26 mei 1941 (maandag)

Kruithof vertelt, dat er in Duitsland wel degelijk iets is. Een Holl. ingenieur die in Berlijn moest zijn, stapte daar uit den trein. Onmiddellijk werden allen gesommeerd weer in te stappen. Hij was de laatste van zijn rijtuig en kreeg een schot in ’t been. Hij werd van pijn bewusteloos en kwam weer bij in een auto die hem naar een kliniek bracht. Daar werd de kogel verwijderd zonder narcose: de chirurg had daar geen tijd voor. Na de operatie werd hij onmiddellijk weer op een trein naar Holland gezet.

Men zegt nu, dat Hitler binnen zeer korten tijd den aanval met vaartuigen op Engeland zal ondernemen. De oudere lichtingen weigeren eenvoudig. Daarom zou de Hitlerjugend als parachutisten gebruikt worden. Ik kan dit laatste eenvoudig niet geloven: 1° om de onmenselijkheid, 2° om de zinloosheid van ’t gebruik van zulke ongeoefende kinderen.

Maar men stapelt meer leugens op: er is altijd nog wel publiek dat deze onzin gelooft. Rauschnings „Hitler m´a dit ... ”, heeft den bodem, waarop die leugenzwammen tieren, terdege voorbereid.

Ik moet ter ere van de joden zeggen, dat zij hun lot waardig dragen; zij klagen niet, beoordelen de zaken objectief en gelaten en beginnen er gewoonlijk zelf niet over.

Vannacht heeft Willemsen strafbewakingsdienst moeten verrichten om de bossen en heiden om Soesterberg te beschermen. Zijn wacht heeft geduurd van 2-6 vm. Daartoe moest hij zich echter reeds 8¼ u ’s avonds aan ’t politiebureau present melden om te worden geïnstrueerd en .. gefouilleerd op lucifers en rookartikelen!

De wacht bestaat in ’t aflopen en bewaken van 70 M wegkant om te voorkomen, dat kwaadwilligen de bossen insluipen. Zij hebben verder den plicht zulke sluipers, ook gewapenden!, te arresteren. Hoe deze brave burgers (niet allemaal 100% - helden!) dat moeten aanleggen, wordt hun niet meegedeeld. Zelf hebben zij generlei wapen, zelfs geen knuppel.

Men noemt ’t dan ook algemeen „pesterij van de moffen”; meer een strafmaatregel dan een doelmatige veiligheidsmaatregel. Men heeft vóór 5 weken geen geschikten dader kunnen aanwijzen en nu – doet men maar wat! De catastrofe moet toch op iemand gewroken worden.

De gemeente Soest met haar lange grenzen en geringere bevolking moet zelfs de leeftijdsgrens der „bewakers” op 55 jaar stellen. Een pretje is ’t niet; men voorziet zich van eetwaren en vaak nogal pittige dranken.

Ik passeerde gisterenmorgen met Kootje zo’n rayon bij Laan 1914, waar dus ’s nachts gewaakt was. Hij vond er ’t karkas van een gebraden kip, waaraan hij zich, vóór ik er erg in had, flink te goed had gedaan. Wij zijn wel wat bezorgd voor de beroerde gevolgen, die dit voor hem kan hebben.

Ik heb Willemsen dezen voormiddag vrij gegeven om uit te slapen. Ik hoop maar, dat men mij niet beschuldigen zal, ’t effect der straf te hebben geschaad, maar of hij nu hier in zijn kamertje zit te knikkebollen of thuis in bed kruipt, komt op ’t zelfde neer. Velen verlangen er nu naar, dat de Duitsers gauw weer in voldoend aantal hier zijn, zodat dat „gedonderjaag” uit is.

De zware aanvallen op Kreta en de voorbereiding op den aanval op Engeland worden natuurlijk aangezien als bewijzen, dat Duitsland zijn laatste wilde stuiptrekkingen doet. Ik kan ’t zo nog steeds niet zien ... Majoor Visscher en kapitein Schäfer wel! Die hebben de vorige week Donderdag al Oranje-bitter zitten drinken op de heuglijke wending! Zij verlangen naar ’t „oude leven”.

Mevrouw Bijdendijk vertelde Roos, dat Arnhem in staat van beleg is. Op het gerucht, dat de Duitsers terugtrokken uit de bezette gebieden was de stad in opwinding geraakt. Men was met Oranje getooid de straten opgegaan; er waren NSB-ers gedood en mishandeld (met kokend water begoten). Er zullen wel zware straffen vallen.

