30 mei 1941 (vrijdag)

Hörst vertelt, dat tengevolge van de kloppartij op Zaterdag 3 Amersf. NSB-ers in ’t St. Elisabethsziekenhuis liggen; één gevaarlijk, de twee andere ernstig gewond. (Roos hoorde, dat er één dood is.) Morgen - (Zaterdagavond) verwacht men nog veel heviger botsingen.

De W.A uit Utrecht en Amsterdam zal de Barnevelders mores komen leren. Dezen echter zullen versterking krijgen van de Veenendalers – geen katten om zonder handschoenen aan te pakken – , zodat we wat kunnen beleven. ’t Schijnt, dat de Duitsers de burgerij van Barneveld hebben gesteund; zij zeiden: „die onruststokers moeten er uit gesmeten worden; wij waarderen de rustige bevolking van Barneveld.”

Vanavond een vergadering van onzen Districtsraad met den Gewestelijken Commissaris, Mr Flot, ten huize van Kochheim. Daar moesten wij vernemen: 1° dat wij als Districtsraad niet bestonden, omdat wij nooit benoemd waren; 2° dat het nieuwe door ons ontworpen reglement niet in den geest der Unie was en zich met dingen inliet, die niet des districts waren.

Verder voelden enkelen van ons dadelijk waar de schoen wrong: wij en speciaal Ronhaar, moesten er uit. Flot wilde een vergadering samen met Melchior; dat wilden wij niet en Ronhaar zei, dat hij „’t verdomde”. Alleen Camerling Helmolt had er niets tegen; maar die was 2 maanden uit de stad geweest en kon de situatie niet aanvoelen. Slechts node stemde H. er in toe ons reglement naar Den Haag op te zenden. Hij was alleen bang, zo bleek het, dat wij allen met Ronhaar zouden heengaan en er dus een lacune zou ontstaan.

Hij wilde ons nog overhalen de in ’t reg. genoemde functies te blijven waarnemen. Sommigen o.a. Delen en Kochheim wilden dat wel om Ronhaar te ontlasten. Wijngaarden, Hartings en ik weigerden; Wijngaarden kon dit niet om zijn prestige. Hartings en ik vonden onze positie (hij voor sociale adviezen en ik voor de jeugdgroepen) te doornig om dit zonder hulp en vooral zonder reglementaire basis te doen. Ik wilde niet de sterren van de hemel beloven en wij zaten niet hier om elkaar knollen voor citroenen te verkopen.

Nadat Flot vertrokken was, praatten wij nog wat na en realiseerden ons de onmogelijke situatie waarin wij beland waren. Buiten gekomen zei Ronhaar tegen Hartings, Wijngaarden en mij, dat den volgenden dag zijn ontslagbrief in zee zou gaan. Ik hoop toch, dat hij het niet doet: het senioren-convent is mij te lief geworden. Maar hem ook, en daarom heb ik nog hoop.

Dominee Geritsen vertelt me, dat de manufacturier Van Zuiden op de Varkensmarkt uit zijn zaak moet en ruimen moet voor een NSB.-er. Dit is in Amersfoort de eerste jood, die geliquideerd wordt. Roos vernam nog, dat hij de zaak had kunnen houden, een vervanger (NSB-er) aanstellen en 33% van de eventuele winst had kunnen krijgen. Hij heeft er de voorkeur aangegeven tegen de geschatte waarde te verkopen, want winst zal daar wel niet kunnen gemaakt worden; nu niet meer ... voorlopig?
De nieuwe eigenaar zal ’t uitsluitend van zijn partijgenoten moeten hebben.