitzicht daarvan planloos te blijven voortmodderen. De volgende week geen Senioren-Convent.