18 maart 1941 (dinsdag)

Kruithof vertelt ’t vroeger aangehaalde geval Picquart en zegt, dat den zoon van ’t Woningbureau Van Haselen iets dergelijks is overkomen. Deze kwam op een donkeren avond bij Schoterman uit en komt in botsing met een Duitser. Er worden een paar driftige woorden gewisseld. Plotseling geeft de Duitser hem een geweldigen slag tegen de kaak. V.H. ligt met een kaakfractuur in ’t St. Elizabets.

Riek vertelt, dat een van de zoons Klein, joden, antiquairs enz. voor zijn zaak naar Den Haag ging. Hij is niet teruggekeerd. Men zegt: doodgeschoten en verbrand. Wat is er van waar?

Niemand weet iets positiefs meer. Geen krant meldt iets. ’t Geval van den gevangen dominee doet vermoeden, dat dit wel niet ´t enige zal zijn van critiek op den kansel.

Er hebben verschuivingen plaats waaruit men alleen al deducerend ’t leed kan beseffen, dat tallozen overkomt; zo de radio-overname, ’t verdwijnen van dagbladen, de maatregelen tegen zaken met vijandelijk kapitaal e.t.q. Soms hoort men iets van betrokkenen; de rest moet men gissen.

Evenwel, ook vroeger hadden economische en sociale verschuivingen plaats, men beschouwde die echter, met zekere gelatenheid, als „natuurlijk”. Nu gaat alles abrupter en de sfeer van dwang en censuur maakt alles angstwekkender; als spookbeelden in den nacht.