10 mei 1941 (zaterdag)

De gedenkdag van het droeve begin. Als ik vanmorgen half zeven wakker word, lig ik na te denken, hoe het een jaar geleden was. Wat staat mij dat alles nog fel voor den geest: die vliegtuigen, dat afweergeschut, die lichtspoormunitie, en dan ’t vertrek onzer buren, de verbindingsmanschappen naar de stellingen.

Ik praat weer met den sergeant-majoor, die met trillende stem zichzelf moed inspreekt. Ik hoor weer de radio: „Parachutisten in de Bosjes van Poot” en „Britse en Franse vliegtuigen, hulp van onze geallieerden!” ’t Is een film, die ik zonder hapering kan laten aflopen; een nachtmerrie, die ik bijna zonder hiaat weer kan beleven.

En nu is ’t een jaar verder; van de schokkende gebeurtenissen zijn wij gegleden in de grauwheid van een dadenloze afwachting. Het verdriet, de pijn van den eersten slag is verminderd. Maar de zorgen voor de toekomst zijn groot: levensvreugde is er maar schaars meer. Hoe zal de toekomst zijn. Een ineenstorting van Duitsland: dus de eindoverwinning van ’t Jodendom? Of een overwinning van Duitsland. Ik hoop op ’t laatste, want een verstandig compromis tussen Duitsland en Amerika over ’t hoofd van ′t uitgestelde Engeland heen ...?

Een mooie droom, maar Amerika wordt oorlogszuchtiger. De strijd duurt voort en ook Hitler spreekt al van – een overwinning in 1942, terwijl hij tot voor kort dit jaar nog den oorlog hoopte ten einde te brengen. De hulp van Amerika aan vliegtuigen en munitie laat zich wel voelen: Hamburg en Bremen hebben zwaar geleden; dat geven de Duitsers ook toe.

Maar ... daartegenover staat een verlies van 1 millioen ton scheepsruimte van Engeland gedurende April. De strijd wordt feller. Tobruk in Cyrenaica houdt ’t nog steeds en Gen Rommel schiet niet op. De Engelsen zullen daar wel versterkingen ontvangen hebben van hun uit Griekenland gevluchte troepen en van eenheden, die uit Abessynië losgemaakt kunnen worden, nu ’t Italiaanse leger daar na dapperen tegenstand de capitulatie nabij is. Zo zwenkt de oorlogskans en ’t is nu in ieder geval wel zeker, dat 1941 de beslissing niet brengen zal. Wij zien een nieuwen winter van ontberingen al als een spookbeeld oprijzen.

Wat wisten wij een jaar geleden nog van de ellenden van den oorlog! Toen was er opwinding, verwarring, maar desondanks – hoop. En nu – dreigt er hongersnood en heerst er geestelijke depressie, angst bij velen, knagende zorg bij allen. Een leeg land, rantsoenering der noodzakelijkste levensmiddelen beneden de bestaansgrens. ’t Brood voedt niet meer en de hoeveelheid is te gering. De aardappelvoorraad zal niet reiken tot den nieuwen oogst. Boter zal om de andere week vervangen moeten worden door jam. Visch is gerantsoeneerd in kleine hoeveelheden en enorm duur.

De mensen klagen van leegheid en ijlheid. En dat zelfs zij, die nog over wat voorraad beschikken. Hoe gezinnen zonder voorraad, vooral die met opgroeiende kinderen er aan toe zijn, weten wij aan ’t gezin van Gerard in Rotterdam. Wij zonden hem deze week 5 pond clandestien spek (voor f 7.50!). De arme mensen waren o zo dankbaar. De jeugd zal gehavend uit deze ellende te voorschijn komen. En dan te bedenken, dat wij pas aan een begin zijn. Zo staan wij voor ons tweede oorlogsjaar.

Wij ontvingen in de bus een getypte opwekking om op Woensdag, 14 Mei, ten teken van rouw de gordijnen aan de straatzijde des namiddags gesloten te houden en zoveel mogelijk binnen te blijven; verder gedurende de rouwdagen 10 - 14 alle feestelijkheden, ook huiselijke, na te laten. Ik heb nergens kunnen bespeuren dat men er gevolg aan gegeven heeft.

Roos was Zaterdag 10 Mei met Mies en Toos op Rusthof om bloemen te brengen op ’t graf van Schouten. Men had zich kunnen voorstellen, dat de graven der gesneuvelden onder de bloemen bedolven zouden zijn; evenwel – niets daarvan! Dat is wel tekenend voor de Nederlanders: koud zijn zij niet, maar vooral geen pathos!

De dames zochten ook ’t ononthulde monument. Toen zij ’t vonden, waren daar vier heren in jacquet die een krans met een lint in Oranje-blanje-bleu hadden neergelegd. Plotseling sloegen zij de hakken tegen elkaar en brachten den Hitler-groet, waarna zij heengingen. Op ’t lint stond: Nationaal-Front. Een deputatie van Arnold Meijer, dus. Verder was ’t op ’t kerkhof stil.