Van Dijk vertelt, dat de astroloog Ram heeft verklaard: hedenmorgen is om 11 uur de maan opgekomen (waar?) en op dat moment heeft ’t feit plaats gevonden, dat de snelle catastrofe der tragedie betekent. Welk dit feit is, zullen we over een paar dagen wel horen.

Willemsen had zich bij zijn nachtwake best geamuseerd. Postencontrole was er nagenoeg niet; andere instructies dan op ’t oproepingsbriefje waren niet verstrekt. De politie, die alles moet regelen, neemt ’t geval ook niet au serieux. Er is onder ’t stel jonge kerels veel gelachen; op een ogenblik stonden er 14 bij elkaar in plaats van hun vak te bewaken. Toen in den morgen de fabrieksmeisjes langs begonnen te komen, werd men „model” en menigeen werd aangehouden.

In Maastricht, waar men een dito „bewakingsdienst” heeft moeten instellen, was ’t consigne gegeven: alles aanhouden en naar de Kommandantur brengen. Daar hadden ze plichtmatig als eersten arrestant een hond voorgeleid. Volgde natuurlijk een geweldige schrobbering, met de nadere instructie, dat dat de bedoeling niet was.

Toen hadden zij een dikken Duitsen soldaat overmeesterd, een man met vreedzame bedoelingen. Maar zijn pleidooien baatten niet; ook niet zijn betuiging, dat hij een Duitser was. Men verstond hem niet en was er van overtuigd, dat hij een in Duitse uniform vermomde Engelsman was! Hij werd vastgebonden en bewaakt tot de dag aanbrak. Of men hem naar de Kommandantur heeft durven brengen, meldt de historie niet.

Dat de Maastrichtenaars grapjassen zijn is bekend; maar of zij zulke stukjes durven uithalen? De Duitsers hebben zo weinig gevoel voor humor en hun militaire eer is zo lichtgeraakt als een gevilde kikker.

Mevrouw Van Doorn vertelde, dat Juffr Verbeeten, dochter van Pa en pas tot schoolopziener gebombardeerd, als voorzitster der voorvergadering voor de Handwerkexamens in Amsterdam den vorigen Zaterdag, niet verschenen was. Reden: zij was bang, dat zij ’s avonds niet meer in Breda zou kunnen komen en – op Zondag wilde zij thuis zijn.

Ik vertelde Mevr. V Doorn, hoe en wanneer ’t schooltoezicht met deze figuur verrijkt was en dat zo’n benoeming illustreerde hoe de toestanden op vele gebieden vóór den oorlog in ons lieve Vaderland waren. Zij werd plotseling zeer gereserveerd en vroeg of ik van den tegenwoordigen staat zoveel verbetering verwachtte. Zij is een van de mootjeshakkers en non-collaboranten: liever ’t verleden met al zijn gebreken dan thans een vinger uit te steken om wat beters voor te bereiden; maar toch tegen alle beter weten in bij hoog en laag beweren, dat wij zelf verbetering zullen kunnen scheppen, als de bezetting maar voorbij is. Ja, ja!

Vandaag een gerookte ham binnen gekregen à f 1.80 p.p. Deze was allang in bestelling en bewerking. Thans kost gerookt vlees al f 3.00 p.p. Er worden reusachtige winsten gemaakt. De slagers enz. voelen zich goede patriotten: „wat men aan landgenoten verkoopt, slepen de Duitsers niet weg.” Iedere ketter heeft zijn letter. Voor „vrije” boter durft men f 3.00 p.p. te vragen en men krijgt het grif. ’t Is allemaal weinig sociaal, maar ieder heeft ’t gevoel, dat zijn leven er mee gemoeid is: een nieuwe oorlogswinter betekent zwarte en ongecamoufleerde hongersnood.

Wij hebben nu regen, maar nog steeds een nare kille temperatuur en geen zon. Alles groeit echter en alle planten bloeien tegelijk: Chinees klokje, ribes, prunus, en sering, dingen die normaal een paar maanden uiteenliggen. Ik heb zaterdag maar weer winters jägerondergoed aangetrokken. Katoen gaat nog niet. De electrische kachel doet nog steeds dienst.

De sigaren zijn weer opgeslagen en worden merkbaar slechter. Tabak is dubbel zo duur als vóór 10 Mei ’4o en van mindere kwaliteit. Ik denk, dat ik mijn voorraad maar ga opmaken. Later kan ik dan proberen of er in den handel nog iets rookbaar is; anders hang ik de pijp maar aan de wilgen.

