8 maart 1941 (zaterdag)

Sinds de vorige week zijn de fietsbanden gerantsoeneerd! Alleen zij die een fiets nodig hebben om hun dagelijks werk te bereiken, kunnen er een krijgen – mits zij er minstens 5 KM vandaan wonen! En mijn voorband is zo dun als een dubbeltje! Binnenkort met de apostelpaarden!

De houding van ’t publiek wordt zo mogelijk koeler. Men ziet ook geen meisjes meer zich met hen afgeven. Evenwel, zij blijven correct, al loopt er ’s avonds wel eens een troepje te brullen. Van onze officieren-buren zien we nauwelijks eens in de week een rug of profiel.

Van oorlogsactie geen spoor. De nachten zijn absoluut stil. De kranten geven geen nieuws. Joego-Slavië helt naar den kant der Asmogendheden over, hoe ook Engeland en Amerika hun best doen.

De Unie neemt stelling tegen de benadeling der religieuzen en schrijft, „dat Nederland van Dollard tot Schelde schouder aan schouder staat tegen deze aanranding der sacrosante souvereiniteit in eigen kring”. Ik heb ze in Den Haag per brief ongezouten mijn mening gezegd. Vandaag ( 8 Maart) kreeg ik een nietszeggend briefje terug: men zou binnenkort in een artikel over onderwijszaken zijn houding publiceren. Men stelde er prijs op dan ook mijn oordeel te horen. Nu, daar kunnen ze op rekenen. Als Rome ze aan den halsband heeft, kunnen ze naar de hel lopen. Ik ben er zeker van, dat ze dan ook alleen Ultramontanen zullen overhouden.