1 juni 1941 (zondag)

Vandaag vier ik een jubileum. 40 jaar bij ’t onderwijs. Gisterenavond om half twaalf thuiskomende van de Mulders vonden wij vóór de deur een prachtige bloemenmand van onzen trouwen vriend Van Loon, vergezeld van een toepasselijk sonnet, zeer goed!

Roos feliciteerde mij vanmorgen en verraste mij met Van Leeuwen ’s „De liefde tot zijn land is ieder aangeboren”, een prachtig werk, dat bovendien in deze droeven tijd zo’n bijzondere betekenis heeft. Ik ben er heel blij mee en heb er onder den kastanjeboom een onvergetelijken middag mee doorgebracht.

Om half één kwam Kochheim napraten over de vergadering van Vrijdagavond. Ronhaar heeft zijn ontslag in Den Haag en Utrecht ingediend met ingang van 15 juni. Kochheim zal Flot vragen om een samenspreking waarbij ik ook tegenwoordig zal zijn. Mijn verwachting is niet groot; mijn lust evenmin. Flot wil nieuwe mensen; laat hij ze maar zoeken.

Kochheim was zeer gedrukt; hij verwacht een langen oorlog: van alle voorspellingen is niets uitgekomen. Hij wist nu zeker, dat zeer binnenkort een aanval met klein scheepsmateriaal op Engeland zal geschieden. Rotterdam zit stikvol en voortdurend komt allerlei kleingoed de Waal af.

De successen op Kreta zijn Duitslands proefsteen geweest. Hij meent, dat een serieuze aanval kans van slagen heeft. Engeland kan bezet worden, – dus: een lange oorlog tegen Amerika. Enfin, wij zullen maar afwachten; hij is de man der sensaties. Himmelhoch jauchzend enz.

Vanmiddag kwam Van Loon; samen een gezelligen borrel in den tuin gedronken (Hij sprak er van zijn huis te koop te zetten; de huizenprijzen stijgen enorm. Hij wist echter niet, wat in dat geval met ’t geld te doen. ’t Idee werd geopperd met Otto te ruilen; zijn huis tegen de woning hiernaast; die zou hem na zijn pensionnering conveniëren en Otto had een goede belegging, daar Van Loon’s huis uiteraard inspecteurshuis zal blijven. Dat idee smeet hij niet weg. Wij zouden prettige buren hebben.

Het is 1 Juni. Ram, de astroloog heeft ’t mis gehad. Hij kan nu zijn bibliotheek gaan verbranden (wat hij zou doen, als ’t niet uitkwam). Miedema zei: laat hij ze in ieder geval maar verbranden.

Onder de Hollanders, die als aanbrengers bij de Gestapo bekend staan, behoren de dansmeester Bovenkamp, Freule Van Teilingen en een officier Fiks (?). In Putten dragen de bomen al de namen van de NSB-ers die er aan zullen bengelen.