27 februari 1941 (donderdag)

27 februari. De Leeuw vertelt, dat waterleiding, Gasfabriek en electriciteitswerken in A/dam niet gestaakt hebben. Wat ’t water betreft scheen dit zo, doordat de bevolking uit voorzorg alle badkuipen, emmers enz uit voorzorg vulde, zodat een korte poos ’t water onder normalen druk kwam.

Hij beschreef de staking (bijzonder de tramstaking) als spontaan en beheerst protest tegen de behandeling der joden door de N.S.B.; men verklaarde, dat de staking niet tegen de bezettende macht gericht was. Men veroorzaakte geen straatoproer; men bleef eenvoudig thuis. – Intussen is het er heet toegegaan: De Leeuw sprak van werpen met handgranaten onder samenscholingen.

Kees van Loon en de jonge Leo, die Maandag in Amsterdam een trein moesten overblijven en voor tijdpassering even de stad waren ingegaan waren overal op afzettingen en overvalwagens gestuit, hadden met mitrailleurs in de straten zien schieten, hadden zich moeten bergen en hadden niet geweten hoe gauw zij via den omweg langs de Martelaarsgracht ’t station weer konden bereiken.

Vandaag is na een dreigende proclamatie alles weer aan ’t werk gegaan. Noord-Holland is in scherpen staat van beleg verklaard, waar van de handhaving door Christiansen is overgedragen aan Siburg, commandant der Luftgau-Holland. Stakers dreigen zware straffen, raddraaiers de dood. Geen insignes of uniformen mogen daar meer gedragen worden, ook niet door de WA der NSB; (dat is dus alweer gewonnen).

Men mag tot nader order vóór 8 uur de deur niet uit en moet om 7½ u n. m. binnen zijn. Vanmiddag was aan ’t politiebureau in A/foort een proclamatie aangeplakt van Müller, den nieuwen provincie-commissaris, waarin tegen staking, sabotage, terreur van werkwilligen en aansporing tot staking met zware straffen werd gedreigd: vervallen verklaring van steun, deportatie tot den dood toe.

De vergadering van ’t Senioren-convent op hedenavond is afgelast.

’t Weer blijft slecht: zeer koud, (’s nachts bevroren ramen) overdag regen hagel dooreen.

Met Kruithof en Van Dijk, vooral met den laatste is moeilijk meer te praten. Als men stakingen te Amsterdam niet zonder onderzoek onvoorwaardelijk als loffelijk beschouwt, is men geen goed Nederlander. De vraag is, waar hun heldenmoed zou blijven als voor hen de vraag rees: staken of niet. Zij laten ’t risico aan anderen over en willen hoogstens de claque vormen. 18-karaats!

Mevrouw Dammers belt (10 u ’s avonds) op en vertelt, dat door de radio is omgeroepen, dat niemand na 8½ u de straat op mag. Ik ben om 9 u nog met Kootje uit geweest en heb niets gemerkt. Ik heb (in ’t donker) nog verschillende voorbijgangers ontmoet. Maar ’t kwam ook geheel onverwacht.