20 april 1941 (zondag)

Wij fietsen ’s morgens naar Soesterberg. Van Ge Mulders huis af tot ’t Zwaantje toe is geen huis onbeschadigd. Ruiten vernield, soms met raam en al, dakpannen afgerukt (sommige daken zo goed als pannenloos) ja zelfs bij een huis de topgevel weggeslagen, zodat ’t slaapkamerameublement zichtbaar stond. Een margarine-fabriek en een villa afgebrand; in de ruïne der fabriek was men nog aan ’t blussen.

Zon en Schild was er goed afgekomen, maar Kinabu, Johannes de Deo, ’t oud-cenakel, de kazerne en Leguits garage waren erg toegetakeld.

Van de verbrande heide was van den weg af niets te zien en de zijwegen en paden waren afgezet. Langs den weg had men hier en daar uit voorzorg bomen geveld. Overal waren glazenmakers in de weer en was men bezig voorlopig de daken te herstellen.

De officiële oorzaak is: een ongeluk bij een schietoefening maar krant noch radio maken gewag van ’t geval; dus de Duitsers beschouwen ’t als pijnlijk. Optimisten beschouwen het als de dageraad der bevrijding. Het heet al, dat in de voornaamste Duitse steden de staat van beleg is afgekondigd.

Bij Van Haselen. Men vertelt ons dat in een brief van Mevr Polak uit Amerika een Nederl. bankbiljet van f 10.– was ingesloten, dat haar 37½ Am. dollarcents had gekost.