De aangekondigde rede van Musschert op den Grebbeberg heeft niet plaats gehad. Gelukkig, dat men dat schandaal heeft voorkomen! Ontwakend tact-gevoel? Daarentegen is ze in Utrecht gehouden. Eén der redenaars liet zich wraakzuchtig uit over hen, die vóór de capitulatie de N.S.B.-ers vervolgden. Dat voorspelt weinig goeds voor Bert Kruithof. Daar staat tegenover, dat de dagvaarding tegen 20 Mei is ingetrokken. De behandeling is dus weer uitgesteld; men durft er blijkbaar niet aan: men vermoedt, dat er te veel onwelgevalligs zal loskomen. Dat wijst toch op gemis aan zelfvertrou-wen. De heren zitten nog lang niet vast genoeg om veel te riskeren!

Gisterenavond bij Ticks-Koening: To vroeg Mein Kampf te lezen ..... Wij gaan vooruit! Zij zeiden ook, dat met sommige van hun kennissen geen gesprek meer te voeren is. Er komt iets van inzicht. Toch blijft men vasthouden aan ’t waandenkbeeld, dat zonder Hitler ook bij ons wel verbeteringen in de politiek en de regering zouden zijn gekomen. Men beroept zich thans zelfs op de leuze der Koningin van voor enige jaren: „geestelijke en morele herbewapening”, en vergeet ’t onbegrip en den smaad, waarmee die leuze bij de massa des volks ontvangen werd. Dit is geen huichelarij: men is dat eenvoudig totaal vergeten!

En hoe is nu het beeld der stad na een jaar bezetting? Lege winkels, die met schijnetalages enigen indruk trachten te maken. Slagerswinkels met de halve week door gesloten luiken, zeer weinig rijdend verkeer; wat er is, is in hoofdzaak militair vervoer; particuliere auto’s verdwenen op enkele Hollandse wagens voor ambtelijk verkeer. Paarden en hitten voor allerlei stadsbezorging. Veel bakfietsen. Fietsen in minderend getal: de een na den ander valt uit door gebrek aan banden.

Veel militairen van allerlei wapens, maar hoofdzakelijk vliegers en Flak - (Flugzeug-Luftabwehr kanonen) manschappen; dan gewone infanterie, Krad-mannen (Kraft-rad) motorrijders dus en Grüne Polizei. S.S. zien we hier niet meer.

Geweldige verplaatsingen zijn de laatste 2 maanden niet meer voorgekomen. De militairen gedragen zich ordelijk. Dronkenschap ziet men niet meer, sinds allen op hoog bevel iedere week een pakket naar huis moeten sturen; als er een vergeetachtig is, geschiedt het ambtshalve door den Feldwebel. De café’s zitten steeds vol militairen evenals de bioscopen.

De betere Hollanders gaan niet meer naar de bioscoop: men wil geen Duitse films en wenst geen soldatenpubliek. Is er echter soms (heel zelden) een vrije Hollandse toneeluitvoering, dan loopt ’t storm. Ik zelf ben dit jaar 1 maal naar de bioscoop geweest. ’t Was een ellendige film; ik heb er voorgoed genoeg van.

Op de kruispunten is een opeenhoping van grote gele richtingsborden met zwarte letters, alles voor den legerdienst. Winkelende soldaten met pakken en zware tassen ziet men dagelijks met massa’s. Zij hebben een onbegrensde koopkracht en schijnen vrij over bons te kunnen beschikken. De ortskommandant ziet men voor zijn genoegen in een open brikje met steeds wisselende bespanning „van tender haar” (zei Warenar). Kenners zeggen, dat ’t Poolse paardjes zijn en dat die Kommandant een befaamd stoeterij-houder zou zijn.

Gisteren zag ik bij ’t Belgisch monument (ik dronk daar een kop nog tamelijk goede koffie en Kootje kreeg van Voskuylen zijn traditionele bakje water) één soldaat voor f 3.50 koek en biscuits kopen; hij begon direct te consumeren. Zouden ze in de kazerne met de rantsoenen aan ’t minderen zijn?

De militairen zien er overigens weldoorvoed uit en goed in de kleren. Dat begint voor ’t gewone volk minder te worden. Als men de schooljeugd (van de volksscholen) ziet, merkt men vrij sterken achteruitgang, vooral wat de kousen en schoenen betreft. De sigaren worden duurder en ook wat minder. De kleintjes van 3 cts kosten nu 5 cts. Tabak is er ook nog: iets duurder maar nog van dezelfde kwaliteit. Wat moet Nederland toch enorme voorraden tabak gehad hebben. En dan te denken hoeveel tabak er in Rotterdam verbrand is en wat de Duitsers oproken en wegkopen!

Men verzekert, dat de Amersfoortse astroloog Ram (onderwijzer aan de Pallas Atheneschool) voorspelt, dat tussen 10 en 22 Mei van dit jaar, dus dezer dagen er plotseling „iets gebeuren zal” waardoor op 22 Mei de oorlog zal zijn afgelopen. Wij zullen de waarde der astrologische voorspelling dus weldra ondubbelzinnig kunnen beoordelen. Men treft weinig profeten die zich zo blootstellen. Als ’t uitkomt, gaan Roos en ik bij hem lesnemen.