In Arnhem hebben ze van de nachtwaak een maskerade gemaakt. Men zag er o.a. Chamberlain met de paraplu.

Vanavond vergadering bij Deelen op de Pr. Fr. Laan. Plotseling mitrailleur-vuur, daarna een ontploffing, die ’t huis deed dreunen. Daarna niets meer. ’t Was half negen, klaarlicht dag en nagenoeg onbewolkt. Geen vliegtuig te zien of te horen. Den volgenden dag vernomen, dat ’t een Engelse bom moet geweest zijn, bij Driebergen. Een poos later zou een geweldige steekvlam zijn waargenomen. ’t Is lang geleden, dat wij ’t oorlogsrumoer zo vlak bij gehad hebben.

Na de lezing en correctie van Wijngaardens plan had de verdeling der voorzittersfuncties plaats die de leden van den Districtsraad in de Commissies zullen uitoefenen. Na heel wat protest van Wijngaarden, Mevr De Mos, Deelen en mij heeft ieder zo’n commissie voor zijn rekening genomen, waarbij mij „Clubvorming der Jongeren” is toegewezen. Men zit in de schuit en moet mee: eerst uit nieuwsgierigheid in een onschuldig Senioren-Convent; daaruit gekozen in een wat vagen Raad van Bijstand, thans belast met ’t voorzitterschap van ’t neteligst deel: leiding der Jongeren, waaraan er al een paar hun vingers gebrand hebben.

Zeker, ik ben maar voorzitter; ik mag een commissie van 5 leden vormen, die ’t werk doen. Maar ik draag de verantwoordelijkheid. Initiatief zal men mij wel niet vragen: dat is er al te veel. Maar ik zal moeten oordelen, leiden en remmen; ’t laatste vooral. En dan in een groep mensen, jongeren, waarvan ik er nauwelijks een paar oppervlakkig ken, terwijl het de eerste maal in mijn leven is, (ik ben 58) dat ik niet-ambtelijk naar buiten treed, in zo’n milieu althans.

Vreemd, ik heb mijn leven lang tusschen de jeugd gesleten, waarvan 30 jaar tussen kwekelingen van 14-20 (–25?), ik heb 28 jaar lang aan ’t hoofd van inrichtingen gestaan, talloze vergaderingen geleid, bestuursfuncties bekleed in verenigingen en nooit heb ik mij in mijn hemd voelen staan als nu. Niet dat ik den steun van een ambt mis of de onderwijzersmentaliteit bij deze Unie-jongeren: ik heb altijd redelijk-wel met jongeren kunnen omgaan ook zonder „stok achter de deur”. Maar ik ben huiverig de verantwoordelijkheid te moeten dragen voor de daden van een aantal jonge mensen, die maar bij wijze van spreken een groep vormen, die nauwelijks iets gemeen hebben dan hun haat tegen de bezettende macht, en van allerlei oncontroleerbare zijden blootstaan aan invloeden, die opbouwenden arbeid in geestelijken zin uiterst moeilijk maken. En in die richting zou ik het toch willen sturen, want voor oom-ganzenbord voel ik mij te goed.

Ik zal maar eerst contact zoeken en een commissie samenstellen; daarna zullen we handelen naar bevind van zaken. De organisatie van V Wijngaarden draagt sterk de kenmerken van ’t vaderschap. ’t Zijn allemaal commissies, in vroeger tijd zo gemakkelijk: gedeelde verantwoordelijkheid! d.w.z. geen verantwoordelijkheid. Maar nu is de praktijk anders aan ’t worden: als iets misloopt grijpt de overheid de toppen beet. Zij heeft daarin, van haar standpunt uit, schoon gelijk; wij echter moeten die praktijk nog leren.

Enfin, wij zullen zien. Ik ben op democratische golven naar boven gespoeld en nu wordt er iets van mij verwacht. Vooruit met de geit! Roos is niet enthousiast. Maar dat gebeurt wel meer, en dan kwam ’t vaak toch behoorlijk uit. Dan evenwel was ik enthousiast en dat ben ik nu niet.

Zoëven kwam ’t bericht door, dat de Bismarck, die eergisteren de Hood tot zinken heeft gebracht, na een jacht van twee dagen in den grond is geboord. Een korte victorie. Maar de glorie blijft aan de Duitsers. Wie had ’t mogelijk geacht, dat Duitsland zelfs op dit gebied zo iets presteren kon. Dat men niet opkan tegen een 20-voudige overmacht, zegt hier niets.