7 mei 1941 (woensdag)

De Markthal en de Manege worden volgestapeld met scheepsladingen en vrachtwagens van de kostelijkste en zeldzaamste levens- en genotmiddelen uit Amsterdam: spek, vlees, suiker, koffie, thee, tabak, jenever.

Sommigen zeggen: om ze te beveiligen tegen de bombardementen der Engelsen; anderen: om ze te beveiligen voor plundertroepen bij hongerrevolutie. De eersten vinden ’t voor Amersfoort niet geruststellend als opslagplaats gebruikt te worden. Alsof ’t spel sprak barstte vanmorgen een zwaar bombardement van afweergeschut los. Niet alleen hebben we dat hier haast nooit gehad, en zeker ’t laatste half jaar niet, maar zulk zwaar afweergeschut was ons onbekend. Intussen hebben we geen vliegtuigen vernomen en kan ’t best wat anders zijn dan afweer; ’t heeft maar 7 minuten geduurd.

Toos Visscher had zich beschikbaar gesteld een Rotterdams kind gedurende 2 maanden in huis te nemen. Zij had een Roomsen jongen gevraagd van den leeftijd van Joost. Zij kreeg een achterlijken proletariër met een slechts gedeeltelijk bruikbaren arm, voor kort hersteld van een schedeloperatie, ruw, bot en met heimwee. Hij had al 3 maanden op een sigarenfabriek gewerkt en lustte alleen paardevlees. Naar de kerk ging hij in R. nooit; wat vader deed voor de kost, wist hij niet. Daarbij had hij nog lange vingers. Toos heeft hem na één dag ervaring teruggestuurd. De comité’s kunnen wel wat beter selectie toepassen; op die manier werken zij de goede zaak tegen.

Irak is in vollen oorlog tegen Engeland. De sympathieën van Iran en Syrië zijn voor Irak. Duitsland schijnt havens in Frans Marokko te zullen krijgen. Steeds opnieuw komen berichten van opstanden in Brits-Indië.

Ondanks alles blijven de echte „mootjeshakkers” zeggen, dat alles goed gaat. Zij verdoven en verblinden zich met hun eigen bluf: „Engeland heeft op den Balkan nooit serieus willen vechten; maar ze hadden nu eenmaal hulp beloofd en nu moesten ze wel wat doen, voor hun eer!”

Zulke redeneringen gaan er bij de lui nog steeds in! Lui met zulk fijn onderscheidingsvermogen voor eer durven nog den mond vol nemen tegenover mensen, die de Duitsers niet voor tijgers en gangsters willen aanzien! Zij willen Nederlands erewacht zijn! Als je eindelijk een van die lui zover hebt, dat hij iets van dit schijnheilig schoftendom der Engelsen ziet, luidt het ontmoedigend referein: „Ja, maar van hen moeten wij het nu eenmaal hebben.”

Eergisteren werd hier in Concordia een samenkomst gehouden van „Evangelie en Volk”, een groep Christelijke N.S.B.-ers. Ik had er nooit van gehoord. Hun critiek was fel; op de kerken, die Christus’ woord miskenden. Hun jodenhaat is te bitter om nog christelijk te heten. Laat zij maar zeggen, wat zij met de joden willen; weten zij een menselijke oplossing, die de maatschappij tegen hen beschermt, goed dan. Maar hun ophitserij is negatief en dat is onjuist. De joden horen hier niet thuis; accoord. Maar waar moeten ze blijven?