Reeds 3 weken zit de wind in ’t Noordoosten. ’t Is grimmig koud. Vandaag heeft Roos opnieuw den haard aangemaakt. In school is ’t haast niet te harden, daar is de verwarming met 1 Mei definitief stopgezet. De natuur is zeker 3 weken achter. Gisteren ging ’t eerste bloempje aan den morelleboom open. De beuken tegenover ons huis zijn nog even kaal als in ’t hartje van den winter. ’t Enige genot is vooralsnog het lengen der dagen. ̶
Engeland prijst onbeschaamd zijn terugtocht uit Griekenland als een meesterstuk van strategie. De Engelsen noemen dit den schitterendsten terugtocht in Engelands aan terugtochten zo rijke historie.
De vorige week vertelde Maschhaupt ’t volgende geval: de garage - Molenaar, die sinds lang bijna geen personeel meer bezig houden kan kreeg verlof haar boekhouder Hunsche te ontslaan. Deze solliciteerde bij de gemeente en kreeg toezegging van een aanstelling. Evenwel moest dit formeel over de arbeidsbeurs lopen. Hij moest zich daar dus aanmelden. De arbeidsbeurzen moeten echter aan de overheid mededeling doen van beschikbare werkkrachten. In Den Haag werd beslist, dat Hunsche voor arbeid in Duitsland bestemd werd. Zijn protest, dat hij al een gemeentebetrekking in uitzicht had baatte niet, evenmin als ’t argument, dat hij niet van huis af kon wegens de ziekte van zijn vrouw: men vroeg hem, hoe lang die ziekte duren kon en toen hij (naar waarheid) verklaarde, dat ’t een chronische ziekte was, die jaren kon duren zei men, dat men daarop niet wachten kon.
De man moet dus òf naar Duitsland òf hij komt zonder steun op de keien met een zieke vrouw en enige jonge kinderen tot zijn last. Hij vroeg de Unie om hulp, maar hoe kan die helpen? Zulke dingen gebeuren: ’t is hard, maar ’t is niet te veranderen. Wij moeten er met Duitsland door.
Toch zou men in dit geval willen weten, wat men in Duitsland heeft aan een boekhouder, die vermoedelijk geen Duits spreekt, en of een bureau-betrekking op ’t gemeentehuis in onze stad niet de juiste oplossing geweest was.
Donderdag waren Melchior en Vriens bij mij om ’n rapport samen te stellen betreffende het Gebouw - Van der Tack. Pratend over de toekomst van Nederland meende Melchior, bij een nederlaag van Duitsland, niet te moeten vrezen voor communisme. „De geest van jong - Nederland was zo krachtig nationaal en eensgezind, dat wij ieder gevaar ’t hoofd zouden kunnen bieden. Alles kwam er op aan, dat wij vóór de ineenstorting van Duitsland een goedgezinde, sterke organisatie van jongeren zouden hebben” Hij wilde dit bereiken door uitwisseling van groepen reizende jongeren - - -
Deze brave idealist wil vooral veel praten en laten praten om de waarheid te doen doorsijpelen. Hij noemde Bilthoven, waar die groepsvorming al veelbelovend zich ontwikkelde! Ik heb een sterk gevoel, dat de goede man geen flauw idee heeft van wat er dreigt onder onze volksmassa’s.
Hij zei, dat op 1 Mei, de goed gezinde Nederlandse arbeiders in kleine groepen op hun wijze den 1 Mei-dag hadden herdacht (dus niet op Woudenbergse manier). Toen ik hem vroeg in welken geest zij dat hadden gedaan, antwoordde hij geheimzinnig: „In den waren geest”. Hij meent, dat ’t communisme dood is.
Dat meende niet Dr. Ronhaar, die ’s avonds 3 Mei bij ons was. Deze vertelde mij dat op 1 Mei alle brievenbussen beplakt waren geweest met ’t opschrift: „Kameraden, laat uw Mei-feest niet bezoedelen; staat niet achter Hitler Mussolini en Musschert maar achter Marx, Stalin en Rosa Luxemburg.”
Deze briefjes verschijnen telkens weer, overal met plaatselijke wijzigingen in alle bezette gebieden. Ik meen, dat dit duidelijk is en dat, mocht het Duitse regiem ineenstorten, wij zonder overgang in ’t communisme zullen zitten.
Ronhaar vertelde ook, dat hij kort geleden een der kopstukken van de Nederlandse communisten sprak, die hem vertelde dat zij gereed waren. Ronhaar zei: wij ook. Hij meent, dat ’t communisme geen kans maakt. Een sterke gewapende macht staat gereed iedere poging van die zijde met kracht te breken. Een generaalsregering zou misschien jarenlang ’t bewind in handen moeten houden. ’t Partijwezen mocht geen kans meer krijgen. Over de economische vraagstukken, waarvoor die militaire dictatuur zich geplaatst zou zien wist hij weinig te vertellen: alles kwam terecht!
Ik vind zo’n opvatting vreemd: bij een doctor in de sociale aardrijkskunde zou men allicht zoveel realiteits-zin verwachten dat hij althans de financiële en economische consequenties onder de ogen zag. Hij gaat niet verder dan: de Duitsers weg; wij bezetten gedeelten van Duitsland en halen daar onze schade terug! En met jongensachtige verlekkerdheid voegde hij er bij: „mocht ik eens een commando in zo’n bezet gebied krijgen; wat zou ik ze alles met woeker teruggeven wat ze ons hebben aangedaan!”
Primitief soldaten-instinct, niets meer. Ik geloof zelfs, dat het geheime verlangen bij hem meespreekt: dan voorgoed soldaat en nooit meer voor de klas; en van bataljons-commandant minstens tot kolonel.
Vanmiddag liet Rozendaal mij een uitknipsel uit de Telegraaf lezen: een intervieuw met De Quay (lid v.h. 3-manschap der Unie) over den Arbeidsdienst. ’t Was verbijsterend: hij wilde den Arb.d. wel, maar voor jeugdige werklozen en .... gescheiden in kampen naar confessies! Dat durft de voorman van de grootste beweging in Nederland thans nog verkondigen!
Dus er is dit jaar voor de eenheid van ons Volk nog niets bereikt. Niets, absoluut niets, ondanks de vele holle artikelen in ’t Unie - blad. Is het dan wonder, dat de Duitsers de Unie waardeloos achten, ja wantrouwen? Wat is er onder zulke leiding te beginnen! Ik kan De Quay nu wel weer schrijven, maar als ik antwoord krijg, is ’t even nietszeggend als bij de vorige gelegenheid.
’t Is om wanhopig te worden.